Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Réveil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Réveil

10

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Willem de Clercq (1795-1844) (3)

Verhouding tot Da Costa en Kohlhrugge.

Gezien de beperkte ruimte, moeten we veel laten liggen. We zouden echter aan De Clercq tekort doen als we niet tekenden zijn verhouding tot twee tegenpolen van elkaar: Da Costa en Kohlbrugge.

Da Costa (1798-1860) was een rechtsgeleerde, welke grote invloed heeft uitgeoefend in de kring van het Réveil. Van geboorte een Israëliet, ging hij met zijn vrouw in 1822 tot het Christendom over. De nederlandse dichter Bilderdijk heeft grote invloed op hem uitgeoefend. Als dichter en als godgeleerde is hij van grote betekenis geweest.

Kohlbrugge (1803-1875) werd in Amsterdam geboren als zoon van 'n Duitse immigrant. Eerst hulpprediker in de Hersteld-Lutherse Gemeente te Amsterdam, wilde hij als gevolg van een oprechte bekering in zijn leven — als aanhanger van de Gereformeerde leer — lidmaat worden van de Hervormde Kerk. Dit werd hem geweigerd. Hij is toen predikant geworden in Duitsland, in Elberfeld. Hij was scherp tegen de Afscheiding gekant.

De Clercq heeft eigenlijk voortdurend als de slinger van een ouderwetse klok tussen die beide personen heen en weer gezwaaid, om tenslotte meer en meer Kohlbrugge te naderen. De strijd, die dit alles bij hem teweegbracht, heeft vooral de laatste jaren van zijn leven zeer moeilijk gemaakt.

Deze moeilijkheid was niet alleen het gevolg van uiteenlopende gedachtengangen. Er kwam ook een psychologisch aspect bij. De Clercq was naar zijn aard en karakter veel meer aangelegd op Da Costa, terwijl hij de persoon van de scherpe, hoekige Kohlbrugge niet erg kon waarderen. We zien echter dat De Clercq toch meer de leer van Kohlbrugge heeft gekozen! Dat dit voor een gevoelsmens als De Clercq grote moeilijkheden met zich meebracht, laat zich indenken.

Da Costa legde de nadruk op de roeping tot heiligmaking, welke tot de verloste mens uitgaat. Kohlbrugge echter was zó bang voor een heiligmaking, waardoor de bekeerde mens iets zou worden met zijn goede werken, dat hij de heiligmaking zeer sterk in de rechtvaardigmaking liet opgaan. Ook het leven in heiligmaking moet van uur tot uur geschonken worden.

Waarom zou ik niet ter verduidelijking enkele regels aanhalen uit het bekende boek van M. E. Kluit „Het Réveil in Nederland" (p. 185): „Kohlbrugge betrok met theologischen greep alle tijdelijke verdorvenheid binnen het onmetelijk rijk der zonde, waarvan geen verlossing mogelijk was, tenzij door een absolute genade Gods, die deze zonde loochende in het heilswerk van Zijn Zoon, Jezus Christus. In Hem, inge­ plant door 't geloof, ziet God ons rein, heilig en koninklijk. 

Deze vreemde heiligheid, waarmee de zondige mensen van uur tot uur heilig gemaakt worden, vervult Kohlbrugge van een innerlijke vreugde en in zijn prediking over Romeinen 7 vs. 14 klinkt het: Zorg eerst daarvoor dat gij Christus wedervindt. Die weet alleen ons zoo in heiligheid te stellen, dat, wanneer wij belijden: „Ik ben vleselijk en zwart". Zijn Woord boven alles geldt: „Ik zie aan u geene vlek, zo liefelijk en heilig zijt gij Mij".

De verlossing en zaligmaking door 't bloed van Christus hebben voorzeker ook Da Costa en de zijnen gepredikt, maar deze verlossing vernieuwde en activeerde des mensen wil tot een leven dat God kon behagen: „Brengt dan vruchten voort der bekering waardig", dat werd hun levensleus en strevensinhuod, uitgangspunt voor hun practische activiteit. —

Kohlbrugge daarentegen handhaafde met onverbiddelijke gestrengheid ook in het verlossingsstadium de almacht en alkracht Gods en de diepe onbekwaamheid, het grondeloos onvermogen des mensen, die ook zijn heiligmaking geheel uit Gods hand moest aannemen".

Tussen deze twee figuren heeft De Clercq a.h.w. „klem" gezeten".

De krachtige persoonlijkheid van Da Costa trok De Clercq met zijn weifelende aard sterk aan. Voortdurend leven ze met elkaar in de gesprekshouding. Toch keerde De Clercq zich op den duur meer en meer tot Kohlbrugge.

In een dissertatie over De Clercq van C. E. te Litum wordt terecht gezegd: „Het profetische in Kohlbrugge fascineert hem (De Clercq), (BJW) en het gebrek aan menselijkheid heeft zijn ziel verschroeid. En wat hij alle jaren zal blijven doen, doet hij dezen avond (n.l. toen De Clercq in 1828 met Kohlbrugge kennismaakte BJW) : Hij wil, hem bewonderen en zoekt „zijn indrukken weg te dringen".

In de jaren die daarop volgen drukt deze strijd een stempel op de ziel van De Clercq. In 1841 schrijft hij in zijn dagboek: „Met de denkbeelden van Kohlbrugge ben ik nog steeds worstelende".

In een brief aan Da Costa van 1837: „Het gesprek met hem (Kohlbrugge, BJW) was mij niet gemakkelijk, maar ik gevoelde dat ook hij mij door den Heere gezonden werd en ik mogt door de schors heen, die mij afstoot zaken horen, die mij getuigen dat er een kind Gods sprak.... Hij staat hoog, maar het komt er nu maar op aan of hij (aan) God of (aan) zichzelven offert .... Om echt Kohlbruggiaans te zijn moet men Kohlbrugge zelve wezen! En echter het blijft een opmerkelijk mensch".

Al staakt De Clercq op een gegeven moment zijn zondagavondbezoeken aan Da Costa, toch noemt hij hem steeds „een vriend des harten".

Da Costa waarschuwt De Clercq voor een al te grote overheersing van Kohlbrugge. Da Costa kan zich niet verenigen met de uitlating van Kohlbrugge: „Wij blijven dood in onszelf". Da Costa schrijft naar aanleiding daarvan: (In Gods Woord) is alleen gesproken van dóóden of levenden. De onbekeerde is dood, de bekeerde of gelovige is levend. En dit kan niet gedeeld worden. De strijd van den ouden en van den nieuwen mens blijft; maar die strijd zelve is leven, en waar die ontbreekt is de dood. De tweeheid in den wedergeborene is leven. Doch vooral heb ik ertegen, dat op die wijze de nieuwe mensch altijd als iets bijkomstigs, iets buiten ons wordt voorgesteld; terwijl dan in het wezen en den grond der zake de mensch dezelfde is, die hij was. In tegendeel, volgens het Woord, na de bekeering de nieuwe mensch ons eigenlijke Ik; en de oude mensch een aanhangsel, krachtig altijd, en in zichzelven onveranderd, maar met Christus gekruisigd, en dus niet meer ons zelve".

Toch wordt na 1839 de invloed van Kohlbrugge op de Clercq hoe langer hoe sterker. Een merkwaardige uiting daarvan is dat hij geen steun wil geven aan het Matigheidsgenootschap tegen alcoholisme. Hij zegt: „Ik ken maar één middel tot uitdelging van zonde en verandering des harten: het geloof in Christus en vernieuwing door de Heilige Geest, anders blijft het altijd slechts een verwisseling van zonden".

Ieder contact met Kohlbrugge werkt bij De Clercq lang na. In een kwestie over de vaccinatie en over de vraag in hoeverre een Christen zich met het openbare leven mag bemoeien heeft hij met Kohlbrugge ook intense briefwisseling.

In de loop van 1843 geeft De Clerq zich steeds meer gewonnen. Op een gegeven ogenblik schrijft hij: „Het was dunkt mij of de zaken die vroeger in mijn hoofd waren thans in mijn hart waren overgegaan. Ik gevoelde dat Kohlbrugge de waarheid leerde en op den waarachtigen toestand voor God wees. Zooals hij daar jaren voor mij had gestaan, stond hij niet meer, hij scheen mij inmijn innerlijk gevoel met mij verenigd, ik gevoelde zoo dat alleen uit de ware erkenning van God de wezentlijke liefde kan voortvloeien".

De Clercq schrijft in datzelfde jaar: „Van den eenen kant alle mijne sympathiën inzigten herinneringen hope gebed, van den anderen kant, de consequentie van een beginsel sterk doorgedreven, een punt alles beslissende. Ik kan het niet beslissen en voel beide kanten sterk".

Ook zijn kritiek op de kerk groeit door de inwerking van Kohlbrugge. De Clercq kan minder gemakkelijk de kerkdiensten bijwonen. Als De Clercq gestorven is schrijft Da Costa aan Beets: „Hij zocht eene kerk, waarin de Heer, Dien hij gevonden had, Die hem opgezocht had, volmaakt gediend werd; dezen morgen werd hij ingeleid in het heiligdom, alwaar die behoefte wordt vervuld".

Wel moet gezegd worden, dat De Clercqs persoonlijke instelling niet klopte met de scherpe eisen van Kohlburgge. De Clercq is toch zeer sociaal voelend en wil in gemeenschap met anderen het Christelijk geloof als een Réveil doen inwerken op volk en maatschappij. Maar Kohlbrugge met zijn zeer „autarkische" persoonlijkheid houdt hem daarvan voortdurend af. Die tè zware strijd veroorzaakt op den duur afmatting. Daardoor ging bij De Clercq ook steeds sterker het heimwee naar boven leven. Iemand heeft eens geschreven: „Kohlbrugge als karakter heeft Willem de Clercq als karakter niet genoegzaam verstaan". Dat is, dacht ik, een juiste opmerking. Ieders geloof draagt een andere kleur, naarmate iemands aard en aanleg is. Zonder nu iets af te doen Van de waarde van Kohlbrugges theologie mogen we toch wel zeggen dat zijn persoonlijke invloed op De Clercq enigszins verlammend heeft gewerkt. De Clercq met zijn spontane, harmonie-zoekende aard was nu eenmaal anders dan Kohlbrugge met zijn scherpe, dikwijls onaangename karakter.

Het is waarschijnlijk wel juist van De Clercq opgemerkt „dat de oorzaak van zijn verscheurdheid lag in de disharmonie tussen zijn wezen en het ideaal, waarnaar hij zich trachtte te vormen".

Dat de vergeving in De Clercqs leven geen werkelijkheid zou geworden zijn, vind ik te scherp gezegd. Maar wel is hij bang geweest om zichzelf met zijn eigen aanleg weer uit Gods hand te aanvaarden en in een rustig vetrouwen als een kind van God te leven.

Er is nog veel meer van De Clercq te schrijven. In het weinige, dat nu op papier staat heb ik wellicht iets te weinig gezegd van zijn plaats in het geheel vein het Réveil, maar wél geprobeerd iets van zijn persoonlijkheid te laten zien. Dat leek me het belangrijkst, want slechts vandaaruit is zijn houding naar buiten te begrijpen.

Willem de Clercq is een man geweest van strijd en lijden. Een man dit het goede deel heeft gekozen, beter gezegd: gekregen. Maar vervolgens ook een man die ontzaglijk geworsteld heeft om een eenheid tussen geloof en leven tot stand te brengen in het leven hier op aarde. Hij is pas goed op zijn plaats in het Heiligdom hierboven. Daar is een aanbidding in volkomenheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het Réveil

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's