Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CATECHISMUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CATECHISMUS

23

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een laatste tegenwerping.

Vraag en antwoord 11.

Vr. Is dan God ook niet barmhartig?

A. God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig: daarom zo eist zijn gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde.

Een mens houdt het lang vol tegen God. Als er voor hem geen enkele uitvlucht meer overblijft, zoekt hij zich tenslotte te blinddoeken door als tegenwerping de vraag te stellen: Is dan God niet barmhartig? — Is hem het ontzettende van de zonde en onze ellende voorgehouden en het strenge oordeel Gods daarover aangekondigd, zo komt hij tenslotte — in plaats van er voor te vallen — aandragen met de barmhartigheid Gods, waarvan hij echter niets begrijpt.

Neen, van Gods recht mag niet worden afgestapt. Het voorstellen van de vloek op de zonde is geen schijnvertoning, maar bittere ernst. We spreken niet over Gods barmhartigheid, voor dat vast staat, dat Zijn straffen gewis zijn. De Schrift leert, dat God de zonden bezoekt. Zij stelt daarvoor Kaïn, Korach, Dathan en Abiram, Saul, Achab, Izebel, Judas, de zondvloed, Sodom en Gomorra en zo veel meer ten voorbeeld. En spreekt het kruis op Golgotha niet afdoende: Eer God de zonde ongestraft liet heeft Hij ze bezocht aan Zijn eigen Zoon.

Indien ons de straf op de zonde, de vloek der wet niet volle ernst is of wordt, zodat we Gods gramschap in belevend geloof leren kennen en daarbij omkomen, zal de barmhartigheid voor ons toegesloten blijven. Niemand legge daarom aan het geweten het zwijgen op met te denken aan de barmhartigheid Gods zonder dat hij zich dit rechtvaardig oordeel op de zonde bewust is. Die dat inleeft kan zichzelf niet meer redden met een gedachte, maar moet gered worden. En zo wordt geleerd, wat genade is.

Met het gezegde „God is toch barmhartig" sussen zich velen in slaap, totdat ze hun ogen opslaan in het verderf. Men heeft slechts zichzelf, niet God op het oog, en misleidt zich zo met een gestolen vrede. Terwijl men enige gewetenswroeging heeft stelt men Jezus en zijn bloed voor zijn verbeelding en loopt men zo op eigen kracht naar Jezus. Er is geen rechte kennis van de verhouding der deugden Gods onderling. Men speelt ze als het ware tegen elkaar uit, als moet de gerechtigheid Gods het afleggen tegen Zijn barmhartigheid. Doch recht en genade zijn in God in volle eeuwige harmonie. Daarom juist leert de zondaar God buiten Christus kennen in Zijn wraakvorderende gerechtigheid, doch in Christus, dat het recht en de genade elkander kussen. In Christus geeft de genade aan het recht de eer. En dat wordt in het geloof doorleefd. Het geloof is niet een soort platonische liefde, maar door en door bevindelijk. Dat houdt in, dat we allereerst besef omdragen, dat aan het recht der wet moet voldaan worden door óns, zullen we leven en in gemeenschap met God tot zaligheid worden gebracht. Vervolgens, dat we onder het recht Gods, dat van ons als wetsovertreders de dood eist, omkomen, doordat we buiten de zaligheid, buiten Gods gemeenschap gesloten worden, en het ontzettende daarvan beseffen, terwijl we het nochtans als rechtvaardig billijken. Verder, dat we Jezus als onze plaatsbekledende Borg ontvangen, zoals Hij ons particulier geschonken wordt en door het geloof omhelsd. Wij kenden en bezaten Hem daarvoor zó niet. — Nu is het persoonlijke, zalige kennis in beleving, dat door Jezus Christus, onze Borg, ontvangen van God, voldaan is aan Gods recht, en dat dit nu de wonderbare genade is, die mij is bewezen, dat God in plaats van aan mij, aan Zijn eigen Zoon Zijn rechtvaardig vonnis heeft voltrokken, en mij nu rechtvaardig verklaart om en in Christus, en dat Hij mij zo volkomen vrijuit doet gaan, als had ik zelf alles volbracht wat Christus voor mij gedaan heeft in het vervullen van de wet en het doordragen van de gehele straf op de zonde. Nu zinkt het zalig besef tot op de bodem, ja tot in de grond van mijn hart, dat ik nu van een kind des toorns, die rechtvaardig buiten Gods gemeenschap gesloten was, ben geworden een kind des huizes, aangenomen in de Geliefde, opgenomen in gemeenschap met God, zodat God mijn God en getrouwe Vader is om Christus wil.

Zo geven we in ons hart de volle lof aan het recht Gods, maar ook aan Zijn genade. Beide deugden zijn ons even lief, en de vrede ruist van binnen.

Als daarom aan de rechtvaardigheid Gods te kort gedaan wordt door zoals in deze vraag geschiedt — de barmhartigheid op verkeerde en eenzijdige wijze naar voren te schuiven, dan steekt christen waarschuwend de vinger op en zegt: God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig; u moet niet pleisteren met de barmhartigheid Gods alvorens Gods gerechtigheid, die straf vordert, recht te hebben verstaan en aanvaard. Anders wordt het juist onmogelijk om de barmhartigheid Gods naar haar wezen en rijkdom te leren kennen.

Voor de verslagen zondaar wordt het — als hij dit hoort — wel geheel hopeloos aan zijn kant, maar het is, o God door Zijn Woord en Geest Zijn barmhartigheid aan hem kan verheerlijken. Want God vernedert om te verhogen. Dat kan zo één wel niet bezien, maar ook daarmee heeft God Zijn wijze barmhartige bedoeling, daar anders Zijn genade niet roemen kon tegen een welverdiend oordeel. Daarom is het goed als het Woord, alleen het Woord heerst over de verbrijzelde: Daarom zo eist Zijn gerechtiheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft wordt.

Zo heft het antwoord de majesteit Gods hoog op. Juist dat is het kenmerk van wederbarende bediening van de Heilige Geest. De verbrijzelde kent zichzelf niet als zodanig. Hij heeft er ook geen tijd voor om zichzelf te beschouwen. En let hij al op zichzelf, dan is hij in eigen oog nog te hoog. De majesteit Gods rijst op, en hij billijkt de straf Gods op zijn doemwaardig bestaan. Hij verdient de eeuwige dood naar lichaam en ziel.

Maar nu zal ook het wonder van genade geschieden. God doet het één niet zonder het ander. Waar u de weg wordt afgesloten, wordt de weg gebaand om deze straf te ontgaan, zonder dat Gods deugden gekrenkt worden. God openbaart in het hart van de verbrijzelde Zijn barmhartigheid in Zijn Geliefde, Welke God voorgesteld heeft tot een verzoening door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die tevoren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods.

Als we Hem, Die als onze Plaatsbekleder de weg alleen gegaan is, mogen kennen, wordt het wonder der genade al gaande groter bij het denken aan de diepf afgrond, waarin we eeuwig hadden moeten verzinken.

Opdat nu de barmhartigheid Gods lof ontvangen zal is derhalve nodig de vermaning, dat de zondaren hun gerechtigheden en ook hun inbeelding verlaten, opdat zij als verlorenen, aan zichzelf wanhopig, erkennen: de zonde tegen de hoogste majesteit Gods bedreven, moet met de hoogste straf aan lichaam, en ziel gestraft worden. Zo zullen ze niet maar bidden en roepen om Jezus, maar zijn ze één gebed en één roep om Hem. Daar is plaats voor de Christus, de Barmhartigheid Gods. Dat God deze weg heeft uitgedacht: Christus! Hij had geen enkele verplichting jegens ons. Het is enkel Zijn welbehagen. Hoe onzegbaar groot is Zijn genade en barmhartigheid in het licht van Zijn gerechtigheid, die straf vordert, naar Zijn Woord. Daar straalt nu goddelijke liefde.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE CATECHISMUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's