Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overheid en economisch leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overheid en economisch leven

4

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

ROOMS-KATHOLIEKE EN PROTESTANTS-CHRISTELIJKE OPVATTINGEN

Rooms-katholieke kerk.

De rooms-katholieke kerk kon niet achter blijven bij het vormen van een mening over het socialisme en het liberalisme en met name niet over de ellendige sociale toestanden die in de negentiende eeuw met het opkomen van de moderne industrie gepaard gingen.

In 1891 werd door Paus Leo XIII een encycliek over de toestand der werklieden uitgevaardigd. Dit schrijven, zoals gebruikelijk bij encyclieken, met de beginwoorden aangehaald (Rerum No varum) beoogde de officiële houding van de kerk aan te geven ten opzichte van de sociale kwestie.

In de encycliek vindt men vele paralellen met het socialisme. De Paus bestreed wel het socialisme, met name de klassenstrijd, maar de encycliek was minder tegen dat stelsel dan wel tegen het liberalisme gericht.

De R.K. sociale leer ziet het sociale vraagstuk der 19e eeuw als gevolg van het industrialistisch kapitalisme, van het machinetijdperk en de bezitloosheid der arbeiders ; het kapitalisme wordt ernstig aangeklaagd: „een zeer klein aantal machtige geldmagnaten heeft een bijna-slavenjuk opgelegd aan de onafzienbare menigte proletariërs".

In de R.K. visie wordt volledig erkend, dat het sociale vraagstuk rechtstreeks samenhangt met de kapitalistische bezitsverhoudingen, met daarachter als beslissende macht de individualistische geesteshouding en gezindheid die het klassieke liberalisme heeft voortgebracht en die machtig werd door de breuk van de moderne wereld met de moederkerk.

De oplossing die in de encycliek wordt aangegeven, wijkt in dié zin van de socialistische af, dat men het kapitalisme wil beteugelen door overheidsingrijpen, maar het privaat-eigendom moet behouden blijven en mag niet vervangen worden door gemeenschapsbezit (socialisatie). Praktisch politiek gesproken komt het hierop neer dat in de encycliek getracht wordt het midden te vinden tussen het liberalisme en het socialisme. Van beide stelsels worden de scherpe kanten afgeveild, het meest dan wel van het liberalisme.

Het R.K. solidarisme.

Wij dienen wel te bedenken dat de R.K. leer meer is dan de vereniging van de beste elementen van liberalisme en socialisme. Zij is gebaseerd op een uitdrukkelijke visie op de maatschappij, die op haar beurt gebaseerd is op de R.K. theologie. Deze visie wordt wel genoemd het R.K. solidarisme.

De R.K. theorie gaat uit van de leer van het natuurrecht. Volgens deze leer kan de orde der schepping door de rede uit de natuur worden afgelezen. Deze orde blijkt dan te zijn een eenheid, die alle veelheid bindt. Toegepast op het menselijk samenleven is deze orde zodanig dat de persoon nooit zo mag opgaan in de gemeenschap dat zijn individuele waardigheid en vrijheid worden geofferd, anderzijds mag de persoon nooit tegenover de gemeenschap gesteld worden, alsof deze aan de belangen van één individuele persoon opgeofferd zou kunnen worden. Vrijheid en gebondenheid worden beide verdedigd en tot eenheid gebracht (solidarisme).

De werkelijkheid is echter verdeeld in twee verdiepingen. Boven de onderste verdieping, die gevormd wordt door het natuurlijke leven, dat door de rede wordt gekend, staat de bovenverdieping van het bovennatuurlijke leven der genade, dat het natuurlijke leven voleindigd en aanvult. Vandaar dat het ontbreken van de harmonie in de 19e eeuw, zich uitend in de slechte sociale toestanden, terug te voeren is tot het ontbreken van de aansluiting tussen de onder- en bovenbouw, m.a.w. door de breuk van de moderne maatschappij met de R.K. kerk.

Aangezien de invloed van de R.K. kerk zodanig was, dat aan een herstel van deze breuk niet te denken viel, werd de weg gekozen van een eigen Roomse cultuur. Paus Leo XIII is de promotor geweest van deze ontwikkeling. Hij heeft zich zeer beijverd voor eigen Roomse organisaties temidden van de ontkerstende bewegingen. Hij bevorderde de stichting en uitbouw van allerlei kerkelijke instituten en verenigingen. Op sociaal terrein gaf hij middels zijn eerdergenoemde encycliek „Rerum Novarum" de stoot tot het oprichten van eigen arbeiders-organisaties. Nu het liberalisme aan de middeleeuwse theocratie een eind had gemaakt, was deze bundeling van geloofsgenoten in aparte, eigen organisaties, de enige vorm, waarin aan de theocratische eisen van de R.K. maatschappijleer recht kon worden gedaan.

Protestants christelijke opvatting.

Ook de protestantse kerken hadden oog voor de slechte sociale toestanden in de 19e eeuw. De veelvuldig geuite mening dat de kerk in de vorige eeuw ten aanzien van het sociale vraagstuk schromelijk haar taak heeft verwaarloosd, waardoor grote groepen arbeiders van haar vervreemd zijn, is op zichzelf onjuist. In zijn „Geschiedenis der Kerk" drukt dr. Berkhof het als volgt uit: „De gedachteloos nagesproken gemeenplaats dat de kerk onverschillig zou zijn gebleven voor het sociale vraagstuk, behoorde niet meer te worden herhaald. Tenminste wanneer we de kerk billijkerwijze beoordelen naar haar verantwoordelijke leiders, en niet naar die grote massa van schijnchristenen, die voor alle roepstemmen altijd doof blijven". De kerk heeft zich in de vorige eeuw zeer beijverd om de arme in zijn nood te helpen.

Wat de kerk echter niet gezien heeft, is dat met het steunen van de armen het sociale vraagstuk niet werd opgelost, m.a.w. de kerk zag wel de afzonderlijke armen, maar niet het sociaal verschijnsel der armoede. Er werd te weinig gezien dat de slechte toestanden structueel moesten worden aangepakt, d.w.z. dat er allereerst gerechtigheid nodig was, die de bestaansvoorwaarden verandert, en dat met barmhartigheid die zich op de individuele mens richt, niet kon worden volstaan. Dr. Berkhof stelt dat de profetische eis tot gerechtigheid in de officiële verkondiging van de kerk te weinig heeft doorgeklonken. Teveel hadden de „bezitters" het voor het zeggen en werd op hun gunst gespeculeerd. Beijvering voor het vinden van een structurele oplosing van het sociale vraagstuk is vooral het werk van individuele christenen geweest.

Kuyper en Talma.

In de eerste plaats moet in dit verband dr. Kuyper genoemd worden. Hij is de initiatiefnemer geweest tot het houden van het Eerste Christelijk Sociaal Congres (nov. 1891). De openingsrede die hij voor dit congres gehouden heeft, is van zodanige kwaliteit, dat zij tot op de huidige dag haar waarde behouden heeft.

Kuyper brak radicaal met de gedachte die bij vele protestanten leefde, van: geen sociale wetgeving, geen stakingsrecht, geen structuurverandering van de maatschappij, want de tegenstelling tussen rijk en arm is een bijbels gegeven. Kuyper stelde dat op grond van het Evangelie een radicale structuurverandering van de maatschappij moet worden geëist, waarbij aan de staat een positieve taak werd toegedacht. Kuyper zegt o.a. „dat er enorme twijfel gerezen is aan de deugdelijkheid van het maatschappelijk gebouw, waarin wij wonen" en „deze onhoudbaarheid wordt niet verklaard uit bijkomstige oorzaken, maar uit een fout in de grondslag zelf van ons maatschappelijk leven". „Voor wie dit niet erkent en acht, dat het kwaad te bezweren is door kweking van vrome zin, door vriendelijke bejegening of milder liefdegave, moge er een filantropische kwestie bestaan, maar een sociale kwestie bestaat voor hem niet. Die bestaat eerst zo ge architectonische kritiek oefent op de menselijke sociëteit zelf en diensvolgens een andere inrichting van het maatschappelijk gebeuren gewenst en mogelijk acht".

Kuyper's rede was in zijn diagnose vlijmscherp, maar in zijn therapie (geneeswijze) uiterst zwak. Wat nu concreet in de praktijk gebeuren moest werd niet aangegeven.

Bij Talma (predikant van oorsprong en later pionier op het gebied van de sociale wetgeving) lag het juist andersom. Hij was de man van de ,,actie". Wat bij Kuyper gemist werd, werd bij Talma gevonden. Beiden vulden elkaar prachtig aan. In zijn brochure „Het recht van de arbeidende stand" pleitte Talma voor vakantie, het recht van staking en voor sociale wetgeving. Hij was diep overtuigd van de rechtvaardige zaak van de arbeiders. De tegenstand die hij uit eigen kring ondervond was zeer sterk. Hij werd uitgescholden voor Staatssocialist omdat hij niet alleen beschermen, maar ook regelen wilde. Als Kuyper sprak werd er geapplaudiseerd, maar er ontstond heftige tegenstand als Talma trachtte in de praktijk aan Kuyper's ideeën gestalte te geven.

Protestants solidarisme.

Kuyper en Talma wijzen beiden het socialisme af. Zij zien het socialisme als een te zeer economisch bepaalde benadering van het sociale vraagstuk. Met name verwerpen zij de leer van de klassenstrijd en het historisch materialisme. Fundamenteel zagen zij het socialisme en liberalisme als een eenheid, beide stoelend op de levensbeschouwing der revolutie.

Kuyper en Talma stonden praktischpolitiek gezien tussen het socialisme en kapitalisme in. Beiden hielden vast aan het private eigendom, waarbij in de gedachte van het bijbels rentmeesterschap een uiterst belangrijke remedie gezien werd tegen kapitalistische uitwassen. Voorts dachten beiden sterk aan 't in het leven roepen van organen met publiekrechtelijke bevoegdheid. waarin zowel de werknemers als de werkgevers zouden meewerken. Op die manier dachten zij aan de medezeggenschap van de arbeiders gestalte te kunnen geven.

De visie van de rooms-katholieken en van Kuyper/Talma liggen niet zover uit elkaar. Hoewel 't uitgangspunt verschillend is, wijken de praktische voorstellen weinig van elkaar af. De voornaamste afwijking ligt in de grotere reserves die Kuyper had voor het ingrijpen van de overheid op grond van het door hem ontwikkelde beginsel der „souvereiniteit in eigen kring". Hieronder wordt verstaan de gedachte van door God in de schepping gelegde levenskringen, elk met eigen aard en bepalend beginsel, waarbij de ene kring — n.l. de staat — er voor moet waken de eigen souvereiniteit der andere kringen — b.v. economisch leven, maatschappij, gezin — te eerbiedigen. Dit beginsel, waaraan vooral binnen de A.R. Partij grote waarde is gehecht, is gelanceerd als een rem tegen overheidsingrijpen. Vooral diegenen, die steeds met huiver vervuld waren over de toenemen, de mate waarin de overheid in het sociaal economisch leven ingreep, vonden steun in dit beginsel.

Persoonlijk zie ik een zekere tegenstelling tussen Kuyper's gedachte over het sociale vraagstuk (uitgesproken in de openingsrede van het Eerste Chr. Sociaal Congres) en zijn leer van de souvereiniteit in eigen kring. Het is wellicht mede hieraan te wijten dat de grenzen van de overheidstaak een punt van voortdurende discussie gebleven zijn ook na Kuyper's dood. Colijn was zeer huiverig voor overheidsingrijpen. Hij werd door de R. Katholieken zelfs

voor „liberaal uitgemaakt. Ook door velen binnen eigen kring werd Colijn als „conservatief" bestempeld. Overigens was de praktijk harder dan de leer. Door de geweldige economische crisis die in 1929 begon, waren de overheden gedwongen om vergaande maatregelen te nemen (b.v. de bekende crisis-wetgeving), ook de Nederlandse (onder leiding van Colijn). Maar ook nadat de crisis teneinde was, bleef de rol van de overheid in het economisch gebeuren groeien. De ontwikkelingen in de economische wetenschap hebben hieraan niet weinig bijgedragen. Vrij algemeen werd de theorie aanvaard dat grootheden in het economisch leven van een land, zoals loonpeil, prijsniveau, betalingsbalans, werkgelegenheid e.a., ten nauwste met elkaar samenhangen. Wilde men een nieuwe crisis vermijden, dan was het noodzakelijk dat er een instantie was, die op de verhouding en het evenwicht tussen de verschillende z.g. macro-economische grootheden controle hield. Het behoeft dan ook niet te verwonderen dat de overheid deze taak in het economisch leven kreeg toebedeeld.

De prot. chr. partijen hadden er moeite mee om deze ontwikkeling te aanvaarden, omdat zij strijdig zou zijn met de „beginselen".

In het volgend artikel willen wij aangeven hoe met de geschetste spanningen de „doorbraak" is geboren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Overheid en economisch leven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1964

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's