Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Réveil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Réveil

Guillaume Groen van Prinsterer (1801—1876) III

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groen als historicus

Groen als historicus.

„Historische studie en parlementaire loopbaan", zegt Groen, „was het ideaal mijner jeugd. Van het bureauleven had ik een afkeer. En ziet, o ijdelheid onzer berekeningen! daar (bij het Kabinet) werd ik voor de taak mijner keuze gevormd".

Toen Groen in 1833 na een ernstige ziekte herstel zocht in Zwitserland, wachtte hem bij zijn terugkeer „.... een verrassing! Een reden tot een, meer dan ik zelf nog vermoedde, onuitsprekelijke dank! Nauwelijks was ik, al zuchtend, tot de menigerlei documenten van de administratieven rosmolen wedergekeerd, of ik werd, niet als medelid ener commissie, gelijk ze vroeger bestaan had, maar zonderambtgenoot, belast met het toezigt over het Huis-Archief".

Hier vond hij eindelijk, ontslagen van de bureaucrate arbeid bij het Kabinet van de koning, „een duidelijk aangewezen levensbesteding", „met zijn aanleg en wensch overeenkomstig". Daarbij kwam, dat door zijn innerlijke ommekeer het hem gaande moeilijker viel zijn functie als referendaris te blijven vervullen. Hij onderkende de gevaren van de dreigende revolutionaire krisis en zag ook het ontoereikende van een restauratie van de oude toestanden. Hij was „uit de nevels van het idealisme op de harde grond van de werkelijkheid" terecht gekomen, maar nu kwam hij in een moeilijke positie. Hij genoot het vertrouwen van de koning, maar voelde zich geroepen, gezien de kritieke situatie in de politieke verhoudingen, om zijn inzichten over de kardinale vraagstukken open en eerlijk aan de koning mee te delen. In 1829 begon hij op gevaar af voor zijn positie met de uitgave van een politiek blad „Nederlandsche Gedachten", dat in het koninklijk paleis geschreven werd en al gauw een orgaan van de oppositie werd. De koning wist wel dat Groen gedreven werd door liefde voor het huis van Oranje en nam hem zijn vaak scherpe critiek niet kwalijk.

Groen verlangde naar de eenzaamheid van studeerkamer en archief. Dat was de behoefte aan wetenschappelijke verdieping van zijn pasverworven overtuigingen, aan berekening van hun draagwijdte. Hij had moeten vaststellen hoe in kerk, staat en wetenschap het liberalisme zonder tegenspraak de toon aangaf. Doeltreffende bestrijding kon slechts beginnen na versterking van eigen stelling door zijn inzichten historisch te funderen en verdiepen.

Naast de grote bronnenuitgave van het Huis-Archief was een grote prestatie het schrijven van het „Handboek der Geschiedenis van het Vaderland". Het werk bereikte vier drukken nog tijdens het leven van Groen. De vierde druk noemt Groen „volksuitgave", maar het was geen populair werk. Daarvoor is het veel te compact en gedrongen geschreven. In enkele volzinnen werden soms hele tijdperken afgedaan. Belangrijk is de methode van geschiedschrijving die Groen toepast. Zijn boek berust op bronnen onderzoek (uit het Huis-Archief). Dan schrikt hij er niet voor terug om de vinger Gods aan te wijzen in het verloop der geschiedenis. Hij wil de geschiedenis duiden bij het licht van de H. Schrift en de confessie. In zijn functie als Kabinet-secretaris had Groen van nabij de revolutie-geest leren kennen in haar wezen en verderfelijke gevolgen. Hij zag de storm van anarchie opsteken, gezaaid door de wind van liberale ideeën. Hij zag het kwaad vooral in de omkering van de door God gestelde verhoudingen.

Zijn historisch onderzoek bracht hem tot de stelling dat in de kerkhervorming de levensadem van onze nationaliteit ligt. Bij de bronnen, de correspondentie van de Oranje-vorsten, staatslieden en helden, ging de geschiedenis van ons vaderland voor hem leven. En zijn breuk met het liberalisme bracht met zich mee dat hij nu van binnenuit in congenialiteit de taal van de geloofshelden en martelaren kon verstaan. De rijkdommen die hij ontdekte verwerkte hij tot een doorlopend verhaal voor een breed publiek, terwijl aan de geleerde wereld de zorgvuldige uitgave van de „Archives" werd aangeboden. En zijn verhaal schildert hij niet met de bleke kleuren van het liberalisme, maar met het koloriet van de geest der reformatie.

De geest van de reformatie, waarvan Groen het getuigenis terugvond in de bronnen dat God in Nederland grote daden gedaan had. Dat Hij Zijn Woord hoog op de kandelaar gesteld had temidden van het volk en dat Hij mensen had geroepen om voor de vrijheid van het geloof te strijden, vaak ten koste van goed en bloed. Groen kon de geschiedenis niet beschrijven vanuit het vlakke en bleke causaliteitsprincipe en de gebeurtenissen aaneenvlechten in een reeks van oorzaak en gevolg. Groen stelde met nadruk vast dat buiten de openbaring om, de geschiedenis tot een raadsel moet blijven, want in de bijbel alleen zijn „de grote trekken der ontwikkeling en ontknoping van de historie kenbaar gemaakt". Daarom zijn zij alleen door het geloof kenbaar. De ongelovige kan „door alle historie-tijdperken heen", slechts gedaanteverwisselingen, voor hem zonder orde, doel of samenhang aanschouwen.

Groen behoeft in zijn christelijke visie geen wijsgerig systeem voor de duiding der geschiedenis. God leidt de geschiedenis. Dat is geloof. Natuurlijk, God handelt en ook de mens handelt coram Deo (= voor het Aangezicht Gods). Het gaat om de Raad Gods en het transcendente van elk gebeuren. Het gaat ook om de mens, of hij stond coram Deo, of hij leefde uit het Woord, het gebod en de belofte.

Zo lezen wij in Groen's Handboek: „De Heer geeft uitkomst aan Zijn volk. Nederland, door het Evangelie hervormd, wordt door de hand des Allerhoogsten en het zwaard der Prinsen van Oranje beschermd". Of „terwijl zijn (n.l. Willem van Oranje) leven een aaneenschakeling van teleurstellingen was, werd hij telkens aan de rand des afgronds gebracht, opdat hij wandelende door geloof en niet door aanschouwen, zich als ziende de Onzienlijke, aan Gods wil en beloften vasthouden zou".

In de verklaring, die het liberalisme biedt, wordt Groen niet voldaan. Het liberalisme vervluchtigt de reuzenworsteling in onze geschiedenis tot een zich baan breken en gestalte aannemen van de nieuwere denkbeelden van vooruitgang en beschaving. Groen tekent Nederland als de heilige grond der martelaren, als de bakermat der gewetensvrijheid, die onder Gods gunst werd bevochten op de tyrannieke overheersing. Groen wilde de geschiedenis in het ware licht stellen, dat door het liberalisme met z'n verering voor revolutionaire ideeën verdonkerd werd. Het Handboek voor de geschiedenis des Vaderlands was geen volksboek, daar was het niet populair genoeg voor. Toch bedoelde Groen het als een boek voor het hele Nederlandse volk: ziedaar. Uw geschiedenis!

Naast het Handboek mag vooral zijn „Ongeloof en Revolutie" niet onbesproken blijven. Dit is wel Groen's meest bekende werk. Hij noemt het een reeks historische voorlezingen. Hij heeft ze uitgesproken in een vergadering van twintig man op zijn studeerkamer. Het boek kwam uit in 1847 dus nog voor 1848. Dat maakte het tot een profetisch boek.

„Ongeloof en Revolutie" heeft wel enige overeenkomst met Da Costa's „Bezwaren tegen de Geest der eeuw". Da Costa, de profeet, geeft een hartstochtelijke cri de coeur. Groen's protest is zeker niet minder hartstochtelijk, maar het is ingehouden. Zijn protest berust op een diepgaande bijbelse, historische en wijsgerige confrontatie met de geest der revolutie.

Groen van Prinsterer bedoelt dat ongeloof de enige moeder is van de revolutie. De omwenteling van Frankrijk komt voort uit ongeloof, uit zelfverheffing van de mens, uit het subjectivisme. Het is revolutie als de individu gesteld wordt boven en tegen de gemeenschap. Hij kan de leus van vrijheid, gelijkheid en broederschap niet waarderen en verfoeide de volkssouvereinteit als onbijbels. Het was hem te doen om geloof, om onderwerping aan God. Zonder erkenning van Gods souvereiniteit is er voor de volkeren geen heil. Wie zich tegen Hem verheft, Die Zichzelf te kennen geeft in Zijn Woord en in de geschiedenis; wie de heerschappij van de rede huldigt, de door de zonde verdorven is, die is revolutionair. Groen brengt de antithese revolutionair-anti-revolutionair terug van het politieke vlak naar een geestelijk vlak. Het gaat hem om het beginsel en de verkeerde bron waaruit de beginselen opkomen. Tegenover het revolutionaire principe in kerk en staat, in school en maatschappij moet het evangelie gesteld worden. Groen is er niet tevreden mee de heilloze gevolgen van de revolutie en het ongeloof te bestrijden. Hij is niet contra-revolutionair. Maar Groen bestrijdt het beginsel, dat in de godsdienst tot atheïsme, in de politiek tot radicalisme leidt. Groen is anti-revolutionair. Een staatsman niet, maar een evangelie-belijder.

Een afgerond systeem van staatsrecht heeft Groen niet gegeven. Hij heeft beginselen verkondigd. Voor zijn beginsel heeft' hij erkenning gevraagd, omdat het hem te doen is om de souvereiniteit van God. Het aloude theocratische beginsel. De erkenning van het Godsgezag in de kerk en in het volk. Dit theocratisch beginsel was naar zijn inzicht evengoed te realiseren in een republiek als in een monarchie. Het gaat er om dat niet de wil van het volk, maar het Woord Gods als de hoogste norm erkend wordt. Daarom verwachtte Groen niets van restauratie van de oude toestanden in tegenstelling tot Bilderdijk, die contra-revolutionair dacht en de monarchale regeringsvorm als het „droit divin" verheerlijkte. Echter naar Groen's inzicht was de wezenlijke vernieuwing van de oude misstanden niet van revolutie, maar alleen van het evangelie te, verwachten. Daarom hebben we in „reformatie" bevrijding van „revolutie".

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Het Réveil

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's