Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GENESIS I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GENESIS I

GENESIS I 5

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. dr. J. Severijn

„En God zeide, dat er lichten zijn aan het uitspansel, de hemel, om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij zijn tot tekenen en tijdsbepalingen, en voor dagen en jaren, en dat zij tot lichten zijn aan het uitspansel, de hemel, om licht te geven op de aarde.

En het werd alzo.

En God maakte de twee grote lichten: het grote licht tot heerschappij des daags, en het kleine licht tot heerschappij des nachts, met de sterren.

En God zette ze aan het uitspansel, de hemel, om licht te geven op de aarde en om heerschappij te hebben over de dag en de nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en de duisternis.

Toen zag God, dat het goed was.

Weer werd het avond en werd het morgen, de vierde dag". (Gen. 1 : 14—19).

Eerst een paar opmerkingen.

Wij schreven „aan het uitspansel, de hemel". Hemel dus als bijstelling bij uitspansel.

Wij volgen daarin prof. Aalders, die terecht terugwijst op vs. 8: En God noemde het uitspansel hemel. Het uitspansel is dus de hemel, zoals wij tegen de hemel aankijken, en niet de inwendige ruimte des hemels.

Een tweede opmerking betreft de uitdrukking: „tot tekenen en tijdsbepalingen en voor dagen en jaren". „Tijdsbepalingen en voor dagen en jaren" is wel duidelijk, maar „tot tekenen", wat wil dit zeggen?

Ik denk, dat we hierbij hebben te denken aan het belang van zeelieden en reizigers om zich te oriënteren naar de hemellichamen.

Prof. Aalders stelt hier eerst de vraag, of wij „het bepaald als de bedoeling van de tekst moeten zien, dat „eerst nu de hemellichamen het aanzijn ontvangen". (Genesis, Korte Verklaring, blz.. 89). Hij is van oordeel, dat de „hemellichamen" toch zeker tot de hemel moeten worden gerekend. Dat is ook wel juist, maar dat betekent nog niet, dat de zon, waarvan sprake is in dat gedeelte, zeg in het 14e vers, er reeds was bij de schepping van de hemel en de aarde in het eerste vers.

Van de sterren in het algemeen zou men dat misschien mogen onderstellen, maar er staat: God dan maakte die twee grote lichten; ook de sterren. Sommigen denken hierbij alleen aan het lichtgevend effect, dat dan op de vierde dag op Gods bevel verscheen. Dat zou dan ook van de sterren in vers 16 gelden.

In het licht van vs. 17 en 18 lijkt het niet waarschijnlijk. Bovendien, de schepping van hemel en aarde (in Genesis 1 : 1) behoeft nog niet te involveren, dat de zon en de maan en de sterren van toen aan reeds — zij het dan zonder licht — in het aanzijn zijn geroepen. Deze dingen liggen in de aardse kant van de hemel.

God stelde ze in het uitspansel des hemels, vs. 17, om licht te geven op de aarde. Het komt mij voor, dat we zuinig moeten zijn met onderstellingen.

Een andere kwestie, die hier opkomt, is de kwestie van de dagen. In vs. 14 komen de zon, de maan en de sterren tot stand, althans als lichtgevers. Dit brengt ook weer een vraag op de voorgrond omtrent de omvang van de dag.

Nu de zon er is, is er aanleiding om aan de aardse dag- en nachtwisseling te denken en te vragen, of de vijfde en de zesde dag nu zonnedagen, dagen van 24 uur, zullen zijn. Of blijven zij goddelijke werkdagen van onbekende duur?

We hebben reeds een en andermaal er op kunnen wijzen, dat Genesis 1 de schepping van de mens verwacht. Dat blijkt ook uit de heenwijzing van God naar de zes werkdagen en de zevende dag als Sabbath.

Reeds eerder hebben wij er op gewezen, dat de zes goddelijke scheppingsdagen, omdat zij dagen genoemd worden, nog geen dagen van 24 uur zijn geweest, 't Is wel mogelijk, maar het staat er niet. Wij weten het niet.

Het past ons bovendien niet de Almachtige aan uur en tijd te binden. Wij zijn aan tijd gebonden. Maar de Heere is de eeuwige God en alle schepsel is van Hem afhankelijk. Hoe lang de scheppingsdagen zijn geweest, weten wij niet. Het is ons ook niet bekend, hoe lang de vijfde en de zesde scheppingsdag zijn geweest. Toen was er de zon en zij zal dienst gedaan hebben naar het bevel des Heeren. Hij toch heeft het nodig geoordeeld de zon (en de maan en de sterren) op de vierde dag in het uitspansel te stellen om licht te geven op de aarde (zie vs. 17).

Het is intussen wel duidelijk, dat de Heere God bij de schepping op de mens heeft gezien en het heeft ons bijzonder te treffen, dat Hij Zijn scheppingsarbeid in het teken van zes werkdagen heeft gezet en daarna op de rustdag, de Sabbath, heeft gewezen. Dat is een klare aanwijzing voor de mens. De Heere heeft die nog duidelijker vorm gegeven in de Wet der Tien Geboden (zie Exodus 20 de verzen 8—11).

Deze goddelijke aanwijzingen en geboden zijn waarlijk van meer belang dan de vraag in hoeveel tijd naar menselijke berekening God de wereld heeft geschapen.

In onze aardse omstandigheden kan dat wel heel belangrijk voorkomen, maar geestelijk gezien is het heus niet van belang, want de tijd is voor deze bedeling en de mens is voor de eeuwigheid geschapen.

De vijfde dag.

De wereldzee was er en de schepping van de planten zal ook aan de zee ten goede zijn gekomen. Maar de zee was onbevolkt, tot dusver. En God sprak, dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen.

Dat klinkt zeer overvloedig. En dat is zo. Als wij er iets van weten en er op letten, wat daar uit de zee wordt opgebracht aan vis van verschillende soorten, aan kreeften en krabben, en als wij er bij bepaald worden, hoeveel grote en kleine, ja, tot zeer kleine dieren de zeeën bevolken, dan is het geweldig en komen we onder de indruk van de waarheid, dat de wateren het gebod Gods om overvloediglijk voort te brengen, in gehoorzaamheid hebben volbracht. Wat een gewemel van levende zielen bergt het water. En niet alleen dat, maar zij worden in het leven onderhouden.

Daarmede was de vijfde dag nog niet voltooid als Gods scheppingsdag. Want ook het luchtruim wachtte zijn bevolking naar het voornemen Gods en op Zijn bevel.

In vers 21 wordt zowel bij de zeedieren als bij het gevogelte de uitdrukking naar zijn aard gevoegd. Dat wijst dus op de verscheidenheid, zowel in de wereld der vissen als in de huishouding der vogels, die er van de schepping aan is geweest.

't Is goed daarbij even stil te staan om weerstand te bieden aan theorieën en beschouwingen, die de Heilige Schrift niet kent en die daarom bij de oprechte Schriftgelovigen geen aanhang mogen vinden.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

GENESIS I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's