Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET NIEUWE TESTAMENT

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIII.1 Corinthe 11 vers 17—34.

XIII.

1 Corinthe 11 vers 17—34.

De vorige maal schreven wij, naar aanleiding van vers 28 uit dit gedeelte, het één en ander over de noodzakelijkheid van de zelfbeproeving, voordat men aan het Avondmaal aangaat.

Wij willen thans nog nader ingaan op deze zelfbeproeving. Stellig moet ze steeds wéér opnieuw in ons leven een plaats hebben. Doch in het bijzonder geldt dit, wanneer het Avondmaal wordt aangericht, waaraan wij immers de zichtbare tekenen van Christus' gebroken lichaam en vergoten bloed ontvangen en waar Hij Zélf door Zijn Geest gemeenschap met ons oefenen wil, tot Zijn eer, óns tot rijke zegen, tot ondersteuning en versterking van ons geestelijk leven.

Het is wel nodig, dat wij een goed begrip hebben van datgene, wat de apostel eigenlijk voor ogen stond, toen hij de Corinthiërs schreef over de noodzakelijkheid van en de eis tot zelfbeproeving. Maar al te vaak wordt in de woorden van de apostel ten onrechte steun gezocht, voor verkeerde, negatieve handelwijzen ten opzichte van het Avondmaal. Zeker heeft Paulus aan deze praktijken geen voet willen geven!

Van groot belang is hier, wat eigenlijk het oorspronkelijke woord betekent, dat de apostel in vers 28 voor „zichzelf beproeven" gebruikt. Hij gebruikt een woord, dat in het gewone Grieks doelt op het beproeven van de deugdelijkheid van iets. Zo beproeft de goudsmid het goud en wil weten of het echt, deugdelijk is. Is het goud echt gebleken, dan draagt het het stempel van beproefdheid. Het door de apostel gehanteerde woord kan verder betekenen het onderzoeken van iemands geschiktheid voor een bepaald ambt of beroep b.v. Hoevelen, jongeren, ouderen, weten niet van examens waarbij ook een onderzoek wordt ingesteld naar een bepaalde kennis of graad van ontwikkeling of vaardigheid. Helaas kan men voor zo'n examen zakken. Maar dé bedoeling en het streven zijn toch, dat men ervoor slagen zou. Dat men geschikt, bekwaam, beproefd geacht wordt en alzo toegelaten wordt tot een andere, hogere school, of tot een betere betrekking of hoger ambt!

Wanneer de apostel in vers 28 dit oorspronkelijke woord gebruikt, is het duidelijk, dat hij de gemeente, niet als onmondigen, doch als mondigen, oproept tot een bijzonder examen van zichzelf. Hierbij gaat het niét om de omvang van bepaalde verstandelijke kennis of om andere dingen, voor onze positie in dit tijdelijke leven niet zonder gewicht, — maar om de stand van ons geestelijk leven, om ons geloofsleven, of dat echt blijkt te zijn! En dan valt onder dit onderzoek eigenlijk heel ons zijn. Zeker, ons hart, doch ook ons verstand, onze wil, ons gevoel, én onze woorden en daden!

Natuurlijk kan ook dit gewetensexamen niet geschieden zonder dat daarbij een bijzondere maatstaf geldt. Welke is die anders, dan het Woord Gods? Daarin toch worden ons verkondigd de grote daden Gods, in de schepping en onderhouding van alle dingen, tot onze verlossing en onze herschepping. Daarin wordt ons óók gezegd, hoe Hij ons hebben wil en wat Hij Zelf in ons leven werken wik Ja, daarin wordt ons als in een spiegel voorgehouden, wat het kenmerkende is van het echte geestelijke leven. Van dit Woord geldt, dat het hét Licht in onze duisternis is en dat het levend en krachtig is, en scherpsnijdender dan een tweesnijdend zwaard, en doorgaat tot de verdeling der ziel en des geestes en een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten is.

En dit alles dus nooit in wettische zin: zo moét het zijn, en nu wordt het in de handen van de mens gelegd. Neen, in evangelische zin: zo mag het zijn en het ligt in de handen des Hééren. Dié wil het werken. En de onbekwame, machteloze mens mag Hem daarom vragen en naar de verhoring staan in de weg, die Hij daartoe gewezen heeft!

Elk onderzoek, dat déze maatstaf terzijde schuift, is immers tot onvruchtbaarheid gedoemd! Hier mag niet op een doorslaggevende wijze gekeken naar het leven van andere christenen, zelfs niet van de „aller vroomsten". Daarin kunnen toch telkens weer bepaalde verschijnselen en ervaringen uitgegeven worden voor Geesteswerk, die echter niet uit de Geest zijn en in de spiegel van het Woord hun waarde moeten verliezen.

Bij dit onderzoek zijn evenmin eigen voorstellingen omtrent het geestelijk leven maatgevend. Steeds zij men bedacht op het feit, dat de zonde ons verstand heeft verduisterd, en dat ons hart arglistig is, ook na ontvangen genade. Daarom kunnen wij ons zo licht wat betreft eigen innerlijk en geestelijk leven misleiden. Wij weten toch, hoe moeilijk het is om voor onszelf tot het rechte inzicht van onze ware toestand te komen, vooral waar het onze fouten en gebreken betreft. Wij houden van geflatteerde portretten, als het zelfportretten betreft. En wij toveren zelfs bepaalde ondeugden om, zoals de boze zichzelf omtovert in de gedaante van een engel des lichts. De gierigaard noemt zichzelf zuinig, de onbeschaamde vrijmoedig.

En, ook als er het juiste inzicht is, — wat valt het ons dan nog zwaar om de ontdekte zonden en gebreken, eerlijk te belijden! Wij trachten ons ook dan nog op allerlei wijzen te verontschuldigen of voeren verzachtende omstandigheden aan!

Neen, de zelfbeproeving, waarvan sprake is in vers 28, kan alleen juist geschieden met de maatstaf van het Woord en wanneer dit als spiegel fungeert. Dit betekent, dat deze zelfbeproeving een zaak is, die wij nooit alléén kunnen volbrengen. Ze moet eigenlijk altijd samen met een Ander geschieden, met de Héére. De rechte zelfbeproeving behoort tot het onderlinge verkeer tussen de Heere en Zijn volk. Daarom ook kan ze als eis de gemeente worden voorgehouden. Immers aan haar is de Heilige Geest beloofd. En om Diens bijstand mag zij bidden!

De rechte zelfbeproeving kan evenmin plaatsvinden zonder dit gebed om de Heilige Geest. Dié maakt het Woord waarlijk tot een spiegel. Dié geeft ons ogen om te zien, en buigt ons hart onder het gezag van dat Woord, zo dat wij van niets anders meer weten willen en niets anders daarvóór en daartussen schuiven. Dié overtuigt ons zó van de waarheid van dat Woord, dat wij daar niets meer tegen in kunnen brengen. Zó ontvangen wij ook het rechte licht over ons eigen leven en kunnen dat op de juiste wijze onderkennen en beoordelen.

Nogeens, de rechte zelfbeproeving kan dus alleen geschieden bij het open Woord én onder Geesteslicht. Hoe zou ze alzo slechts een oppervlakkige en vluchtige kunnen zijn? Waar ze plaats vindt, kunnen wij niét blijven staan bij een oppervlakkige blik in eigen hart en leven. Hieraan hebben wij dan voor eigen bewustzijn niet genoeg. Zij kan zijn als een vluchtige blik op een vijver. Wij zien de waterspiegel glad en schoon. Doch ons ontgaat, dat daaronder wegschuilt een bodem vol modder. Oppervlakkig gezien schijnt ons menselijk leven soms schoon, maar in werkelijkheid huist er nog wel wat anders in!

Inderdaad geldt hier de raad van de apostel Jacobus. Hij waarschuwt ervoor, niet te doen als dié mensen, die ook hun gezicht in de spiegel zien. Het valt hen niet mee. Maar zij gaan vlug verder, om zo gauw mogelijk de opgedane indruk te vergeten.

In de dingen van het koninkrijk Gods zijn we niet klaar met wat vluchtig handelen. Vluchtig het Woord Gods lezen, dat als een goudmijn is, waar biddend en worstelend schatten opgedolven worden, baat niet. Vluchtig bidden mag eigenlijk de naam van bidden niet dragen. Vluchtig naar een preek luisteren, doet ons het onderwijs, de zegen, de opbouw van het geestelijk leven, die daarin gelegen kunnen zijn, missen. En hoe vaak doen wij dit alles niet op déze manier? Vooral in onze tijd zit ons de gejaagdheid in het bloed. En de moderne communicatiemiddelen laten hier hun invloed gelden. De televisie b.v. laat de dingen op een snelle wijze aan ons voorbijgaan en geeft onze geest vaak slechts een vluchtige indruk van die dingen!

Een vluchtige zelfbeproeving is reeds van tevoren geoordeeld. Wij hebben er de tijd, de stilte en de aandacht voor af te nemen in ons leven, waarin wij vaak zo druk zijn of zéggen het druk te hebben, om ons daarmee ervan af te maken. Hier geldt, dat dit tijdsverlies winst is voor onszelf.

Zó beproeve de mens zichzelf! Hier mag verder niemand staan tussen God en de mens. Ook de Kerk niet. Rome kent de instelling van de biecht, voordat „de gelovige" de communie bijwoont en eraan deelneemt. Hier treedt als het ware de Kerk in de persoon van de priester tussen God en de mens. De Reformatie verwierp dit. Zij wilde geen kerkelijke biecht als voorgeschreven regel. Dit betekende niet, dat zij geen aandacht had voor het feit, dat de Schrift het opbiechten van overtredingen aan anderen niet afkeurt. Integendeel. Schreef Jacobus eveneens niet: „Belijdt elkander de misdaden en bidt voor elkander? "

In het eerlijk opbiechten van zijn overtredingen jegens anderen kan een zegen schuilen, 't Geeft de mens zelf verlichting en het baant de weg tot de verzoening. Dit is echter iets gans anders dan de biecht in de Rooms-Katholieke Kerk.

Echter, terwijl de Reformatie déze verwierp, legde ze temeer nadruk op de persoonlijke zelfbeproeving. Die achtte ze nodig. Telkens weer, ook vóór het Avondmaal. Daarbij was ze diep doordrongen van het feit, dat niemand kon oordelen over het geweten en de echtheid van het geestelijk leven, dan Gód alleen. En in verbondenheid aan Hem, in de spiegel van Diens Woord en verlicht door Diens Geest de mens zelf! Dit laatste slechts in het gelovig besef van diepe afhankelijkheid en in de gestalte van David, die bad: „Doorgrond mij, o God, en kén mijn hart, beproef mij en kén mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij, en leid mij op de eeuwige weg".

De rechte zelfbeproeving, ook voor het Avondmaal, raakt dus ons geestelijk leven. Of dat de keur van het echte kan doorstaan en als zodanig zich openbaart. Aan het Avondmaal wil de Heere immers dit geestelijk leven voeden. Wij kunnen ook zeggen: ze raakt het gelóóf. Of dat echt is en als zodanig actief is. Dat toch wil de Heere aan Zijn tafel versterken. En zal ons Avondmaal vieren werkelijk zijn een gemeenschap oefenen met Christus, door de Heilige Geest, dan kan dit toch ook niet zonder dat dit geloof werkzaam is? Dit geloof en haar activiteit zijn als alles, wat niet dood is, maar leeft, moeilijk te systematiseren. Doch de Schrift tekent ze ons op een genoegzame wijze, b.v. in het leven en de levensuitingen van de bijbelheiligen en op andere wijzen. En dan is het wel duidelijk, dat in het echte geloofsleven steeds die drie bekende elementen optreden — de kennis, met hoofd en hart, van de ellende, van de verlossing, en van de dankbaarheid. Hoe treffen wij die aan in het leven van de aartsvaders, in de psalmen (51, 116, 130) in de brieven der apostelen. Wij noemen alleen maar de gehele opbouw van de Romeinenbrief van Paulus en apart daarin weer het 7de hoofdstuk!

Niet voor niets vinden wij in de gehele opbouw van de Heidelbergse Catechismus, als ze wil onderwijzen van het voorwerp en de inhoud van het leven des geloofs, deze „drie stukken" terug. En niet minder opzettelijk vinden wij eveneens in ons Avondmaalsformulier in de uiteenzetting van de waarachtige zelfbeproeving, deze drie stukken genoemd.

Waarover gaat het in die zelfbeproeving? Over de kennis van die drie stukken en hoe die in het leven functioneert!

De volgende maal bezien wij dit nader.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's