Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorgeschiedenis van het Doopsformulier V

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorgeschiedenis van het Doopsformulier V

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Daarom ten eerste, als Hij wil, dat wij met water in den Naam des Vaders gedoopt worden, betuigt Hij ons, gelijk als met een zichtbaren eed, dat God onze en onzes zaads Vader wil zijn, ons met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgende, overmits dat alle schepselen (vanwege het verbond, dat wij met God hebben) ons niet kunnen schaden, maar tot onze zaligheid dienen moeten".

Vergelijking met het onder ons gebruikte formulier, laat zien, dat men de formulering is gaan bekorten, maar met behoud van dezelfde inhoud. We merken op, dat Datheen, die hier ook het formulier van de Paltz volgt, aan de belofte alle nadruk heeft willen geven, door de kracht er van gelijk te stellen met een eed.

Verder vallen ons even op de woorden: „al ons leven lang". Daar zit nog het oude protest in tegen de bijgelovige opvatting, volgens welke de Doop alleen de zonde zou wegnemen, die bedreven waren tot het ogenblik van de Doopsbediening. Daartegenover stelt de Reformatie het levenslang geldige aanbod van Gods genade.

In die belofte des Vaders ligt ook de zorg Zijner voorzienigheid besloten  (zie zondag 9 en 10 van onze Heidelberger). In de formulering van 1574 (dus de onder ons gebruikelijke) valt nog iets sterker op, dat het God de Vader is, die met Zijn beloften tot ons komt, als wij gedoopt worden in de naam des Vaders, wanneer het formulier zegt, dat God de Vader ons betuigt en verzegelt, „dat Hij ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt", (al zit hetzelfde - in de formulering van Datheen opgesloten).

„Ten tweede, als wij in den naam des Zoons gedoopt worden, belooft Hij ons, dat al hetgeen de Zone Gods gedaan en geleden heeft, ons eigen zij, ,alzo, dat Hij onze en onzer kinderen Zaligmaker is, ons met Zijn zaligmakende genade zalvende, ons door Zijn heiligende ontvangenis, geboorte, lijden en sterven verlost heeft en al onze verdorvenheid aan het kruis genageld, die met Zijn bloed afgewassen en met Zich begraven heeft, opdat Hij ons door Zijn opstanding en hemelvaart met Zijn gerechtigheid bekleden, nu voor den hemelsen Vader voortreden en ten laatsten oordeel heerlijk en zonder vlek ons voor het aanschijn des Vaders voorstellen zou".

Dat is een lange, samengestelde zin met een veel omvattende inhoud. Hoe veelzeggend en waar ook alles moge zijn, wat hierin is samengevat, het is begrijpelijk, dat men in 1574 tot een korter formulering gekomen is. U kent die zoals wij die telkens horen lezen: „als wij in den naam des Zoons gedoopt worden, zo verzegelt ons de Zoon, dat Hij ons wast in Zijn bloed van al onze zonden, ons in de gemeenschap Zijns doods en Zijner wederopstanding inlijvende, alzo dat wij van al onze zonden bevrijd en rechtvaardig voor God gerekend worden". Hier wordt dus op het voetspoor van Romeinen 6 het gedoopt worden in de Naam des Zoons in verband gebracht met de dood en de opstanding des Heren, dus met de 2 centrale heilsfeiten. Dat het om die heilsfeiten gaat, wordt juist duidelijk door de vergelijking met het formulier van Datheen. Het is alsof Datheen (of liever Olevianus, want Datheen volgt hier het formulier van de Paltz), de Heidelbergse Catechismus er bij heeft liggen en de zondagen 11 t/m 19 heeft willen comprimeren in de uiteenzetting van hetgeen er geschiedt, wanneer wij in de Naam des Zoons gedoopt worden. Hij noemt hier de naam Zaligmaker (zondag 11), gebruikt het woord „zalven" (vgl. zondag 12 over de naam Christus en de naam christen). En dan raakt Hij alle trappen van vernedering en verhoging aan (zondag 13—19), die de kernpunten van het werk van Christus uitmaken. Het is van belang, dat wij door Datheen's formulier gewezen worden op de betrekking tot deze heilsfeiten. De Zoon, in Wiens Naam wij en onze kinderen gedoopt worden is Dezelfde, Die alles, alles heeft volbracht en Die met al de vruchten en zegeningen van Zijn Middelaarswerk Zijn gedoopte gemeente omringt, zoals water, waarin iemand ondergedompeld wordt, die dopeling omsluit en op hem aandringt.

Ons eigen formulier legt daarbij de nadruk speciaal op de vrijsprekende rechtvaardigende kracht van het werk van Christus.

Dat wil niet zeggen, dat de besprenging met het water hetzelfde zou zijn als de besprenging met het bloed van Christus. Velen zijn gedoopt en gaan toch met een onverzoende schuld de eeuwigheid in.

Het ongeloof ontvangt wel het teken. En dat teken hangt nauw samen met de betekende zaak. Maar het ongeloof ziet er Jezus Christus en Zijn werk niet in en ontvangt Hem daarom ook niet in het hart. Maar waar de Heilige Geest het geloof in het hart werkt door het Woord en het oog opent voor de betekenis van het Sacrament, daar ziet men, dat het Sacrament de kracht en de waarde heeft van een obligatie. De ontvangst van de obligatie is zo goed alsof men de volle som ter hand gesteld kreeg.

„Ten derde, als wij in den Naam des Heiligen Geestes gedoopt worden, wordt ons beloofd, dat de Heilige Geest onze en onzer kinderen Leraar en Trooster in eeuwigheid zijn zal, ons tot waarachtige lidmaten van het lichaam van Christus makende, opdat wij aan Christus en al Zijn goederen (mitsgaders alle lidmaten der Chr. Kerk) gemeenschap zouden hebben. Alzo, dat onze zonden in eeuwigheid niet meer gedacht worden, ook de zonden en de zwakheid, die in ons nog overblijven, hoe langer hoe meer gedood worden, in ons een nieuw leven begonnen en eindelijk in de zalige opstanding (waar dit vlees aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig zijn zal) volkomen geopenbaard wordt".

De Heilige Geest is dus niet minder dan de Vader en de Zoon betrokken bij de belofte van het verbond der genade; ook in de H. Geest leeft de bewogenheid, waardoor Hij geen lust heeft in onze dood, maar in onze bekering en ons leven. 

In de brede tekening van Datheen's ' formulier vinden we weer de verwantschap met onze Catechismus, in de beschrijving van hetgeen de Heilige Geest hier in de tijd in de harten van zondaren begint te werken en voortzet en van de voltooiing ervan in de eeuwigheid.

Ons formulier van 1574 is hier ook al weer korter en drukt sommige dingen iets anders uit. Het zegt, dat de Heilige Geest bij ons wonen en tot lidmaten van Christus heiligen wil. De beloften van het Evangelie, bezegeld door het zichtbare teken en zegel, zijn wel krachtig bedoeld en de uitleg van onze Vaderen is ook bijzonder stellig. Daar zijn we dankbaar voor. Maar deze beloften betekenen niet een soort „voorspelling" van dingen die gebeuren zullen, maar van dingen, die de drieënige God doen wil. Het gaat er om, dat wij aan die benevolentia, aan die welwillendheid Gods niet twijfelen zullen door ongeloof en daardoor, zoals Calvijn zo vaak schrijft, de beloften Gods krachteloos maken (vgl. Hebr. 4:2). Wel heeft het door ons gebruikte formulier een element hier opgenomen, dat Datheen hier niet heeft. Bij het vergezicht op de onbevlektheid in het eeuwige leven, springt in ons formulier het eeuwige aspect van de praedestinatie naar voren. Bij de verkorting van het rormulier van Datheen, heeft men hier blijkbaar behoefte aan gevoeld. Het memoreren van de uitverkiezing komt nier enigszins onverwacht en doet ons de, niet in logische begrippenschema's te vatten, spanning tussen de verborgen en de geopenbaarde wil Gods gevoelen. Het herinnert ons er aan, dat het genade-verbond dienstbaar is aan de verkiezing. Maar anderzijds wil deze onderstreping van de absoluutheid van Gods genade niets in mindering brengen op de rijkdom en de welgemeendheid van Gods beloften aan ons en aan onze kinderen.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Voorgeschiedenis van het Doopsformulier V

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's