Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GENESIS III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GENESIS III

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De belofte van de Messias 

IV.

DE BELOFTE VAN DE MESSIAS.

Ten allen tijde heeft de Christelijke Kerk een geestelijke strekking gevonden in de woorden van Genesis 3 : 15, en daarom van een protevangelie, een eerste verkondiging van het evangelie, gesproken. De kerk is hierin wel bestreden door mannen, die in Genesis 3 : 15 niet meer lezen dan een twist tussen slangen en mensen. Die twist is er ongetwijfeld ook. Men kan dat toelichten met sprekende statistische cijfers uit 't voormalig Brits-Indië, „welke leren, dat daar 't getal van hen, die jaarlijks alleen door slangen worden gedood, ongeveer tienmaal zo groot is als van hen, die ten offer vallen aan alle overige gevaarlijke en wilde dieren tezamen". (Dr. G. Ch. Aalders. Korte Verklaring der Heilige Schrift. Genesis blz. 135). Er zit ook iets merkwaardigs in, dat opmerking verdient, n.l. dat de vriendelijke verhouding van de mens tot de slang is verkeerd in zijn tegendeel, een vijandschap op leven en dood.

Zij, die niet verder gaan en bepaald blijven bij de slang en de mens, hebben geen aandacht voor het feit, dat zich een boze macht achter die slang verbergt. (Genesis 3 : 1—5). De Heere Jezus Christus heeft bovendien heel klaar en duidelijk op die boze macht gewezen in een gesprek met de ongelovige Joden. „Waarom kent gij Mijn spraak niet? Omdat gij Mijn woord niet kunt horen. Gij zijt uit de vader de duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van de beginne en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar en een vader derzelve". (Joh. 8 : 43 en 44).

Die antwoorden van de Heere Jezus Christus zijn zeer duidelijk en leggen een direct verband tussen de geschiedenis van Genesis 3 en de openbaring der zonde in de schepping. De val van de engel, die ons als duivel bekend is geworden, valt samen met de ongehoorzaamheid van de mens: een mensenmoorder van de beginne. Door deze duivelse onderneming is de harmonie der schepping verbroken, een deel der engelen van hun sieraad beroofd en de mensheid gevallen.

De Schrift legt een klaar verband tussen de zonde en dit optreden des duivels. Niet alleen in het aangehaalde woord van de Heere Jezus Christus, dat op zichzelf al heel duidelijk is, maar ook het getuigenis der apostelen bevestigt de samenhang van de zonde en de werken des duivels. Zie 1 Joh. 3:8: „Die de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt van de beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou".

Zo heeft dan de Christelijke Kerk terecht een geestelijke strekking gevonden in het besproken gedeelte van Genesis 3 en daarin een evangelische belofte gezien. Hét vrouwenzaad ziet op één enkele overwinnaar, ónze Heere Jezus Christus. Deze Christus is hét, die de vriendschap tussen de mens én de duivel heeft verbroken. Hij werd verzocht van de duivel, veertig dagen lang, en Hij at gans niet in die dagen, en als dezelve geëindigd waren, zo hongerde Hem ten laatste. En als de duivel alle verzoeking geëindigd had, week hij van Hem voor een tijd. (Lukas 4 : 1—15).

Daarin is toch iets van een bijzondere genade jegens ons geslacht, dat de Heere God deze belofte nog laat voorafgaan aan de veroordeling van de mens. Dit vindt zijn aanleiding niet in het goede, dat in de mens zou zijn, alsof de Heere God daarom van Zijn oordeel zou afzien. Neen, de genadige houding Gods vindt haar oorzaak in God zelf; in Zijn voornemen omtrent de mens, die in ons geslacht begrepen is, en met ons geslacht verloren, maar voor welke Hij een eeuwige bestemming had voorgenomen in Zijn eeuwig rijk.

„Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht". (1 Petr. 2 : 9; Ex. 19 : 5; Deut. 7 : -6; 14 : 2; 26 : 18; Efeze 1 : 14; Openb. 1 : 6; 5 : 10). In dat eeuwig voornemen Gods omtrent dat koninklijk priesterdom ligt de grond van Gods ontferming en genade. Daaruit spreekt de Heere God tot Adam en Eva in Genesis 3 : 15. Uit dat voornemen spreekt deze profetie van Hem, die de slang de kop zal vermorzelen, als het zaad der vrouw, d.w.z. dat het voornemen Gods omtrent dat heilig volk, dat in ons geslacht verloren ligt, de vleeswording des Woords eist.

DE VEROORDELING VAN DE MENS.

Na de „moederbelofte", zoals de eerste belofte Gods wordt genoemd, komt het oordeel of vonnis over de vrouw. Genesis 3 : 16 zegt o.a.: met smart zult gij kinderen baren. Steeds zijn er stemmen opgegaan, die menen, dat de straf zou gelegen zijn in de zwangerschap als zodanig. Dat is echter onjuist. Men overtuige zich daarvan door wat geschreven staat in Genesis 1 : 28 : „Weest vruchtbaar, vermenigvuldigt u, vervult de aarde". Vervult de aarde, zo gebiedt de Heere God. De zwangerschap wordt dus niet veroordeeld, maar de zwangerschap wordt bezwaard. Na de zondeval wordt de zwangerschap bezwaard met pijn en moeite. En dat zal er niet toe leiden, dat de zwangerschap wordt voorkomen en gemeden, want „tot uw man zal uw begeerte zijn", zo vervolgt de Schrift, „en hij zal over u heerschappij hebben". Dit laatste woord nodigt eigenlijk uit om heel de positie van man en vrouw, zoals die in de Schrift wordt gesteld, met name het huwelijk, want daarover gaat het, eens afzonderlijk te behandelen. Verschillende opmerkingen hebben we hier en daar, wanneer daartoe aanleiding was, reeds gegeven, maar het kan zijn nut hebben een en ander in zijn verband te bezien.

En tot Adam zeide Hij: „Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van die boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten; zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens". (Genesis 3 : 17). Tot Adam. Hij was de verantwoordelijke, de man. Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, terwijl Ik, de Heere God, u gebood, gij zult daarvan niet eten. De Heere God gaat recht op de man af. Hij stelt Zijn Woord tegenover de stem van de vrouw: waarvan Ik u gebood. De vrouw heeft niets gezegd op haar oordeel, maar Adam zwijgt ook, als God zegt: het aardrijk is om uwentwil vervloekt. Om Adams wil vervloekt en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens, (vs. 17). Zo ligt net. Om Adams wil vervloekt, maar om Christus' wil begenadigd.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

GENESIS III

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's