Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe mensheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe mensheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

PROF. DR. J. SEVERIJN

De zonen van Noach nu, die uit de ark gingen waren Sem, Cham en Jafeth; en Cham is de vader van Kanaän.  Deze drie zijn de zonen van Noach, en uit hen heeft zich de gehele bevolking der aarde verspreid (Gen. 9 : 18 en 19).

Dat is dus de nieuwe mensheid. In Genesis 10 wordt ons een lijst gegeven van de nakomelingen van Noachs zonen. In het twee en dertigste vers staat: „Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hunne geboorten, in hunne volken; en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na de vloed" Daar staan verschillende bijzonderheden van de familie van Noach in en verschillende aanduidingen, maar wij kunnen ze niet allen thuisbrengen. Doch de hoofdzaak is wel, wat ons in Gen. 10 : 32 wordt medegedeeld: „van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na de vloed".

De volkeren der aarde zijn in vergelijking met de in de zondvloed verdronken mensheid een nieuwe mensheid. De aarde is opnieuw bevolkt. Maar ze is bevolkt uit het geslacht van Noach. Wij zijn allen Noachieten op aarde. Dit is de nieuwe mensheid. Maar Noach was een afstammeling van Adam en al zijn zonen en de vrouwen zijner zonen. In dat verband bekeken is er dus geen sprake van een nieuwe mensheid. Het is de oude mensheid, maar onder nieuwe omstandigheden. Het was een zondige mensheid.

Het eerste wat ons wordt medegedeeld na de verbondsluiting Gods, geeft daar blijk van. “Noach begon een akkerman te zijn en plantte een wijngaard. En hij dronk van die wijn en werd dronken". (Gen. 9 : 20 en 21). Deze sobere omschrijving deelt wel mede, dat Noach van druivensap wijn heeft gemaakt of liever dat hij het proces heeft gekend of ontdekt. De tekst doet geen nadere mededeling daaromtrent. Is dat een vinding van Noach? Of was dat aan de bevolking voor de zondvloed bekend? Was Noach niet met de werking van de wijn op de hoogte? Wij weten het niet, het is mogelijk. Hoe het ook zij, Noach is dronken geworden en de wijn heeft hem tot dwaze dingen gebracht. Klaarblijkelijk heeft Cham daarmee de spot gedreven en rekende hij er op, dat Sem en Jafeth dat ook zouden doen. Maar die waren wijzer.

Dan volgt de ontwaking van Noach en hij ontdekte wat zijn jongste zoon hem had aangedaan. (Gen. 9 : 25). Hij sprak vervloekt zij Kanaän, een slaaf zal hij zijn van zijn broeders. Kanaän is een zoon van Cham op wien de vloek dus neerkwam. Dit stukje uit het boek Genesis kan aantonen, dat de nieuwe mensheid niet beter was dan de oude.

Het tiende hoofdstuk geeft een overzicht van de nakomelingschap van Noachs zonen. Wij kunnen er uit verstaan, hoe de na-zondvloedse aarde uit de zonen van Noach bevolkt is. Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hunne geboorten, in hunne volken, en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na de vloed. (Gen. 10 : 32).

Wanneer is dat alles geschied? Oppervlakkig beschouwd schijnt er een vrij nauwkeurig antwoord op deze vraag. Gezien het vijfde hoofdstuk van Genesis maakt het de indruk, alsof wij precies op de hoogte zijn met de stamvaders van het menselijk geslacht van Adam tot Noach. Die stamboom kan ons een nauwkeurig antwoord geven op de gestelde vraag. Maar wat doet zich nu voor? Naast de cijfers, die de Hebreeuwse tekst geeft, zijn er nog andere, die daarvan verschillen, nl. De Samaritaanse Pentateuch en de Septuagint. Volgens de eerste is de totaalduur van Adam tot de zondvloed 1307 jaar. Volgens de cijfers van onze Hebreeuwse tekst is die 1656 jaar. Nog iets groter zijn de verschillen tussen de Hebreeuwse tekst en de Septuagint. De Septuagint komt tot twee uitkomsten: 2242 of 2262 jaar.

Wie van de drie heeft de echte tekst? We hebben geen klaar bewijs vóór de Hebreeuwse tekst, maar hellen daartoe wel het meest over.

Nog een andere zaak drijft ons tot enige opmerking. We hebben de vorige keer gesproken over het verbond met Noach (Gen. 9). Wij hebben gewezen op de betekenis van dit verbond. De Heere zegt (Gen. 9 : 9 en 10): „Maar Ik, ziet Ik richt Mijn verbond op met u, en met uw zaad na u en met alle levende ziel, van het gevogelte, van het vee en van al het gedierte der aarde met u; van allen, die uit de ark gegaan zijn, tot al het gedierte der aarde toe". Dat verbond is dus zeer algemeen. Alle mensen en al het gedierte, dat uit de ark gekomen is, vallen daarin. Dat betekent dan, dat de ganse mensheid op aarde en al het gedierte der aarde uit dat verbond leeft en uit de gaven van dat verbond zijn leven op aarde geniet. 

We staan dus voor een grote genade gave Gods, waarvan velen zich niet bewust zijn, hoewel zij ervan afhankelijk zijn. Niet ten onrechte wordt dit de gemene gratie genoemd en hoewel allen daaruit leven en velen het niet verstaan, delen ze er toch in.  't Is goed, dat we daarop acht geven. De Heere God werkt aan Zijn plan. Hij regeert de wereld naar Zijn bestek. Het is ook zeker een gunst, als wij daarvan iets verstaan. En als wij daarmede bezig zijn zullen we ook Calvijn begrijpen, als hij een algemene Godsdienst en een bijzondere Godsdienst onderscheidt. Daar zijn mensen, die onder de algemene genade vallen, en dat doen wij in beginsel allen. Want we zijn een zondig geslacht en leven uit de algemene genade, dus uit het algemene verbond, dat ons in Genesis 9 geschonken is. Dat is geen verbond van Godskennis, maar een verbond ter bevestiging van dit aardse leven. Dit verbond neemt de zonde niet weg, het is geen verbond van eeuwig leven, maar het is een verbond van genade, dat over ons waakt.

Dat verbond heeft vele gaven, ook geestelijke gaven, waarmede de Heere God de mensheid wil verrijken, opdat ze hem dienen. Ze weten dat niet allen, maar ten dele weten zij het wel. Ten dele vinden zij er een geestelijke kennis in en de daaraan verbonden geestelijke gaven, al komt dit niet tot de hoogste gave der genade. Ze werken wetende of onwetende aan het werk Gods, de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is (Hebr. 11 : 10).

Het is dus een voorrecht er iets van te verstaan, dat we in Gods wereld wonen, in Gods wereld werken, want dan is er licht in het binnenste, en het hoogste is de belofte Gods om eeuwig in Zijn wereld — en dat in vernieuwde rijkdom in en door Christus — te leven.

De Heere toont veel liefde en zorg voor de mens. Hij geeft hem na de zondvloed het vlees te eten. Ik denk, dat we niet ver van de waarheid zijn, als we onderstellen, dat daarmede te maken heeft, als Hij zegt: „Ik zal uw bloed, het bloed uwer zielen eisen; van de hand van alle gedierte zal Ik het eisen, van de hand eens iegelijken zijns broeders, zal Ik de ziel des mensen eisen. Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden (Gen. 9 : 5 en 6).

Later blijkt, dat de overheid daarover zal waken. Hier heeft de Heere het bevel gegeven aan de voorvaders van een nieuwe mensheid om te voorkomen, dat ze het bloed van mens en dier niet zouden onderscheiden.

J.Severijn

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De nieuwe mensheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 1965

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's