Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN RONDOM DE BELIJDENIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN RONDOM DE BELIJDENIS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De grote moeilijkheid is echter, dat de belijdenis reeds sinds eeuwen niet officieel op de synoden is behandeld, aangevuld of veranderd, maar hoewel geestelijk de uitdrukking van het geloof der Kerk, in de Ned. Hervormde Kerk zo weinig de toon aangeeft van het actuele belijden. Wij bezien het nieuwe belijden kritisch vanuit de belijdenis, terwijl de overheersende richting in de Hervormde Kerk vanuit het nieuwe belijden de belijdenis kritisch beziet en doorbreekt. Dat geeft spanningen en strijd. Maar tegelijk is waar, dat wij dermate aan een gereformeerd kerkelijk leven ontwend zijn, dat oude en nieuwe vragen niet kerkelijk en gereformeerd worden opgelost en begeleid. Dat is een groot gemis. Want hier dreigen allerlei gevaren.

In de eerste plaats is er de strijd met hen in de Hervormde Kerk, die de belijdenis op zijn best als een gepasseerd station beschouwen, een eerste commentaar op de Heilige Schrift, die mee mag klinken in de beslissingen die op de weg van het kerkelijk belijden van nu worden genomen. Deze opvatting verwerpen wij van heler harte.

In de tweede plaats is het levend rapport met de belijdenis én tussen de Schrift en de belijdenis voor onszelf dringend nodig. Ieder van ons dient van uit de vreze Gods èn de Schrift en de belijdenis te doorkruipen. Gebeurt dit? Zo niet, dan klinkt ons formeel beroep op de belijdenis vals en maken wij ons al te lichtvaardig af van oude en nieuwe vragen.

In de derde plaats is ook de functie en de inhoud van de belijdenis in de Geref. Gezindheid aan de orde, die met zorg vervult.

In hoeverre functioneert de volle inhoud van de belijdenis in de afgescheiden Gereformeerde gemeenten en in onze gemeenten, ondanks het feit, dat wij die formeel willen handhaven?

Ook de ontwikkeling binnen de Geref. Kerken vervult met grote zorg. Is daar niet een ontwikkeling gaande, die doet vrezen, dat de nieuwe vragen niet vanuit de volle inhoud van de belijdenis worden beantwoord? Is het dan zo, dat nieuwe vragen noodzakelijkerwijs de belijdenis moeten aantasten? Zijn daarom sommigen zo afkerig van de nieuwe vragen, omdat zij vrezen, dat zij in de beantwoording daarvan, iets wezenlijks kwijt raken? Is het alleen maar angst om niet op deze vragen in te gaan? Of zijn de nieuwe vragen in kaders gezet en voortgekomen uit een geest, die vreemd zijn aan de Heilige Geest? Of worden zij gesteld door mensen, die hoewel niet uitwendig, maar toch innerlijk vervreemd zijn van het geloof der reformatie? Kunnen wij deze vragen intellectueel, theologisch, geestelijk aan?

Ik stel deze vragen, omdat er ook onder ons zijn, die aan deze vragen sjouwen en die niet altijd begrepen worden.

Zo kan ook niemand ontkennen dat er vanuit de Geref. Kerken wezenlijke vragen gesteld worden. Maar waarom gaan deze vragen gepaard met een algemeen erkende inzinking in het geloof en met een verandering van de functie van de belijdenis in de Geref. Kerken? Is er dan geen voortgang mogelijk van de volle schat der reformatie in deze tijd èn de beantwoording, althans een poging daartoe, van de vragen van deze tijd?

Is er de geestelijke weerbaarheid van het reformatorisch geloof, nu? Want het geloof der Kerk verandert niet. Dat is een voorrecht. Het geloof heeft een eigen kennis en eigen ogen, waarmee gezien wordt. Het is betrokken op de toekomstige wereld zonder de taak in de tegenwoordige wereld uit het oog te verliezen.

De boven geschetste moeilijkheden zijn niet bedoeld om de belijdenis betrekkelijk te maken, maar om te laten zien, hoe moeilijk de positie van de Geref. Bond is binnen èn buiten de Hervormde Kerk, juist ten aanzien van het levend rapport tussen de Schrift en de belijdenis èn de niet aflatende strijd om deze belijdenis geestelijk tot gelding te brengen èn ons niet af te wenden van de vragen van deze tijd.

Wij kunnen er op rekenen, dat een ontzaglijk moeilijke tijd ons wacht om in deze tijd van verval en snelle ontbinding de vitaliteit van de reformatie in ons te hebben, de wacht te betrekken via de belijdenis bij het geheim der godzaligheid en onder de zegenende en bewarende handen van de Koning der Kerk deze tijd aan te kunnen, omdat Hij deze aan kan.

Al de bovengenoemde vragen roepen om mankracht en geestelijke spankracht. Daarbij is onze kracht op allerlei terrein klein. Wij zijn zeer met het verleden bezig, zonder voldoende door dit verleden bezield en aangegord te worden om vandaag te strijden.

Want er wacht op allerlei terrein handenvol werk. Een nieuwe geestdrift beziele ons! De Heilige Geest kome over ons om alle lauwheid en gezapigheid af te schudden en ons met de volle inzet van onze krachten aan het werk te geven, daarbij levend van genade en genade alleen. De mannen van de praedestinatie zijn altijd geweest de mannen van de daad. Dat dit blijke!

Terugkerend tot de opmerkingen van dr. Graafland kunnen wij erkennen, dat hij waardevolle opmerkingen maakt over bepaalde theologische ontwikke­lingen na Dordt, die wij ter harte kunnen nemen. Deze opmerkingen zullen ons alleen verder helpen, wanneer wij de eenheid van de reformatorische belijdenisgeschriften en de eenheid van de religie zowel in de reformatie als in de nadere reformatie erkennen en vasthouden.

Dit maakt uiteraard verder historisch onderzoek van het ontstaan van deze belijdenis geschriften en van allerlei theologische ontwikkelingen niet overbodig. De kerkelijke geloofspapieren kunnen navraag lijden.

Wij willen als organisatie geen kerk spelen. Wij willen als organisatie geen rechter zijn in allerlei vragen. De gereformeerde religie is altijd breder geweest dan de gereformeerde bond en de Hervormde Kerk. Wat wij wel willen is: helderheid in ons getuigen naar binnen en naar buiten.

Op deze helderheid van ons geluid heeft de Hervormde Kerk recht. Niemand in deze kerk dient onzeker te zijn over de positie van de gereformeerde bond. Hoezeer van bepaalde zijden in de kerk een onduidelijkheid van de bond op prijs gesteld wordt en een langzaam maar zekere inkapseling in de huidige modaliteitenvisie wordt nagestreefd, men mag weten, dat wij allen veel meer met elkander verbonden zijn door de gereformeerde religie dan verwacht wordt.

Wanneer deze gereformeerde religie niet samenbindt, heeft de organisatie niet de minste betekenis.

Op deze helderheid heeft ook dat volk recht, dat om leiding vraagt. Ook dat volk heeft zijn gebreken, maar daarin leeft de gereformeerde religie. Het is aan ons om het te leiden in de volle diepte en breedte van deze religie. Op deze helderheid heeft ook dr. Graafland recht, zodat wij weten wat wij aan elkander hebben.

Deze helderheid is ook nodig ten aanzien van de liturgische traditie. Volgens dr. Graafland is „de liturgische traditie in Dordt — op zijn zachtst gezegd — losgelaten. Wij moeten de bredere traditie aangrijpen om liturgisch iets te doen”. De vraag rijst: Welke liturgische traditie is in Dordt losgelaten? Is er in ons land ooit sprake geweest van een bredere of rijkere liturgische traditie? Is het niet veeleer zo, dat in ons land altijd een sobere liturgie is geweest? Ik meen, dat Dordt niets belangrijks heeft losgelaten.

Dr. Graafland denkt aan de liturgie van Calvijn in Straatsburg. Nog afgezien van de vraag, waarom Calvijn na zijn terugkomst uit Straatsburg deze liturgie niet meer heeft gebruikt (een kwestie die nog nooit is uitgemaakt) hebben wij er in deze tijd en in deze situatie geen behoefte aan ons liturgisch standpunt te herzien. De ontwikkeling van de liturgie in de wereldkerk, in de Duitse en Zwitserse kerken als ook in onze eigen kerk lokt ons niet aan. Hoeveel waarschuwingen liggen daar niet in?

Maar zet dit alle liturgische bezinning niet op dood spoor? Allerminst. Maar het gaat in de bezinning tegelijk over de vraag: Wat doen wij er mee en wat is er uit te gebruiken? Bij dit alles kan een diepgaand verschil openbaar komen niet alleen in de zaken van de liturgie, maar ook in onze visie op het geheel van onze kerk. Leven wij in deze kerk in een min of meer normale situatie of in een noodsituatie? De antwoorden, die op deze vraag gegeven worden, zijn bepalend voor onze houding in de praktijk. Deze houding is, dat wij ons houden en blijven houden aan de liturgie, zoals wij die hebben. Daarnaar verwijst ons statuut.

Op de weg: terug achter Dordt inzake de liturgie, volgt de gereformeerde bond dr. Graafland beslist niet. Wat tenslotte de meerdere ruimte betreft, die dr. Graafland zoekt in de Geref. Bond, meer dan officieus — zoals hij zegt — is toegestaan, wij verwijzen hem naar het officiële statuut, dat hij kent. Wil hij meer dan deze officiële ruimte, dan zal hij een voorstel moeten doen dit statuut te veranderen en te herzien. Hij heeft daartoe het recht, al kan direct erbij gezegd worden, dat het hoofdbestuur dit niet bevorderen zal.

Organisatorisch en psychologisch gezien is de weg, die hij bewandelt, niet de geëigende om zijn gedachten gerealiseerd te zien. Dan moet hij de aangewezen weg gaan, die tot het doel kan geraken, dat hij zich stelt. Hij snakt naar meer ruimte (zie Verschuivingen in de Geref. Bondsprediking). Welke ruimte wil hij meer dan de officiële grondslag?

Ook wordt in het boekje van dr. Graafland gezegd, dat zij, die de noodzaak van een vernieuwing inzien, aangevochten worden door de verzoeking uit te stappen omdat het hun in de Hervormd-Gereformeerde kring te benauwd wordt.

Wij willen dit niet al te serieus nemen. Mocht dit serieus bedoeld zijn, dan moet er klaarheid komen. Dr. Graafland kan zich de moeite besparen meer ruimte in de Geref. Bond te verkrijgen dan boven omschreven is. Wij zouden een breuk met wie dan ook ernstig betreuren en zoeken een band met alle leden. Maar dit moet kunnen. Wanneer dit niet kan, dan is een organisatorisch eerlijk uiteengaan beter dan een gedwongen samenzijn.

Ieder begrijpt, dat wij ons in een organisatie naar elkander hebben te schikken, elkander hebben te verdragen, elkander de ruimte hebben te geven, die nodig en mogelijk is. Wij hebben elkanders liggingen te verdragen en nog veel meer. Maar één ding kan een organisatie nooit verdragen, dat is, dat haar grondslag wordt aangetast. Eén ding is niet te verdragen, dat is, dat van binnenuit en van buitenaf geageerd wordt tegen de organisatie.

Wanneer nu de Bond in overgrote meerderheid zo wil zijn, zo wil handelen en zo wil staan in de Hervormde Kerk, dan zeg ik niet, dat ieder, die in ondergeschikte zaken anders denkt, anders handelt en anders staat in de Herv. Kerk moet heengaan, of het moest zijn, dat hij de grondslag en het doel ondermijnt.

Daarentegen zullen wij ons gaarne en van harte schikken in het geheel van de organisatie, wanneer de geestelijke verbondenheid meer, ja veel sterker is dan de dingen, waarover wij verschillend denken. Wie dit niet kan, die moet de consequenties daarvan aanvaarden.

Nooit mogen wij vrezen voor het mes van de zelfkritiek. Wie in de kerk gezaghebbend kritiek wil uitoefenen op alles wat van de Schrift afvoert, moet beginnen bij zichzelf, bij de eigen organisatie. Onze voortrekkers zijn ons daarin voorgegaan. Wie veel kritiek op anderen heeft, hebbe ook kritiek op zichzelf, ook in het onderling verkeer! Maar laten wij er voor oppassen, dat de zelfkritiek en de onderlinge kritiek niet geannexeerd worden voor doelstellingen,   die de Bond niet voorstaat!

Kerkelijk is er - dacht ik - wel wat meer aan de hand dan deze punten, die tot verwijdering aanleiding kunnen geven, op de voorgrond te schuiven. Eerlijk gezegd begrijp ik niet, dat in de huidige kerkelijke situatie, waarin de belijdenisinhoud met voeten getreden wordt en het gereformeerd karakter van de Hervormde Kerk hoe langer hoe meer verdwijnt, dit nu de punten zijn, die ons vóór alles moeten bezighouden. Als er één tijd geweest is? waarin allen, die de gereformeerde belijdenis liefhebben en daaruit leven, zich hebben te verenigen, dan is het deze tijd.

Daarom doen wij tenslotte een dringend appèl op dr. Graaf land en op alle leden van onze bond deze dingen nader te overwegen en tot een hartelijke samenwerking binnen het organisatorisch verband te blijven. Moge de waarheid en de liefde daarmee hand in hand gaan.

Katwijk aan Zee, G. Boer

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VRAGEN RONDOM DE BELIJDENIS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's