Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Altijd goede moed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Altijd goede moed

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar wij hebben goede moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen." — 2 Cor. 5 : 8.

Damocles is een figuur uit de Griekse goden-en heidenwereld. Hij was een zeer hoogmoedige jongeling die zich van niemand iets aantrok en het gezag van de goden tartte. Om hem te laten zien dat hij maar een onbeduidende, nietige sterveling was, werd Damocles ergens vast gehouden, met boven zijn hoofd een scherp zwaard, de punt naar beneden, opgehangen aan een dun paardehaar, dat elk ogenblik kon afknappen.

Is deze Damocles niet het beeld van elk mens? Leven we niet allen met het zwaard van Damocles als een voortdurende dreiging boven het hoofd? Het paardehaar kan elk ogenblik breken. Er is maar één schrede tussen ons en de dood.

De dood is een machtige vijand die 't hele leven van de mens beheerst. Een groot deel van alle menselijke energie richt zich op het voorkomen en afwenden van de dood. Denkt u maar aan de enorme medische wetenschap met zijn machtige laboratoria. Let eens op de fantastische complexen van ziekenhuizen met een staf van doktoren en verpleegsters, die maar één doel hebben: De dood bestrijden.

De dood is de dreigende schaduw boven 't hoofd van de mensheid. En dan te bedenken dat de dood er eenmaal niet geweest is, omdat er eenmaal geen zonde was. De dood is toch de bezoldiging der zonde. De dood is niet natuurlijk, maar onnatuurlijk. Ze behoort niet tot de schepping Gods, maar is er later bij gekomen om der wille van de zonde.

Ook in 2 Cor. 5 is er sprake van de dood, het sterven van de mens. Paulus vergelijkt het lichaam met een tabernakel, een tent. Een tent is het beeld van het vergankelijke, het niet blijvende, het spoedig voorbijgaande. De dood noemt hij het afgebroken worden van die tent.

Wat ons opvalt als Paulus spreekt over de dood, dat is, dat hij niet vreselijk in de war is, het koude zweet staat niet op zijn voorhoofd, maar er gaat zelfs een zekere rust uit van de manier waarop hij spreekt over het sterven. Hij spreekt over “het altijd goede moed hebben”.

Weet u hoe dat komt?

Omdat Paulus Pasen heeft gevierd.

In 1 Cor. 15 zegt hij: Ten laatste is de Opgestane Christus ook verschenen aan mij als aan een ontijdig geborene. Paulus weet dat Jezus een levende Heiland is. Daarom mag hij zeggen: „Ik weet dat Hij die Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook mij door Jezus uit mijn dood zal opwekken”.

Voor zó een, die door genade Jezus als zijn Opgestane kent, is de dood geen verschrikking meer. Nu jaagt de dood geen angst meer aan. Nu vangt het nieuwe leven aan. Een leven door de dood bereid. Een leven tot in eeuwigheid.

Sterven is dan alleen nog maar de afbraak van die bouwvallige tent. Het is het afleggen van het oude, vuil geworden, gescheurde reiskleed en het aantrekken van een nieuw kleed, het „bekleed worden" met een verheerlijkt lichaam.

Nu moeten we wel oppassen voor het gevaar van het z.g. Griekse, heidense dualisme, dat, zij het dan onbewust en ongewild, ook in verschillende orthodoxe kringen heerst. Volgens deze opvatting heeft het lichaam geen waarde en is de ziel alleen maar belangrijk. Het lichaam is een vuile gevangenis die de reine, zuivere ziel gevangen houdt. Des te gauwer die gevangenis wordt afgebroken, des te eerder de ziel tot zijn bevrijding en verlossing komt.

Aan deze heidense gedachtegang is de bijbel vreemd. Paulus weet dat de zonde niet alleen in het lichaam woont, maar ook in de ziel. En hij weet ook dat de opstanding van Jezus Christus de mens verlost m zijn totaliteit. Ook het lichamelijke, tijdelijke leven mag delen in de bevrijding door Christus' dood en opstanding.

Paulus kent ook dat zuivere, menselijke haken naar dit leven. Hij verlangt ernaar om in dit lichaam in te wonen.

Het is zuiver bijbels om het fijn te vinden om te leven, om te genieten van al het mooie en goede dat God ons m dit leven geeft in Zijn grote genade. God heeft ons toch de eeuw in ons hart gegeven.

Het is onschriftuurlijke mystiek te menen dat het zonde is om graag te willen leven. De dood is niet iets om naar te verlangen. De dood is een vijand en een schande. Paulus voelt die dood als een „ontkleed worden" en hij wil niet „naakt bevonden" worden. Voor een gelovige is het heerlijk om te leven.

Alleen heeft dit leven, dit inwonen in het lichaam voor Paulus één bezwaar. „Inwonen in dit lichaam" betekent voor hem „uitwonen van de Here". Leven hier op aarde betekent voor Paulus dat hij nog „zover van de Here" is. Wel weet Paulus dat het nieuwe leven hier op aarde reeds een aanvang neemt. Wie gelooft, hééft het eeuwige leven!

Maar dat leven met Christus is hier nog maar ten dele. We hebben de schat in aarden vaten. Het is hier nog maar een wandelen in geloof. Het gaat nog gepaard met zoveel zonde. O, ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van dit lichaam des doods? Paulus wil zo graag wandelen in geloof. Hij wil de Here zien van aangezicht tot aangezicht. En dat volmaakte leven met God begint toch pas bij de dood.

Daarom kon Paulus soms ook verlangen naar de dood. Niet om de dood op zichzelf, maar om dat leven na de dood, dat leven met Christus, zonder zonde.

In Philippenzen 1 zegt Paulus: Ik weet niet wat ik moet kiezen: Bij u te blijven of te mogen sterven. Als Paulus ziet op zijn gemeente, dan wil hij graag nog een poosje blijven, al betekent dit voor hem dat hij nog een tijd moet uitwonen van de Here. Door het geloof heeft hij goede moed, durft hij het leven aan. Hij zit niet te kniezen en te mijmeren. Maar in het geloof durft hij ook te sterven. Hij durft de dood in de ogen te zien. Door het geloof is de dood voor hem een overwonnen vijand. De dood zou voor Paulus alleen maar winst zijn. Immers: Dan pas is hij waarlijk thuis, een burger van het Eeuwig Onvergankelijk Koninkrijk!

Zo gaat Paulus zijn weg, niet als een dromer, een dweper; maar nuchter, moedig, vertrouwend, getroost, in de hope des eeuwigen levens!

Niets in ons leven is zó zeker als de dood. Hoe staat u tegenover die dood?

Er zijn drie mogelijkheden.

De eerste mogelijkheid is dat u zegt: Daar denk ik niet aan. Dan heb ik geen leven. Dat zien we wel als 't zo ver is. Deze houding is puur zelfbedrog. Tot zulken wordt gezegd: Laat dit standpunt toch varen. Want de Here komt als een dief in de nacht. Weest eerlijk. Weest bereid. Bedriegt u niet.

De tweede mogelijkheid is dat we leven in voortdurende vrees voor de dood. De dood is dan een dreigend zwaard van Damocles.

Tot zulken zeg ik: Laat die vrees u toch uitdrijven tot Christus, de levende Heiland. Het is toch Pasen geweest. Jezus leeft! Hij wil ook uw dood verbrijzelen en u levend maken. Christus de Opgestane openbaart Zich aan u in Zijn doorboorde handen, in Zijn ontfermende liefde. Komt tot uw Heiland, toeft langer niet. Het is zo onuitsprekelijk zalig te mogen weten geborgen te zijn in uw Heiland voor tijd en eeuwigheid.

Dat is de derde mogelijkheid: Leven in de hoop! Leven in het blij vooruitzicht! Leven met een toekomstverwachting! Maar, dan hebben we Christus leren kennen als onze Paasvorst.

Voor sommige mensen is dat blij vooruitzicht een vanzelfsprekende zaak. Maar voor zulken geldt wat Paulus zegt: Als we tenminste niet naakt zullen bevonden worden. Dat is ook een mogelijkheid. Een huiveringwekkende mogelijkheid!

Wie op goede gronden weet dat hij dat blij vooruitzicht kent, is met de naaktheid van zijn zondig bestaan tot Christus gevlucht. Die heeft zich levend laten maken door Christus de Opgestane.

Laatst hoorde ik een oude zuster op haar sterfbed zeggen: Niet door mijn braafheid, zelfs niet door mijn geloof, maar door genade! Dat is gezonde, Bijbelse taal. Met die genade worden we niet beschaamd. Met die genade durven we te leven. Met die genade durven we te sterven. Die genade mogen wij u prediken. Want wij prediken u Jezus Christus, die dood is geweest, maar Hij leeft!

Door het geloof in die Christus mogen we roemen:

Dood, waar is uw prikkel. Hel, waar is uw overwinning?

Want in Christus ben ik meer dan overwinnaar.

Rotterdam,  N. Kleermaker

 

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Altijd goede moed

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's