Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOESPRAAK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOESPRAAK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEHOUDEN BIJ DE BEGRAFENIS VAN PROF. DR. J. SEVERIJN OP WOENS­DAG 6 JULI 1966 TE BILTHOVEN.

Schriftlezing Psalm 65 : 1—6.

1 Een psalm van David, een lied voor de opperzangmeester.

2 De lofzang is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de gelofte betaald worden.

3 Gij hoort het gebed; tot U zal alle vlees komen.

4 Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar onze vertredingen, die verzoent Gij.

5 Welgelukzalig is hij, die Gij verkiest en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis.

Gezongen Ps. 65 : 2 en 3.

Een stroom van ongerechtigheden Had d' overhand op mij; Maar ons weerspannig overtreden Verzoent en zuivert Gij. Welzalig, die Gij hebt verkoren, Die G' uit dl 't aards gedruis Doet naad'ren en Uw heilstem horen. Ja wonen in Uw huis.

Daar zal ons 't goede van Uw woning Verzaden, reis op reis. En 't heilig deel, o grote Koning! Van Uw geducht paleis. Gij! Gij zult vreselijke dingen Ons, in gerechtigheid, Doen horen, en ons blij doen zingen Van 't heil voor ons bereid.

Zeer geachte familie, genodigden en belangstellenden.

Het is op uitdrukkelijk verzoek van de overledene, dat zijn begrafenis op de meest sobere wijze plaatsvindt. Een van de psalmen, die diep in het hart van prof. Severijn leefde, was de 65ste psalm.

Deze psalm is een danklied. God wordt geprezen als een Hoorder van het gebed. De ondertoon van dit danklied is de kennis van de verlorenheid. Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij. Dit is de belijdenis van een verbrijzeld hart, dat gebogen gaat onder de last en de macht van de ongerechtigheid.

De kennis van de grootheid van onze zonde en van onze onbekwaamheid onszelf ooit weer in de gemeenschap met God te brengen is ons vóór alle dingen en bij alle dingen nodig.

Het danklied en de vreugde over de genade Gods en de verlossing door Christus Jezus ontstaat alleen door de wedergeboorte uit de Heilige Geest in boete en bekering.

Ongerechtige dingen ... Met de meest uitnemende gaven van ons van God vervreemd bestaan werken wij tegen God in. De zonde is sterker dan Hercules of Goliath, sterker dan alle legers van alle mogendheden, duizendmaal sterker dan u en ik.

Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij. De psalmist was geen toeschouwer. Hij werd door de zonde meegesleurd.

Hoe eer wij van onze eigen waan en hoogmoed zijn ontdaan, hoe eer en meer 't wonder van de verzoening voor ons opengaat, dat God verzoent en dat God de goddeloze rechtvaardigt om niet. Maar onze overtredingen, die verzoent Gij. Let op dit onze. De psalmist staat in de gemeenschap met anderen.

Mij — Gij! 't Is steeds: Gij! Gij hoort. Gij verzoent. Gij verkiest. Gij doet naderen.

Met deze troost van het Gij — mij is professor Severijn getroost in zijn leven en in zijn sterven. Deze troost had ook in zijn leven een achter- en een ondergrond. Hij was geboren in de kring van het verbond, voorzien van het teken van de Heilige Doop. Aan zijn wieg stond een biddende moeder. Hij werd opgevoed in de woorden Gods. Maar ook de student Severijn ging van God af, gevangen in de netten van de verduisterde rede. De krachtige verlichting van de Heilige Geest was nodig om hem èn persoonlijk èn voor de studie de geheel eigen aard van de Godskennis en de zelfkennis te ontdekken.

Was dat niet gebeurd, hij was naar de aard en de stijl van zijn karakter voor honderd procent rationalist geworden. Maar zijn gedachten en overleggingen werden gevangen genomen onder de gehoorzaamheid van Christus. Zou hij ooit zo hebben kunnen waarschuwen tegen de onbevoegdheid en de onbekwaamheid van de menselijke rede in de zaken van God en Zijn Woord, wanneer hij niet als een verloren zondaar was weggerukt van het verderf? Een van zijn karakteristieke gezegden op de colleges was: Mijne heren, wanneer ge, afgestudeerd en wel, later in de gemeente op huisbezoek gaat, kunt ge mensen ontmoeten, die u zoveel uit hun omgang met God kunnen vertellen, dat ge precies knap genoeg zijt om te volgen waarom het gaat. In deze uitspraak lag het diep respect voor en de gemeenschap met al de kinderen Gods, die hij verstond en die hem verstonden.

Gij — mij! Hier ging zijn hart open, ook op zijn ziekbed, dat zijn sterfbed zou worden. Uit dit Gij — mij heeft hij geleefd en daarvan heeft hij getuigd. Dit is en blijft een groot wonder. Want de macht van en de besmetting door de zonde ging ook met hem mee in zijn leven. Het leven uit de pure genade staat in denken, schrijven en doen voortdurend aan bedreigingen bloot. De volharding om bij dit geloof te blijven lag niet in zijn hand.

In het Gij — mij is ook de verkiezende God gegeven. Vandaar de uitroep: Welgelukzalig is hij, die Gij verkiest. In deze verkiezende God was ook de bewaring van prof. Severijn gewaarborgd.

Een God, die verkiest, heeft en houdt de handen vrij. Hij laat Zich niet binden door ons, handenbinders van beroep. Hij laat Zich wel binden door Zijn Woord en Zijn belofte. Deze verkiezende God is ons een ergernis en een struikelblok, totdat wij God God laten en Hem vrijlaten, terwijl wij onze veroordeling aanvaarden.

Deze verkiezende God is niet de blokkade, maar de bron van alle heil. Zijn wil is alles bepalend. Hij is de enige mogelijkheid om zalig te worden. Hij openbaart dit welbehagen in Christus.

Welgelukzalig is hij, die Gij verkiest. Dit woord is geladen met de actie Gods, die door de reactie van de mens heen breekt. Hij staat voor niets en baant een weg naar ons toe. Daarom is dit woord vol van het begeren van God om een mens gelukkig te maken, vol van het uitsparen in het oordeel, waaronder wij allen liggen, vol van bewogenheid en liefde. Dit blijkt. Want dezelfde God, die verkiest, doet ook naderen. Dit naderen gebeurt dus op Zijn verzoek. Zijn nodiging gaat ook vanmorgen uit tot allen, die hier tegenwoordig zijn. Buiten Christus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is, is niemand gelukkig, kan ook niemand gelukkig zijn.

Verkiezen heeft dus als vrucht: doen naderen, naderbij komen. Wat wonen wij van afkomst ver weg! Maar God brengt naderbij. Hier is de trekking van de Vader. Dit naderen brengt van de ene verbazing in de andere. Want dit naderen is niets minder dan tot kind aangenomen worden, weer een thuis hebben, weer een dak boven het hoofd hebben. Het is het naderen tot de Middelaar en in Hem tot de Vader, die een eeuwige liefde bewijst, het is bij de genade zijn en blijven; het is het dagelijks zien op het offer van Christus.

Dit verkiezen en doen naderen is verwerkelijkt in het leven van prof. Severijn. God deed hem naderbij komen. Dit gaf vereenvoudiging en klaarheid. De Heere hield niet op met trekken. Het ging tenslotte door de branding. Dit betekende de afbraak van dit lange en gezegende leven. Het laatste stuk van zijn leven was niet het gemakkelijkste. Hoe zag hij uit naar het einde. Toen hij op Kerst '65 meende, dat hij de eindstreep behaald had, kwam er nog een halfjaar bij. Maar intussen: al nader! Wanneer Gods kinderen aan de grens zijn, gaan vlees en bloed eraan. God omhelst Zijn kinderen in het uur van hun dood zo krachtig en onstuimig, dat het hart het niet verwerken kan en blijft stilstaan. Bezwijkt dan mijn vlees en mijn hart, zo is God de rotssteen van mijn hart en mijn deel in eeuwigheid. Welnu het is prof. Severijn goed nabij God te zijn. De dag van zijn begrafenis is de aankondiging van de Bruiloft, die komt. Het begraven van zijn lichaam is de aankondiging van de dag van de opstanding. Wij gaan zijn lichaam zaaien voor de grote oogst van de jongste dag. Hij is ingezet in het grote Koninkrijk, dat is en komen zal. Hij is en zal worden verzadigd met het goed van Gods huis, waarin hij op aarde diende en waarvan hij de voorsmaken ontving. Hij is en wordt gespijsd met het heilige van Gods paleis.

Intussen: het is hier vol, omdat er straks een lege plaats is. Wat laat hij een lege plaats achter in uw leven, mevrouw Severijn en in het leven van de zoon. Wat heeft hij zijn huwelijks- en gezinsleven als een geschenk van God ontvangen en gewaardeerd.

Hoezeer tastten zijn handen tot het laatst naar de handen van hen, die hem lief waren. Wat waren uw handen druk om hem met liefde te verzorgen en te verplegen. Uw handen willen in deze dagen nog steeds iets voor hem doen. Maar dat is niet meer nodig. Hij is nu in andere en betere handen. U blijft nu vereenzaamd achter, zonder aanspraak, met een schat aan herinneringen.

Wat zal hij gemist worden in de kring van zijn familie, waarvan de meesten hier tegenwoordig zijn en enkelen door ziekte of ouderdom verhinderd zijn. Ook naar hen gaat ons meeleven uit.

Wat zal hij gemist worden in de vele verbanden van het leven, waarin hij gewerkt en geleefd heeft. Wat zal hij gemist worden in de kring van de Gereformeerde Bond, waaraan hij zijn beste en laatste krachten gaf.

Er is één grote troost. De „Gij" van Ps. 65 blijft. Prof. Severijn nam veel mee: liefde, vriendschap, trouw, gemeenschap, raad, vermaan, inzicht enz. Toch laat hij nog meer achter: God, Zijn Woord, Zijn belofte. Zijn Heilige Geest.

De handen van prof. Severijn liggen stil. De handen van God werken door. De Heere Jezus zegt: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook.

Dit houdt in, dat, wanneer de aanspraak op aarde tot een geliefde man en vader ophoudt, in de vereenzaming niet alleen het gesprek over de heengegane met anderen voortgezet mag worden, maar vooral de aanspraak tot God gericht mag worden.

Hoe vaak lezen wij niet, dat een psalmist zegt: Vader, moeder, een man, een vrouw heeft mij verlaten, maar Gij... Dan mag volgen wat er in het hart leeft. God geve u die aanspraak te beoefenen: Maar Gij ...

Tot allen, die hier bijeen zijt, die aan hem verbonden waart: Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandel. Ook van prof. Severijn geldt: Let op de vrome, en zie naar de oprechte; want het einde van die man zal vrede zijn.

In deze vermaning zit een waarschuwing. Het zou niet in overeenstemming met de prediking van de overledene zijn, wanneer er op zijn begrafenis niet gewaarschuwd werd tegen het leven uit onszelf. Want één van beiden: of wij leven uit ons eigen ik, uit het „mij" of wij leven uit God, uit die grote „Gij". Leven wij — op welke wijze dan ook — uit onszelf, dan leven wij alleen en sterven wij alleen en gaan de eeuwige vereenzaming zonder God tegemoet.

Wanneer wij ons leven verloren hebben aan Hem, dan leven wij met Hem en sterven wij met Hem. Hoor de vermaning: Zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen.

Een voorganger ging heen, maar hoor de troost van de apostel: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid.

De Heere heeft veel in prof. Severijn gegeven. De Heere heeft veel in prof. Severijn genomen. Maar hij was niet van ons, hij was van God. Daarom leggen wij hem dankend in Gods hand en belijden met Job: De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de Naam des Heeren zij geloofd.

De alleen wijze God, onze Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en tot in alle eeuwigheid. Amen.

Katwijk aan Zee, G. Boer

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

TOESPRAAK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's