Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Dordtse Leerregels

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. VROEGINDEWEIJ

Hoofdstuk V, artikel 8

Alzo verkrijgen zij dan dit, niet door hun verdiensten of krachten, maar uit de genadige barmhartigheid Gods, dat zij noch ganselijk van het geloof en de genade uitvallen, noch tot het einde toe in de val blijven en verloren gaan. Hetwelk, zoveel hen aangaat, niet alleen lichtelijk zou kunnen geschieden, maar ook ongetwijfeld geschieden zou.

Doch ten aanzien van God kan het ganselijk niet geschieden, terwijl noch Zijn raad veranderd, noch Zijn belofte gebroken, noch de roeping van Zijn voornemen herroepen, noch de verdienste, voorbidding en bewaring van Christus krachteloos gemaakt, noch de verzegeling des Heiligen Geestes verijdeld of vernietigd kan worden.

Roeping.

De opdracht van Jezus luidde: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het evangelie aan alle creaturen." De apostel Paulus heeft deze prediking kort samengevat in de woorden: Betuigende, beiden Joden en Grieken, de bekering tot God en het geloof in onze Heere Jezus Christus" (Hand. 20 : 21).

Sommigen denken, dat de gereformeerde predikers geen appèl kennen, omdat zij niet ieder oproepen tot geloof in Christus. Het is immers in strijd met de H. Schrift om tot een farizeeër, een ongebrokene van hart, een zelf voldaan, eigengerechtig man te zeggen: Geloof maar in de Heere Jezus. Zo leert de Bijbel het ons niet. Wanneer de rijke jongeling tot Jezus komt met de vraag: „Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven? " krijgt hij niet ten antwoord: „Geloof maar in Mij", doch wel: „Verkoop alles, wat gij hebt, en deel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij.”

Ik reken dit onder de bekering. In gelijke geest ontvangt Nicodemus een antwoord. Maar als de stokbewaarder uitroept in uiterste nood: Wat moet ik doen? " krijgt hij niet een appèl tot bekering te horen, doch tot geloof. Ik wil er maar mee zeggen, dat de gereformeerde prediking terecht vasthoudt aan de Schriftuurlijke prediking, die Paulus omschreef en die ook Jezus in dezelfde volgorde bracht volgens Marc. 1 : 15: De tijd is vervuld, en het Koninkrijk Gods nabij gekomen; bekeert u en gelooft 't Evangelie." De bekering staat voorop. Het is de kracht van de gereformeerde prediking, dat zij bekering en geloof niet scheidt. Zo wordt dan Christus aangeboden op voorwaarde van bekering en geloof. Gelijk Calvijn schrijft: Er is een deel van de bekering, die aan het geloof voorafgaat en een deel, dat op het geloof volgt". De leerregels beschrijven de inhoud dezer prediking in hoofdst. II, 5: Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volkeren en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof”.

Dit is de roeping, die bestaat in het aanbod van genade. Het aanbod moet aan alle mensen gedaan worden en men mag niet zeggen, dat dit aanbod niet alle mensen meent. De leerregels zeggen: zovelen er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Ieder, die 't Evangelie hoort, wordt bedoeld. God meent het. Het is de Alwetende bekend, dat niemand op deze aanbieding in zal gaan. Doch dit betekent niet, dat God ze daarom niet meent. Het staat niet zo, dat slechts een gedeelte zal horen en geloven. Het staat zo, dat niemand de aangeboden Christus aanneemt, tenzij God met Zijn wederbarende genade tussenbeide komt. Maar dat is punt twee. De roeping is algemeen. De uitnodiging komt tot allen en zij is ernstig gemeend. Zij omvat nog meer dan de blote prediking ook. Dat zal men in de leerregels, hfdst. III/IV, 9 beschreven vinden. Maar er is niemand, die lust heeft in God en in Zijn Christus. De predikers mogen niet tot ieder zeggen hoofd voor hoofd: „Christus is voor u gestorven." Zij mogen echter wel tot allen zeggen: „Belijdt uw zonden en gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden."

Alle hoorders worden geroepen, doch zij worden niet alle getrokken. Is dit laatste nodig? Inderdaad, want dit trekken moet de onmacht en de onwil overwinnen. Het ligt niet in 's mensen macht om de aangeboden genade aan te nemen. De mens staat van nature tegenover het aanbod van genade met een weerstrevende wil. Daarom heeft ieder nodig, dat de Heilige Geest hem met kracht bearbeidt. Des mensen verstand moet verlicht en zijn hart overgebogen worden. Daarom spreken we van

Krachtdadige roeping.

Nog eens: et aanbod van genade meent en bedoelt ieder die het hoort. Niemand gaat er echter op in, tenzij... Toch geldt voor ieder: En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet" (Openb. 22 : 17). Maar hoe komen we aan die dorst? Daarvoor is nodig, dat God dode hoorders, en dat zijn wij allen van nature, levend maakt. Dan gaat in vervulling: „De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben zullen leven" (Joh. 3 : 25). Wat is die krachtdadige roeping, die niet ongedaan gemaakt of herroepen kan worden? Dat is de wedergeboorte. De zondaar geeft alleen gehoor aan de uitwendige roeping, wanneer zich daaraan de bijzondere of inwendige roeping paart.

Deze krachtdadige roeping bestaat in een verlichting van het verstand. De evangeliehoorder is niet in staat de prediking te verstaan. De eigenlijke betekenis, de ernst en de diepte van het woord vat hij niet. Het is niet de gewone moeilijkheid om woorden van anderen te verstaan. Maar als we de Schrift alleen met ons verstand begrijpen, weten we nog niets. Het merkwaardige is, dat een kerkganger of predikant, die deze innerlijke bearbeiding door Gods Geest mist, vaak zo vijandig en bitter is tegen de armen en ellendigen, de treurenden, die in de zaligsprekingen worden genoemd. Een bekeerde dominee beleed, dat hij, voor zijn bekering, zon vijandschap tegen die zwarte kousenmensen, die doorgezakten, die fijne broeders had, dat hij ze allemaal de kerk wel uit had willen bannen. Deze zijn helemaal geen vijanden van de godsdienst, maar wèl van dat arme en afhankelijke, waar Openb. 3 : 17 van spreekt. Het is een uiterst merkwaardig verschijnsel, die vijandschap, die alle eeuwen heeft bestaan, bij hen, die van de Bijbel niet meer hebben dan een verstandelijk inzicht. Hun kwaal is, dat zij menen aan dit verstandelijk inzicht genoeg te hebben. Zij voegen daar nog wat vroomheid bij en dat noemen ze geloof. Meestal is hun geloof aan niet veel twijfelingen onderhevig. Het zijn soms scherpzinnige theologen, die niet verder komen dan een verstandelijk inzicht.

Misschien denkt deze of gene, dat hier een werking van de Heilige Geest bij moet komen om het geloofsvertrouwen echt te doen zijn. Zo is het toch niet. De verstandelijke kennis moet eerst verdiept worden, zodat de kennis persoonlijk, existentieel wordt. Het kennen van het geloof is niet het historisch geloof, dat zonder de H. Geest zou ontstaan zijn, maar het geloof  is een vrucht van de kennis, die de H. Geest werkt. Deze kennis heeft een krachtige uitwerking, zij overwint de mens. Het geloof wordt uit het evangelie geboren. Wanneer? Als de H. Geest ons verstand opent voor het evangelie, nieuwe ogen geeft om de inhoud van de vreugdevolle boodschap te zien, n.l. Christus. De natuurlijke mens kan het evangelie niet aannemen. Het verstand van de zondaar is gesloten voor het evangelie der barmhartigheid Gods. Het geheim van Gods liefde kan de zondige, verdorven mens niet vatten, het geloven daarvan ligt boven ons vermogen. Dat wij schepsel zijn en dat wij zondaar zijn verhindert ons tot het goddelijk geheimenis door te dringen. Ondertussen staan vele dominees maar te preken: geloof maar en neem maar aan. Zij wijzen ondertussen niet de weg, waarin dat mogelijk is. Is het ergens mogelijk? Jawel, wat onmogelijk is bij de mensen, is mogelijk bij God. (Luc. 19 : 27). Dat geldt in de eerste plaats van het geloven. Het kennen van de liefde Gods in Christus is voor ons zondaren, heel beslist onmogelijk, maar geschiedt door het wonder van de H. Geest. Wanneer nu de mens de kennis van Christus in gedrukt heeft gekregen en Gods genade in Christus, door middel van de inwendige roeping, waarin 't verstand wordt verlicht heel anders heeft gezien dan tevoren, dan is deze kennis niet meer weg te nemen. Het is de waarheid Gods die ingedrukt is in de ziel, die de ganse mens gaat doortrekken en die eeuwig waar is. Deze roeping is onherroepelijk. Maar het is een heel andere kennis, dan die wij door ons eigen verstand bezitten. Terecht schrijft Justus Vermeer: Zulk een ziel krijgt bij bevinding een geheel andere ontdekking en openbaring van Christus, als de Borg van dat zalige verbond, in zijn gepaste ambten, zoals Hij de Alpha en Omega, het begin en het einde van Zijn eigen werk in het hart is; geheel anders dan zij ooit tevoren door horen, lezen of onderwijs gehad heeft. O vrienden! Ware dat genoeg, dan werden allen, die onder het evangelie leven, zalig. Maar Jezus belooft in Joh. 14 : 21, 23: k zal Mijzelf aan hem openbaren; Ik en de Vader zullen samen een woning bij hem maken, en wel zo als Hij aan de wereld niet doet. Paulus, die zo onderwezen was op de hogeschool te Jeruzalem, aan de voeten van Gamaliel, aangaande de Messias en de weg om door Hem zalig te worden, zegt nochtans in Gal. 1 : 15, 16: Nademaal het God behaagd heeft Zijn Zoon in mij te openbaren." Dit is een openbaarmaking van Christus in het hart en tegen de zonde als die fontein, daartegen geopend (Zach. 13 : 1), en die openbaring zaligt de ziel eerst en maakt haar klein.”

Het is niet alleen het verstand, dat in de krachtdadige of inwendige of bijzondere roeping aangeraakt wordt. Door de val is verstand en wil verdorven. Door de inwendige roeping of de wedergeboorte als daad Gods wordt de hele mens omgezet. De Geest des Heeren verlicht het verstand en drukt de zekerheid in ons hart, verbreekt het harde hart, buigt de wil. In sommige kringen pleegt men te zeggen, dat er niets meer aan de mens behoeft te gebeuren. Hij heeft het vermogen om Christus aan te nemen. Dat is toch wel een grote vergissing. Over de verlichting spreekt immers de H. Schrift bijna op iedere bladzijde. Uit Gal. 1 halen we aan dat Christus was geopenbaard aan Paulus. In 2 Cor. 4 : 6 leren we dat God geschenen heeft in de harten der gelovigen om Christus te doen kennen. Lydia gaf acht op de woorden van Paulus toen de Heere haar hart opende. Het geloof en het zalig worden door het geloof is een gave Gods, zegt Ef. 2 : 8. Het gebed van Paulus is in Ef. 3 dat de gemeente versterkt mag worden door de Geest Gods, opdat Christus door het geloof in hun harten wone. De Geest der waarheid leidt in alle waarheid zegt Joh. 16 : 13. Ons verstand is gesloten en kan alleen de waarheid van het evangelie opnemen als het geopend wordt. Daarom schreef de apostel in Ef. 5: eertijds waart gij duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere.

Daarom is geloven niet een vrucht van 's mensen aandacht en inspanning alleen. Die horen er wel bij, maar op een bepaalde niet bepalende manier. Missend de Geest des Heeren zijn onze studie, onze kerkgang, onze godsdienstige verrichtingen nog abuis. Daar moet een diep ingrijpend werk Gods aan ieder mens gebeuren. Het merkwaardige is, dat de theologie en de prediking van deze tijd daar weinig of niets in waarheid van weten wil. Sommigen erkennen het, maar laten de noodzakelijkheid en de werkelijkheid ervan in hun prediking toch niet tot hun recht komen, anderen zwijgen er geheel over.

De nieuwste theologie en de vele openbare of verborgen medestanders daarvan willen de Schrift en de prediking aanpassen aan het bevattingsvermogen van de natuurlijke mens. Dat is een oude kwaal. Vroeger zeiden sommige predikanten: men kan in een stad niet zo preken als op een dorp. Daar tegenover zegen de vernieuwers: men kan in deze eeuw niet zo preken als vroeger. Wat doen zij nu? Ze proberen de inhoud van het evangelie aan te passen aan de bedorven, God en zijn naaste hatende mens, die men dan aanmerkt als een liefdevolle, tot alle goed bekwame hoorder van het evangelie. En nu maar zoveel suiker door de preek doen, dat het suikerwater wordt. Net zo lang ook aan het evangelie met veel alcohol ontmythologiseren, dat 't niets meer zegt dan prettige, menselijke dingen.

Maar, vragen ze, hoe zal de moderne mens anders het evangelie verstaan? Wij antwoorden: door de kracht van de H. Geest, die nieuwe ogen geeft en die de afstand tussen het kruis van Golgotha uit de eerste eeuw onzer jaartelling en de mens van heden overbrugt. Twee dingen mist de nieuwere theologie, die ook in veel orthodoxe kringen al lang gemist worden: de beleving van de diepte van de val des mensen en de beleving van de kracht van de Heilige Geest.

Doch waar deze is, ligt een vast fundament. Daar kent men de waarheid, want men kent Christus. Men kent zichzelf in zijn helwaardigheid. God in Zijn algenoegzaamheid, Christus in Zijn dierbaarheid. Men is geroepen op die en die dag in die en die tijd. Men heeft God ontmoet in Christus en deze Christus is nimmer van ons geweken. Dat is een roeping, die nooit herroepen wordt. De mens kan en wil veranderen, maar God wil en kan niet veranderen. Het is de roeping van Gods voornemen. „Die het belooft heeft, is getrouw." Die Hij geroepen heeft, heeft Hij ook verheerlijkt.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's