Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RAPPORT OVER ENIGE ASPECTEN VAN DE LEER DER UITVERKIEZING 2

Bekijk het origineel

RAPPORT OVER ENIGE ASPECTEN VAN DE LEER DER UITVERKIEZING 2

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Wat betekent de uitdrukking: God kiest voor de mens?

In het kort zal ik proberen uiteen te zetten wat het Rapport hiermee bedoelt. De getallen tussen de haakjes verwijzen naar de betreffende bladzijde.

Deze uitdrukking komt minstens zeven maal voor in het Rapport. Het is dus wel een geliefkoosd thema. Ik wil bekennen, dat het mij niet gemakkelijk gevallen is er achter te komen wat met deze uitdrukking bedoeld wordt. Als ik dacht: dit zal het zijn, dan liep ik met die gedachte op een andere plaats vast. En had ik dan weer de gedachte overgenomen die daar paste, dan klopte die weer niet op de eerste plaatsen. Tenslotte bracht dit mij ertoe te zien dat hier twee gedachten door elkaar lopen. Door een klemtoon te leggen, kunnen ze als volgt weergegeven worden:

a. God kiest voor de mens.

God kiest vóór (d.i. in de plaats van) de mens.

In de eerste zin betekent dit dat God zich solidair verklaart met de mens (22). De koninklijke mens Jezus Christus leeft als onze Broeder en Goede Herder in solidariteit met het menselijk geslacht (34). Deze is met de mens, met de ganse wereld, onderweg naar zijn Doel (35). Dit geldt evenzeer voor de ongelovigen. Want ook zij staan in 't licht van Gods genade (42). De vrijheid van Gods wereldwijde genade in Jezus Christus kent geen voorbehoud in die zin, dat de Heere er ook maar enigen in het verderf der zonde zou laten (42). De Heere, die uit alle denkbare en ondenkbare mogelijkheden deze wereld, dit menselijk bestaan gekozen heeft, kiest voor dè mens (15), zodat de Heere in geen enkel opzicht tegenover de zondaar staat.

Maar in de tweede plaats betekent dit gezegde, dat de Heere in Jezus Christus vóór de mens gekozen heeft. Ten diepste heeft de Heere in Jezus Christus in de plaats van de mens gekozen om in alles zijn God te zijn en te blijven en hem nooit en nergens aan zijn eigen oordeel, lot, keuze en beslissing over te laten (14). De mens is onmachtig geworden om nee te zeggen tegen de Heere, omdat de Heere God voor hem gekozen heeft (43). Want Jezus Christus heeft zichzelf de verwerping toegedacht. En daardoor geeft Hij ons deel aan zijn verkiezing (43), zodat het kruis verworpenheid en verkorenheid beide toont (27). De mens behoeft ten diepste niet meer te kiezen (43). God heeft voor hem gekozen.

Om een antwoord te geven op deze twee gedachten, wil ik uitgaan van de 20ste vraag van de Heidelbergse Catechismus.

„Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij in Adam verdoemd zijn geworden?

Neen zij, maar alleen diegenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen".

A. Wat betekent dit ten aanzien van de eerste gedachte uit het Rapport: God kiest voor de mens? Wel dit: In het antwoord wordt Christus geplaatst tegenover Adam. Bovendien laat het ons zien, dat in Adam wel alle mensen begrepen zijn, maar in Christus niet.

Tussen Adam en Christus ligt de diepe kloof van de zondeval. Tegelijkertijd legt dit een wezenlijk verschil bloot tussen Adam en Christus.

In het Paradijs heeft de Heere in Adam voor de mens gekozen, d. w. z. Adam zou voor zichzelf en voor al zijn nakomelingen door volkomen onderhouding van Gods Wet op grond van Gods belofte de eeuwige zaligheid ontvangen (Heid. Cat. antw. vr. 6). Daartoe gaf de Heere Adam de wil en het vermogen door hem te scheppen naar Zijn beeld. Alleen als schepsel was de mens afhankelijk van zijn Schepper, zodat hij de Heere zou laten beslissen over goed en kwaad, de Heere in alles zou kennen en erkennen. De totale onafhankelijkheid behoort uitsluitend toe aan de Heere God. De afhankelijkheid van zijn God hield de mens in de enige, maar ook noodzakelijke onderscheiding van God. Zo schiep de Heere de mens als kroon der schepping met de hoogste kwaliteiten: Gods beeld. En daarin kiest de Heere in Zijn welbehagen voor de mens, opdat hij zelf voor zich de eeuwige zaligheid zou verwerven. Met meerdere kwaliteiten en met hoger en heerlijker opdracht kon de Heere de mens niet scheppen. Zo heeft de Heere in alles voor de mens gekozen. De satan weet echter deze hoge schepping Gods op de meest listige wijze uit te spelen. Hij spreekt de mens aan op datgene waarin hij van God onderscheiden is, opdat de laatste scheiding, die hem verhindert om als God te zijn, verwijderd worde. Indien Adam zelf zal uitmaken wat goed en kwaad is, zal hij als God wezen. Dan is hij onafhankelijk! En wat blijkt nu? De mens, voor wie de Heere God koos, opdat hij zelf zijn eeuwige zaligheid zou verwerkelijken, kiest welbewust en doelbewust tegen God en voor satan. De heerlijke scheppingskwaliteiten, waarmede de Schepper zijn schepsel zo hoog vereerde en sierde, leiden hem tot hoogmoed en zelfverheffing. Hetzelfde zien we bij de engelen. Als louter geestelijke wezens stonden zij op de hoogste trap van eer en heerlijkheid, maar als schepsel Gods, in afhankelijkheid van God. Die hoge plaats brengt hen tot hoogmoed en overmoed om als God te willen zijn, dat is: onafhankelijk gelijk de Heere in zichzelf onafhankelijk is. En indien de Heere in zijn welbehagen niet een bepaald getal engelen verkoren had om in hun onderdanigheid (gedienstige geesten) te blijven, ze zouden allen gevallen zijn). „En hoewel Adam door zijn onheil in de war gebracht en verschrikt was, begreep hij toch niet genoeg de oorzaak van het kwaad om met walging van zijn trotsheid de ware nederigheid te omhelzen. En om 's mensen hart te doorboren, zegt de Heere vol bijtende ironie: „Ziet, de mens is geworden als Onzer één, kennende het goed en het kwaad". (Calvijn). Althans, dat dacht hij te worden. Maar hij werd een kind van de vader de duivel. En in de rechtszaal van Pilatus tot op Golgotha's heuvel toe, treft die ironie Gods eigen Zoon als het klinkt: Ziet, de Mens! Toonbeeld van allerhande ellendigheid en aan de eeuwige verdoemenis zelf onderworpen!

En als de Heere in het Paradijs in zijn genade tot de mens komt, kiest Hij niet ten tweede male voor de mens. Dat de Heere nog kiest, is grondeloze barmhartigheid. Anders ware de mens terstond weggezonken in de eeuwige dood. Maar nu kiest de Heere voor zijn Zoon, voor Jezus Christus, die gezegd heeft: Zie, Ik kom om in afhankelijkheid van 'U en in gehoorzaamheid aan U Uw wil te doen. Het eerste woord dat de Heere in de staat der rechtheid tot Adam sprak, was: Gij, Gij zult Mij liefhebben boven alles en uw naaste als uzelf. Daarin openbaarde de Heere dat Hij gekozen had voor de mens. Het eerste woord dat de Heere na de zondeval tot Adam spreekt, is nu: IK. IK zal vijandschap zetten in uw hart tegen de satan, met wie u vriendschap sloot, door Mijn liefde in uw hart uit te storten. Daartoe kies Ik nu voor mijn Zoon, opdat u door Hera zalig worde. En Hij die het Gode gelijk zijn geen roof behoefde te achten, heeft in de verzoeking in de woestijn niet zelf uitgemaakt wat goed en kwaad was, maar in gehoorzaamheid geleefd bij het Woord van zijn God en Vader. Ja, tot in Gethsémané betuigt Hij: niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede. En als op Golgotha's heuvel Hem spottend toegevoegd wordt op grond van zijn Godheid van het kruis af te komen, blijft Hij dienstknecht des Heeren in gehoorzaamheid tot in de nederdaling der hel toe als Hij zegt: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? In die vraag stelt Hij zich niet tegenover, noch onttrekt Hij zich aan zijn God, maar onderwerpt Hij zich geheel aan zijn God al onttrekt Deze zich aan Hem vanwege de borgtochtelijke schuld.

Worden alle mensen zalig ? Neen ! Alleen zij, die Christus door een waar geloof worden ingelijfd. Nu worden hoogmoedige Adamskinderen die nog steeds tot de Heere roepen: wijk van mij, en die het elkander toeroepen: laat ons Zijn banden breken en Zijn touwen van ons werpen, door Gods verkiezende genade afgesneden van die verdorven wortel en door een waar geloof ingelijfd in Christus. Deze wedergeboorte als levendmaking, is in beginsel de doodsteek voor ons hoogmoedig en eigenwillig leven en het begin van het leven in ootmoed. Hij heeft gezegd: leert het van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. En alleen door die innerlijke geloofsvereniging met Christus, die in de wedergeboorte in ruimer zin steeds meer diepgang en voortgang ontvangt, buigt diezelfde zondaar in een onvoorwaardelijke overgave voor de Heere en smaakt hij de grootste blijdschap, wanneer hij voor de Heere knielen mag. Want door de uitstorting van Gods liefde in het hart is het een buigen voor de Heere, vragend naar Zijn wil, naar Zijn raad, naar Zijn leiding. Zonder Hem kan ik niets doen. Dat is nu het grootste wonder: God heeft voor Christus gekozen en in Christus heeft de Vader zondaren verkoren. En door die innerlijke geloofsvereniging met Christus stroomt het leven van Christus, het leven van zachtmoedigheid en nederigheid, door het hart, zodat het hardste hart verbroken en verslagen wordt. Ik zeg niet dat Gods kind nooit meer in zelfverheffing komt. Helaas wel. Maar in de levende gemeenschap met Christus is het een leven in ootmoed en verwondering.

(Wordt vervolgd).

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

RAPPORT OVER ENIGE ASPECTEN VAN DE LEER DER UITVERKIEZING 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1966

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's