Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KENNIS DES GELOOFS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KENNIS DES GELOOFS

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. Cat. vr. en antw. 21. Vr. Wat is een waar geloof? Antw.: Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennen, waardoor ik alles voor waarachtig houd wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en heil door God geschonken is uit louter genade, alleen vanwege Christus' verdienste. 

H. Cat. vr. en antw. 21. Vr. Wat is een waar geloof? Antw. Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennen, waardoor ik alles voor waarachtig houd wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, , dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en heil door God geschonken is uit louter genade, alleen vanwege Christus' verdienste.

Als we over het geloof der Kerk spreken moeten we ons eerst goed realiseren wat we er onder willen verstaan hebben. Hebben we op het oog het geloof als hemelse gaven in verstand en hart gewerkt door de Heilige Geest, of het geloof als voorwerp, dus de geloofsleer. Het eerste is het geloof dat niet gelooft, het tweede het geloof dat geloofd wordt. Met het geloof dat gelooft bedoelen we derhalve het persoonlijk subjectief geloof van de christen, vrucht van de wederbarende bediening van de Heilige Geest. „U die gelooft is Hij (Christus) dierbaar", zegt de apostel. Het geloof dat geloofd wordt (de hemelse leer der zaligheid) heeft de apostel Judas op het oog als hij schrijft: k heb noodzaak u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is. Paulus nadert tot deze zelfde betekenis als hij schrijft dat de gemeente in Judea van hem zei: egene, die ons eertijds vervolgde, verkondigt nu het geloof, hetwelk hij eertijds verwoestte. (Gal. 1 : 23).

Het is duidelijk dat onze vraag gericht is op het persoonlijk geloof der kinderen Gods, dus: het geloof dat gelooft. En in het antwoord wordt het wezen van dat geloof omschreven. Het spreekt vanzelf, dat hierbij het geloof in zijn rijke volheid wordt beschreven. Of het zich altijd in die volle helderheid openbaart als het hier onder woorden wordt gebracht, is een tweede. Daar gaat het in het antwoord ook niet om. Het betekent echter voor ons wel dat we ons naar dit antwoord hebben te richten. Het mag en moet voor ons zeker gelden als toetssteen.

Het ware zaligmakend geloof bestaat dan volgens het antwoord naar zijn wezen in een stellige kennis van het Woord Gods en een hartelijk vertrouwen op Gods genade, dat de Heilige Geest door het Evangelie in het hart werkt.

Vaak heeft men nog als derde het toestemmen genoemd. Maar het is ongetwijfeld beter om dat niet apart te noemen, maar de kennis als toestemmende kennis te verstaan. M.a.w. het toestemmen zit in de kennis, zoals hier bedoeld, opgesloten. Het gaat hier immers - zoals we nog nader zullen zien - om die kennis die vrucht is van de verlichting door de Heilige Geest tot zaligheid. En die kennis is niet een naakt weten, maar een kennis, die naast overtuiging, ook overbuiging met zich brengt.

Dat onze catechismus met het noemen van deze kennis en dit vertrouwen op Schriftuurlijke wijze over het geloof  spreekt, blijkt ons als we de grondwoorden in oud- en nieuw testament bezien. In het oude testament wordt voor geloven, overgave of vertrouwen een woord gebruikt, waarvan ons „Amen" stamt. En we weten uit de laatste vraag van onze catechismus dat dit woord betekent: het zal waar en zeker zijn. Het Hebreeuwse woord wil zoveel zeggen als bestendigheid, in de zin van onwankelbare trouw jegens God, standvastig vasthouden aan zijn Woord. We zouden naar het o. t. geloven kunnen vervangen door „Amen zeggen", dus Amen zeggen op Gods Woord, zowel wet als evangelie, vloek en zegen, dreiging en belofte. Zo moest Israël bij de verbondsvernieuwing bij de Ebal en de Gerizim zijn Amen uitspreken op de zegen en vloek des verbonds.  Ook het nieuw-testamentische Griekse woord voor geloven en geloof betekent volledige overgave, volkomen vertrouwen, waarbij onze mening, ons weten, ons vertrouwen op iets van ons geheel is weggeslagen. Mogelijk dat het Griekse woord voor geloven afgeleid is van een werkwoord dat overreden, overtuigen betekent. Dan wijst het op een radicaal onderworpen zijn aan het Woord van God en een er op geworpen zijn.

De oorspronkelijke Schriftwoorden onderstrepen dus de zuiverheid van de catechismus als hij het wezen van het geloof omschrijft, zoals we in het antwoord lezen: niet alleen een stellige kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd hetgeen God in Zijn Woord heeft geopenbaard, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat, enz.

Zo onderwijst onze catechismus dus terecht dat het zaligmakend geloof niet een vrucht is van onze natuur. Het is iets nieuws, van boven uit de hemel gewerkt, vrucht van de wederbarende bediening van de Heilige Geest. Al onze zielsfuncties en onze gehele persoonlijkheid zijn daarbij betrokken. Het omvat niet maar verlichting van ons verstand, maar ook overbuiging van onze wil en een werking die ingrijpt tot in het diepste van ons gevoel. Als we waarlijk het ware geloof in de beoefening kennen, bevroeden we pas iets van de heerlijkheid ervan. Ursinus merkt terecht op : „Maar wat waarachtig en rechtvaardigmakend geloof zij, verstaat niemand, dan die gelooft, en met dit geloof begaafd is; gelijk die nimmermeer honing geproefd heeft, niet verstaat hoedanige smaak de honing heeft, hoewel hij veel van zoetigheid gehoord heeft". In dit geloof dat uit de hemel stamt, keren we door Christus tot God weder en smaken we dat God goed is voor goddelozen. We worden er mee aan God gekluisterd en kunnen niet meer van Hem los, ook al gaat het door afgronden heen. Juist de noden, die de schijngelovige van God vervreemden, brengen Gods kind dichter bij de God des levens en doen het geloof vaster wortelen. Dit geloof, dat is een zien enkel op de overste Leidsman en Voleinder Jezus Christus en daarom inhoudt afzien van ons zelf, van zonde, verlorenheid, vijanden, enz., is het wapen waarmee de wereld wordt overwonnen, waardoor Christus' gemeente van oude tijden af de muilen der leeuwen heeft toegesloten, de beloften verkregen heeft, de kracht des vuurs heeft uitgeblust, de scherpte des zwaards is ontvloden, uit zwakheid krachten heeft verkregen, heirlegers der vreemden op de vlucht heeft gedreven. Dit geloof is de sleutel, waardoor de sluizen van de hemel worden geopend, zodat rijke vertroosting in Jezus Christus neervloeit op de in zichzelf dorre akker van onze ziel, die dan herschapen wordt tot een lusthof, waar de bloemen der genade bloeien.

Allereerst moeten we nu nog wat nader ingaan op de kennis van het geloof. Het geloof omvat dus kennis, persoonlijke zekere kennis. Niemand kan op het kompas van de kennis van een ander varen. We moeten zelf zekere kennis hebben van wat God in Zijn Woord heeft geopenbaard.

Vandaar dat de ouders de roeping hebben hun kinderen in de leer der zaligheid te onderwijzen of te doen en te helpen onderwijzen, gelijk ze ook bij de doop hunner kinderen voor het aangezicht Gods heilig op zich nemen. Bij verwaarlozing daarvan betonen ze grove ondankbaarheid jegens God en worden ze een struikelblok voor hun kinderen. In de weg van onderwijs en onderzoek der Schriften wil de Heere door Zijn Geest en naar Zijn vrijmacht een ware kennis tot zaligheid schenken.

Rome leert, dat zo'n geloof ook genoegzaam kan zijn, dat steunt op de geloofskennis van de kerk. Dat is het zogenaamde blinde of ingewikkelde geloof. Gods Woord houdt ons echter voor: Hoe zullen ze God aanroepen, in Welke zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welke zij niet gehoord hebben? - Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige en waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.

Die kennis maakt juist rechtvaardig, naar het woord van de profeet: door zijn kennis zal mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen.

Deze Schriftuurlijke opvatting dat het geloof zaligmakende kennis is, bewaart voor intellectualisme. Het antwoord bedoelt dus niet te zeggen, dat bij de kennis van het Woord, die allen bezitten die bij het Woord zijn opgevoed, nu bij de ware gelovigen komt het zaligmakend vertrouwen, dat de Heilige Geest door het Evangelie in het hart werkt. Wie zo het antwoord verklaart doet de catechismus en zijn opstellers groot onrecht en strijdt tegen de geest der reformatie. De bedoeling van het antwoord is erop te wijzen, dat het geloof zowel kennis als vertrouwen omvat, beiden vrucht van de zaligmakende bediening van de Heilige Geest.

De kennis des geloofs heeft natuurlijk allereerst haar zetel in het verstand, maar niet zonder dat de wil en het gevoel hierbij betrokken zijn. Het is een kennis die ons gehele wezen beheerst, een bevindelijke kennis, een gemeenschapskennis. Het kennen des geloofs is een „in levensbetrekking tot en levensgemeenschap met elkander staan". De zin van dit kennen spreekt nog in het woord „bekennen", zoals de Bijbel dit woord gebruikt om de huwelijksgemeenschap aan te duiden. Deze kennis is in God volmaakt. Jezus Christus zeide: Gelijkerwijs de Vader Mij kent, alzo ken Ik ook de Vader. En van de Heilige Geest wordt gezegd dat Hij alle dingen onderzoekt, ook de diepten Gods. - In deze kennis hebben de drie Personen een eeuwig goddelijk vermaak in elkander.

Op schepselmatige wijze weerspiegelt nu de kennis des geloofs deze kennis Gods. Zij is een levende kennis Gods in het aangezicht van Jezus Christus door de Heilige Geest: gemeenschapskennen.

Nog moeten we tenslotte er wel goed van doordrongen zijn, dat deze kennis niets met de geestdrijverij heeft uit te staan. Het is een kennis van God drieenig in en door Zijn Woord. Het Woord functioneert in deze kennis allesbeheersend. Calvijn wilde dan ook niets meer en minder zijn dan leerjongen van Christus. En als God belooft: Zij zullen Mij kennen, en vervolgen Mij te kennen, dan bidt de Kerk: Ik ben Uw knecht, geef mij dan recht verstand, zo zal ik Uw getuigenissen leren.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE KENNIS DES GELOOFS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's