Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

Chaos rond Eros? : een misgreep.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Chaos rond Eros? een misgreep.

Zoals u gelezen zult hebben in de dagbladen is er in november van het vorig jaar in Den Haag een congres gehouden onder het thema: „Chaos rond Eros? " Dit congres, opgezet door de Protestantse Stichting voor Verantwoorde Gezinsvorming en het Nationaal Protestants Centrum voor de Geestelijke volksgezondheid, wilde zich bezinnen op de vragen rondom de erotiek en de seksualiteit. Bij de discussies kwam vooral de praktische vraag naar voren, hoe te denken over voorechtelijk geslachtsverkeer. Wie de verslagen gelezen heeft over dit congres zal geschrokken zijn van de wijze waarop door menig spreker op die dag afgerekend werd met de gangbare christelijke moraal, die steeds neen gezegd heeft tegen voorechtelijk geslachtsverkeer met een beroep op de norm van Gods Wet. Verschillende congresdeelnemers stelden op die dag daartegenover een nieuwe moraal, waarbij niet allerlei geboden en verboden golden, maar de liefde de enige drijfveer moest zijn. We voegen eraan toe dat er op dit congres ook andere stemmen klonken. We denken aan het protest van mevr. Diemer-Lindeboom en dr. B. Rietveld.

De laatste die ook redactielid is van het orgaan „Gezond Gezin, " het blad van de PSVG, is nogal verontrust over de chaos van meningen, en niet minder over de koers die door velen uitgestippeld werd. Eén artikel in „Gezond Gezin" onder de titel „Chaos rond Eros? Conclusie: doorgaan", was voor dr. Rietveld aanleiding om nogal scherp te protesteren. Dr. Rietveld trekt namelijk uit het congres een geheel andere conclusie: De betrokken organen zullen niet mogen doorgaan met voorlichting te geven in de lijn van het congres, maar ze zullen er goed aan doen de koers te wijzigen.

Onder de titel „Chaos rond Eros? een misgreep" heeft hij over deze zaak een artikel gepubliceerd dat we aantroffen in het blad „De Wekker", het orgaan van de Chr. Geref. Kerken (van vrijdag 6 januari), in de rubriek „Uit andere bladen. We nemen een gedeelte uit dit artikel over:

Er bestaat geen gerechtvaardigde twijfel over, dat de organisatoren van het congres en degenen die er het woord voerden, als ernstige mensen met een groot verantwoordelijkheidsbesef voor de geestelijke gezondheid van het volk, zeer gewaardeerd moeten worden. Het is ook goed, serieus naar hun argumentatie te luisteren en er even serieus op in te gaan. Het liefst zou ik dat doen in besloten kring en dan zonder enige overhaasting. Helaas is het congres een publieke aangelegenheid geworden, zodat ik wel genoodzaakt ben pui' bliek rekenschap te geven van mijn standpunt en dat wel in het korte bestek van een artikel. Ik maak een paar opmerkingen.

a. Naar mijn mening is het hele congres, zoals het tenslotte gewerkt heeft, een misgreep geweest. Het oefent ongetwijfeld zijn invloed en werkt zo moraalvormend. Bij alle pogingen om fijn te onderscheiden in een sfeer van bezinning is de uiteindelijke werking toch deze, dat bepaalde jonge mensen reageren met een: zie je wel, dat het vroeger allemaal veel te streng werd genomen? In deze tijd behoort er vanuit de christelijke wereld een geheel andere zede-vormende invloed uit te gaan.

b. Terecht wordt onderscheid gemaakt tussen ethiek en moraal, tussen norm en zede. Met recht kan gesproken worden van een veranderende moraal en zelfs van norm-verschuivingen. Maar ieder voelt ook, dat hier gesproken en geoordeeld moet worden met de grootste nauwkeurigheid. Hoe de heilige wil Gods, de in de Schrift gegeven normen en het antwoord in de zeden van de gelovigen in een bepaalde tijd zich onderling verhouden en bewegen is een uiterst gevoelige zaak, waarin het scherp verstand noch het gelovig hart gemist kan worden. Waarom juist nu het betrekkelijke van de moraal op de voorgrond geplaatst moet worden ontgaat mij ten enenmale.

In deze tijd is m.i. een accent op de betekenis van de normen meer op zijn plaats.

a. Op het congres is nogal de zogenaamde „nieuwe moraal" naar voren gekomen. Nu is dat natuurlijk 'n complex geheel en zij heeft ook wel verschillende gedachten. Maar in de praktijk komt het erop neer, dat velen menen het leven te kunnen ingaan met de liefde als kompas zonder meer. Dat lijkt nog Paulinistisch ook en Augustinus kan er eveneens bij geciteerd wonden. Maar als de Schrift spreekt over de liefde, is die liefde wel zeer gekwalificeerd- en stellig geen product van het natuurlijk mensenhart. Het is onmogelijk zonder meer met de „nieuwe moraal" te opereren als gaf zij een betrouwbaar richtsnoer.

d. Het christelijk leven heeft een eigen karakter. Dat hangt samen met wat men gelooft. De kijk op de zonde, op de noodzakelijke vernieuwing van het leven en op de gerichtheid van het christenleven op de toekomst, bepalen het zicht ook op onze handelingen, op de moraal. Daarom is het onmogelijk bij verhandelingen over de moraal de Schrift gesloten te laten of er slechts de richtlijn van de liefde aan te ontlenen. Men kan het leven niet in stukjes breken. Wat men gelooft heeft sterke invloed op wat men doet. Dit kwam op het congres niet uit de verf.

e. Het op tafel brengen van de relativiteit van de moraal heeft mij ertoe gedwongen het onderscheid tussen norm en oordeel te hanteren. Men ten jonge mensen, die onder invloed van de huidige geseksualiseerde wereld en van hun eigen bloed te ver gegaan zijn wel met begrip tegemoet treden zonder de norm relatief te stellen.

f. Wij hebben onderscheid gemaakt tussen het samenleven in het huwelijk en de voortplanting. Ook het samenleven is een goed ons van God gegeven en zij heeft betekenis ook wanneer het niet de bedoeling is kinderen te verwekken. Dit betekent in geen geval echter, dat wij van mening zouden zijn, dat het samenleven nu ook wel buiten het huwelijk aanvaard zou kunnen worden. Het huwelijk is duidelijk een instelling met het oog op de levenseenheid van man en vrouw, of zij ouders worden of niet.

g. Wanneer jonge mensen het al te moeilijk krijgen, omdat ze wel aan een huwelijk toe zijn wat hun verhouding betreft, maar nog niet kunnen trouwen om maatschappelijke redenen, dan ligt hier een taak voor de maatschappij, om n.l. de eisen voor een huwelijk lager te stellen. En ook de jonge mensen moeten zich dan met minder tevreden stellen. Prof. Wijngaarden noemde dit de koninklijke weg. Daarin was ik het volkomen met hem eens. 

Dr. Rietveld noemt het geheel: een vervelende historie. De vraag die bij lezing van zijn artikel bovenkomt is deze: Welke rol speelt de PSVG in dit geheel? Wil zij inderdaad alleen maar voorlichting geven of functioneert ze als een pressure-group die geleidelijk aan de nieuwe moraal wil introduceren? Gezien de houding van deze stichting t.a.v. het congres zijn wij daar niet gerust op. Wij doen er goed aan de bezinning op deze zaak te volgen. Leer en leven blijken ook hier nauw samen te hangen. Hier is niet maar een bepaalde christelijke moraal in het geding, maar de vraag naar de betekenis van Gods Wet als richtsnoer voor het leven. Wie nagaat wat er op het congres op dit punt naar voren gebracht is, hoort geen vreemde geluiden. U kunt verwante opvattingen nalezen bij de auteur van „Eerlijk voor God", de Engelse bisschop Robinson. Deze nieuwe theologie blijkt dus een grotere invloedssfeer te hebben dan wel eens gedacht wordt. Het is maar geen studeerkameraangelegenheid, maar het raakt het geheel van leer en leven der Kerk.

Chaos óók rondom Agapè?

Dat is de vraag die prof. Ridderbos stelt in het Geref. Weekblad (uitgave Kok, Kampen) in de rubriek „Van week tot week". In het nummer van 6 januari gaat hij eveneens in op wat er op het congres in Den Haag gezegd is. Ter verduidelijking van het opschrift wijzen we er u even op dat het Grieks twee woorden voor „liefde" kent: eros (= drift, opstuwend verlangen naar geluk) en daarnaast het woord agapè, dat men kan vertalen met: sympathie voor iemand hebben, voorkeur, liefde. In de Griekse vertaling van het O.T. en in het N.T. is het vooral dit woord dat gebruikt wordt, waar sprake is van „liefde".

Terugkerend tot genoemd congres, de vraag die daarbij vooral naar voren kwam was die naar de verhouding van de liefde (agapè) en wet. Door ds. Aalders was op het congres de stelling geponeerd dat het monogame huwelijk geen goddelijk gebod, maar zede is en dat de chr. ethiek maar één gebod kent, n.l. de liefde die de naaste geen kwaad doet, maar die niet geacht kan worden de seksuele omgang tot het huwelijk te beperken.

In zijn kritiek op wat door ds. Aalders gezegd is, gaat Ridderbos allereerst in op de vraag of het monogame huwelijk, goddelijke instelling is of slechts een bepaalde zede.

Als men deze monogamie, het gehuwd zijn van één man met één vrouw (tegelijk) wil doen verhuizen uit de sfeer van het normatieve naar het gebied van de relativiteiten (zede, mos, code), mag men zich m.i. afvragen of dit nog terecht als een legitiem Protestants-christelijk standpunt op grond van de Bijbel aan het Nederlandse volk kan worden gepresenteerd. Weliswaar kan men menen — al komt men bij de huidige relativering van het monogame huwelijk dit beroep weinig tegen — dat juist in de Bijbel duidelijke aanwijzingen liggen, dat het monogame huwelijk niet altijd als onaantastbaar heeft gegolden, maar dat in de dagen van Abraham, David, Salomo en van het zgn. leviraats- (of zwager- huwelijk de polygamie zelfs als een teken van aanzien of van sociale bescherming van een eenzame vrouw kon gelden. Maar daar staat toch wel het een en ander tegenover.

Vooreerst, dat men wel zonder tegenspraak kan zeggen, dat het onderwijs van Jezus en het hele Nieuwe Testament geen andere huwelijksethiek kent dan op de grondslag van de monogamie en dat iedere inbreuk daarop (het zich niet houden aan zijn éne wettige vrouw of man) als overspel en hoererij wordt gediskwalificeerd; en dat — bij alle kritische onderscheiding in het N.T. tussen de wet van God en geboden van mensen — er nauwelijks één overtreding van de wet scherper bestreden en veroordeeld wordt dan juist het overspel en de hoererij. Stellig niet zonder grote oorzaak in de tijd, dat het Christendom met zijn „nieuwe moraal" in de wereld van het voormalige Jodendom (met zijn lakse echtscheidings-procedures) en van het heidendom (met zijn geweldig promiscuïteit) optrad.

In de tweede plaats: het is duidelijk, dat de huidige relativering van het monogame huwelijk niet bedoeld is om terug te keren naar maatschappij-vormen, met een gereglementeerde veelwijverij, waarbij men meer dan één wettige vrouw zou kunnen hebben. Ongeacht nog, dat een zodanige situatie in onze dagen en in ons land een onvoorstelbare zaak is en discussies daarover daarom nog al onwezenlijk zouden zijn, ligt het eigenlijke doel van de relativering van de monogamie duidelijk ergens anders: n.l. in de toelaat' baarheid van buiten-echtelijke verhoudingen van gehuwde of ook ongehuwde mensen. Het eerste is nu juist datgene wat het N.T. als overspel veroordeelt; en wat 't tweede aangaat, al kunnen mensen, die niet getrouwd zijn, met elkaar geen overspel begaan, toch heeft het — in alle vorm als goddelijk gekwalificeerde — verbod van overspel blijkbaar ook zijn implicaties voor de ongehuwde staat. Want het overspel wordt niet slechts verboden om de ene huwelijkspartner tegenover ev. ontrouw van de ander te beschermen, maar ook omdat in de Bijbel aan de seksuele gemeenschap géén plaats wordt toegekend buiten het huwelijk. Daarom is vooruitgrijpen op het huwelijk door verloofden uiteraard anders te beoordelen, dan de vrije seksuele omgang van niet-gehuwde of - verloofde mensen. Maar daarom kan men in de gedachtegang van wat het N.T. leert deze laatste in geen enkel opzicht méér legitiem achten dan het overspel.

Liefde en Wet.

Ridderbos begrijpt terdege dat de voorstanders van een nieuwe moraal hem van rabbinisme zullen beschuldigen. De vraag is evenwel: Hoe is het gesteld met de christelijke liefde? Hoe is haar verhouding tot het gebod en het verbod.

Een dergelijk beroep op het N.T. zegt de „nieuwe moraliteit" uiteraard niets, doch zal door haar slechts als een nieuwe vorm van rabbinisme worden ervaren. De vraag, waar het op aankomt is nu, hoe men zich op „Christelijk" of „bijbels" standpunt daartegenover moet opstellen en het Nederlandse volk moet voorlichten. Zij, die zich van Christelijke zijde tegen de bindende „moraal" van de monogamie verklaren, menen zich daarvoor te kunnen beroepen op de Christelijke liefde, als persoonlijke beslissingsmogelijkheid. Of, zoals het in het bekende rapport over Sex en Morality (van de Britse raad van kerken) wordt gesteld: liefde leeft niet uit de moraal, maar „uit de kennis en de gemeenschap van Christus". En in die gemeenschap kan men niet a priori zeggen, of buitenechtelijke gemeenschap al dan niet aanvaardbaar is. Dat hangt zowel van de persoonlijke beslissing af als ook van allerlei factoren, die de situatie meebrengt.

Het eigenaardige (en m.i. verwerpelijke) van dit standpunt is, dat het zich wel beroept op Christus en zijn gemeenschap, maar zich losmaakt van de wijze waarop Christus in het evangelie en de apostel Paulus, in 1 Cor. 7, de door Hem geëiste liefde en geschonken gemeenschap toegepast wilden zien. Hier stuiten wij uiteraard op heel de beschouwing die men van de wet heeft. Hoezeer Jezus en heel het N.T. tegen de vermenselijking van de wet („geboden der mensen") en tegen het wets-„automatisme" optreedt (alsof wij de wet onder alle omstandigheden „in handen" zouden hebben), dit neemt niet weg, dat noch Hijzelf, noch de apostelen de liefde of de Geest in de plaats van de wet zouden hebben gesteld, als zou daarin (in de liefde of de Geest) het nieuwe kenprincipe van de wil van God zijn gelegen. Liefde wordt gevraagd niet als substituut van de wet, maar juist omdat zij door de wet wordt geëist. Men kan dus stellig zeggen, dat huwelijks-trouw, overspel etc. niet buiten de liefde omgaat. Maar dit betekent niet, dat iemand als men „maar" liefheeft, hij desnoods ook wel overspel (excusez du mot!) kan begaan. Ware het anders, dan is noch het onderwijs van Jezus, noch dat van Paulus meer te begrijpen. Want terwijl Christus, de grote profeet van de liefde en Paulus, de auteur van het hooglied der liefde, alle wetticisme (gehoorzaamheid, moraal, zonder liefde als beheersend motief) hebben bestreden, is het juist hun onderwijs geweest en het daarin uitgedrukte verbod van overspel en hoererij, dat de jonge kerk de leiding gaf, die zij in haar situatie behoefde en dat de kerk in haar geschiedenis tot haar ondubbelzinnige houding t.a.v. de monogamie heeft gebracht. Wil men stellen, dat deze ondubbelzinnigheid dikwijls tot een „moraal" is geworden, wanneer zij niet gepaard ging met de liefde van Christus (tegenover overspelers etc), dan is voor dit gebrek geen verschoning en heeft dit de tegenwoordige afkeer van wat men dan de kerkelijke „moraal" noemt alleen maar in de hand gewerkt. Maar het remedium daartegen is niet, om tegen deze ondubbelzinnigheid hu de dubbelzinnigheid te stellen (n.b. met een beroep op de liefde), maar terug te keren tot de bijbel, waarin ons geleerd wordt dat, omdat de liefde de vervulling van de wet is, men zich voor overspel (of met welke namen men het ook noemen wil) nooit op de liefde kan of mag beroepen.

Dit laatste is ook een antwoord op de vraag, of de „liefdevolle" relativering van wat de wet verbiedt: gij zult niet echtbreken, niet barmhartiger. Christelijker, begrijpender en bewogener is dan het ondubbelzinnig beroep op de wet. Ik denk, dat er veel over geschreven kan worden en ook veel beter, dan ik het vermag. Maar als het woord waar is, dat de wet van God heilig en goed is voor het leven, ook voor de levens-lust, wie zijn wij dan om te zeggen dat het tegenovergestelde soms méér het geval is? Het Farizeïsme heeft zijn slechte naam gekregen, omdat het de wet van de liefde los maakte en daarom ook geen meedogen had voor de wetsovertreder. Maar wat voor een naam zouden wij ons in de geschiedenis verwerven, als wij, tegen alle Schrift en Geest in, de liefde van de wet losmaakten en degenen, die het met de wet of de overtreding ervan moeilijk hebben, de troost zouden meegeven, dat wie slechts uit de liefde van Christus leeft zich aan zijn geboden niet meer gebonden behoeft te voelen? Reeds klaagt men over chaos rondom Eros. Maar zal deze niet nog groter worden als zij nog met een chaos rondom Agapè wordt vermeerderd?

Om het belang van de zaak hebben we het citaat in zijn geheel gegeven. Het blijkt dus dat er vanuit het N.T. iets meer en iets anders gezegd kan worden dan er door verschillenden op het congres gezegd is. Er blijkt ook uit hoe belangrijk 't is' dat wij ons indringend bezig houden met die gedeelten uit 't N.T. die handelen over de betekenis van Gods gebod voor het leven van elke dag. We denken met name aan de paraenetische, vermanende gedeelten. Maar al te vaak dreigen juist deze gedeelten onder ons tot een vergeten hoofdstuk te worden. De discussie rondom „Chaos rond Eros" heeft één ding duidelijk geleerd. We zullen de uitdaging van de nieuwe moraal alleen kunnen beantwoorden vanuit de bezinning op wat de Schrift ons op dit punt leert. Inderdaad, men kan de liefde niet tegenover de wet sfellen. Juist wie leeft uit de liefde van Christus zal zich gebonden weten aan Zijn geboden, en daarom in deze binding wandelen in de vrijheid, want „Zijn geboden zijn niet zwaar", zoals de apostel Johannes schrijft.

Tenslotte: Wij zijn dankbaar voor dit nuchtere Bijbelse antwoord van de Kamper Nieuw-Testamenticus. Het is goed om na lezing van deze discussies zich te verdiepen in het N.T. zelf, met name de paulinische brieven. In het grote boek van prof. Ridderbos over de theologie van Paulus hebben we daarbij een waardevolle gids.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's