Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HEILIG AVONDMAAL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HEILIG AVONDMAAL

DE BETEKENIS VAN HET

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

We eindigden de vorige maal met te constateren, dat het in het H. Avondmaal gaat om de gemeenschap met het offer van Christus aan het kruis geschied, en dat wij daarbij voor de vraag komen te staan, op welke wijze wij ons die gemeenschap hebben te denken. Bij dat onderstrepen van de gemeenschap met het offer des Heren, denken we vanzelf aan het woord van Paulus in 1 Cor. 10: „de drinkbeker der dankzegging, die wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus? "

Trouwens, aan die gemeenschap moet niet alleen gedacht worden in verband met dit Sacrament. Over die gemeenschap met Zijn lichaam en bloed spreekt de Here Jezus ook in de bekende rede in Kapernaüm, na de wonderbare spijziging (Johannes 6), waarin Hij de schare vermaant om niet te werken om de spijze, die vergaat, maar om de spijze, die blijft tot in het eeuwige leven, welke spijze de Zoon des mensen geeft. „Ik ben, " zo zegt Jezus, „dat levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is; zo iemand van dit brood eet, die zal in eeuwigheid leven; en het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld." Zelfs zegt Jezus: „tenzij dat gij het vlees van den Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven. Want Mijn vlees is waarlijk spijs, en Mijn bloed is waarlijk drank. Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem".

Nu gaat het in Joh. 6 niet om het H. Avondmaal. Maar dat is eer een bevestiging dan een ontkenning van de gemeenschap aan het lichaam en bloed des Heren in het H. Avondmaal. Want het Sacrament wil niet iets geven, wat buiten het Sacrament niet aan het geloof ten deel zou vallen. Maar wat het geloof buiten het Sacrament in de geloofsgemeenschap met de Here deelachtig wordt, wordt aan de gelovige wel op een bijzondere wijze voorgesteld en bekrachtigd door het Sacrament.

Daarom wordt Johannes 6 ook in het Avondmaalsformulier met name ge­noemd als bijzonder geschikt voor de Schriftlezing aan de Avondmaalsdis.

Johannes 6 gebruikt dus het eten van brood als een doeltreffend beeld van de gemeenschap met Hem, Die het levende brood is.

Deze parallel wordt ook zeer breed uitgewerkt in Art. 35 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Guido de Bres stelt naast elkander de gewone geboorte, die ons met alle andere mensen gemeen is en ons tot het tijdelijke leven inleidt, dat door lichamelijke spijze en drank onderhouden wordt; en het leven der wedergeboorte, dat een geestelijk en hemels leven meebrengt en onderhouden wordt door het levende brood Jezus Christus. Het aardse brood beeldt dat hemelse brood af, maar dient tevens om te bezegelen „dat wij, zo waarachtig als wij het Sacrament ontvangen en houden in onze handen en het eten en drinken met onze mond, waarmede ons leven daarna onderhouden wordt, wij ook zo waarachtig door het geloof (hetwelk de hand en de mond der ziele is) het ware lichaam en bloed van Christus, onzen enigen Zaligmaker ontvangen in onze zielen tot ons . geestelijk leven."

Art. 35 gaat dan uiteenzetten, dat Christus in ons werkt, hetgeen Hij door deze tekenen ons voor ogen stelt.

Christus doet dat door de Heilige Geest, Wiens werking hier (evenals trouwens overal) onnaspeurlijk is voor ons menselijk verstand. Maar vast staat, dat „hetgeen door ons gegeten en gedronken wordt, het eigen en natuurlijk lichaam en het eigen bloed van Christus is, maar de wijze, waarop wij dit nuttigen, is niet de mond, maar de geest, door het geloof".

„Deze maaltijd is een geestelijke maaltijd, aan welke Christus Zichzelf ons mededeelt, met al Zijn goederen, en doet ons aan haar genieten, zowel Zichzelven, als de verdiensten Zijns lijdens en stervens, voedende, sterkende en vertroostende onze arme troosteloze ziel door het eten Zijns vleses en haar verkwikkende en vermakende door de drank Zijns bloeds." Hetzelfde zegt het Avondmaalsformulier.

Dit formulier begint met de inzettingswoorden uit 1 Cor. 11; vermaant tot de rechte beproeving van zichzelf met afmaning van degenen, die in ongeloof en ongehoorzaamheid volharden. Zwakke, maar oprechte gelovigen worden daarop bemoedigd, omdat het H. Avondmaal niet alleen voor verzekerden in het geloof is gegeven, maar ter verzekering van degenen, die dagelijks met de zwakheid van hun geloof te strijden hebben.

Dan wordt op onovertroffen wijze ons door de opstellers van het formulier het lijden des Heren van stap tot stap kort en duidelijk voorgesteld, met al de rijkdom van verdiensten, weldaden en zegeningen, die Hij daardoor voor Zijn gemeente verwierf.

Dan komt het formulier nog eenmaal terug op de instellingswoorden en verklaart deze aldus: „zo dikwijls als gij van dit brood eet, en van deze drink­ beker drinkt, zult gij daardoor als door een gewisse gedachtenis en pand vermaand en verzekerd worden van deze Mijne hartelijke liefde en trouw jegens u, dat Ik voor u (daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven). Mijn lichaam van het hout des kruises in de dood geve en Mijn bloed vergiete, en uwe hongerige en dorstige zielen met dit Mijn gekruisigd lichaam en vergoten bloed tot het eeuwige leven spijze en lave, even zeker, als een iegelijk dit brood voor zijne ogen gebroken, en deze beker hem gegeven wordt en gij die tot Mijn gedachtenis met uw mond eet en drinkt."

In het vervolg gebruikt het formulier nog eens de uitdrukking „een waarachtige spijze en drank des eeuwigen levens" en spreekt nog eens van het „met Hem waarachtige gemeenschap hebben, en aan al Zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid deelachtig worden".

Zakelijk hetzelfde zegt ook onze Heidelberger, die het eten van het gekruisigd lichaam van Christus en het drinken van Zijn bloed als volgt uitlegt: „het is niet alleen met een gelovig hart het ganse lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen, maar ook daarbenevens, door den Heiligen Geest, die èn in Christus èn in ons woont, alzo met Zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer verenigd worden, dat wij, al is het, dat Christus in de hemel is, en wij op aarde zijn, nochtans vlees van Zijn vlees, en been van Zijn gebeente zijn, en dat wij door één Geest (gelijk de leden van één lichaam door één ziel) eeuwiglijk leven en geregeerd worden". (Zondag 28, vr. 76). Daarin ligt dus niet alleen de gemeenschap met de gekruisigde Christus op Golgotha maar ook de eenheid met de verhoogde, levende Christus als een reële eenheid van Hoofd en lichaam. Het gaat in beginsel om dezelfde weldaden als bij de H. Doop. Het gaat ook in het H. Avondmaal om het werk van Christus door Zijn bloed en door Zijn Geest, om de vrucht van Golgotha en van Pinksteren, om vergeving en om vernieuwing, om rechtvaardiging en om heiligmaking.

Het kind van God blijft daaraan levenslang behoefte houden. Het is waar: een mens, die in oprechtheid in Christus gelooft en God vreest, hééft vergeving van al zijn zonden. Maar wij blijven zondaren. Wij vallen onszelf meer en meer tegen. Het zondebewustzijn zal daardoor menigmaal juist verdiept worden. En zo zal ook telkens opnieuw het bewustzijn van de vergeving vernieuwd en versterkt moeten worden.

Maar nu gaat het niet alleen om het deelgenootschap aan de weldaden des Heren, maar om de gemeenschap met Hemzelf. Wie iemands goed zoekt, maar niet zijn persoon, is niet oprecht.

Wie Jezus alleen zoekt om van de straf verlost te worden door Zijn dood, maar niet om met Hem te leven, is onoprecht. Daarom leggen onze belijdenisgeschriften zo sterke nadiruk op de vereniging met Christus, die door het H. Avondmaal wordt uitgedrukt en tevens ervaren. Dat brengt ons tot de vraag naar de tegenwoordigheid van Christus in het H. Avondmaal.

(Wordt vervolgd)

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

HEILIG AVONDMAAL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's