Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZIJN LAATSTE WIL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIJN LAATSTE WIL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Jozef deed de zonen van Israël zweren, zeggende: God zal u gewis bezoeken zo zult gij mijn beenderen van hier opvoeren!" Genesis 50 vs. 25.

Daar is een eed Gods: het land, het­welk Hij Abraham, Izaäk en Jakob gezworen heeft. Deze eed is zo hecht en zo sterk, dat Jozef de zonen van Israël doet zweren: God zal u gewis bezoeken - doen optrekken. Zo zult gij mijn beenderen van hier opvoeren. De eed des Heeren lokt de eed van de zonen Israëls uit, klinkt in hun eed na. Als het een niet waar is, is het ander waardeloos. Jozef waagt het er op. Op Gods erewoord. Ik sterf, maar stel mijn begrafenis nog maar wat uit. Wacht daar maar mee, totdat ge het beloofde land binnengeleid zijt. Had hij er een vermoeden van, hoe lang dat nog zou duren? Het duurde eeuwen! Dat mag echter niet hinderen: Zweer mij. Het is geen vriendelijk verzoek, dat zij zullen inwilligen, als het hun uitkomt. Het is een laatste wil, die ten uitvoer gelegd moet worden. Vandaar deze eed. Onder ede verklaren zij zich daartoe bereid. Want Jozef verpandt zijn gebeente aan de toekomst. Eigenlijk legt hij ook een eed af: zo waarachtig als de Heere leeft.

En, zo lazen we vorige keer, zij balsemden hem en men legde hem in een kist in Egypte. Dat is nu geen Egyptische dodenverzorging meer, dat is typisch Israëlitisch. Hij betoont nog bij zijn sterven, duidelijk, dat hij een vaderland zoekt. Zo worden de beenderen van Jozef een pand van Gods macht én Gods trouw. Ik weet niet waar men zijn, ongetwijfeld fraai bewerkte doodkist heeft neergezet. In het huis van Efraïm of van Manasse. In ieder geval onder het eigen volk, daar in het heidenland, en geen vreemden konden die kist in beslag nemen. Ik weet wel, dat hij daar niet kon blijven staan; hij moest en hij zou meegenomen worden, naar het land, van de toekomst.

Zware tijden zijn aanstaande, het volk wordt verdrukt, het klaagt en kermt. Is er dan geen toekomst, geen uitkomst? Tot aan de uittocht getuigt deze kist in Egypte van de belofte Gods waaraan Jozef niet getwijfeld heeft door ongeloof. De sarcofaag wordt bijna een sacrament, een teken en zegel van Gods toezegging aan Zijn volk. Zo dikwijls zij die zien, zullen zij daardoor vermaand en verzekerd worden van deze Mijn hartelijke liefde en trouw jegens hen. Die liefde en trouw Werd vastgelegd in de belofte. Jozefs beenderen vertolken en verkondigen e komst van het Koninkrijk Gods. De doodkist wordt zodoende een preekstoel; de boodschap van het leven uit de doden wordt stil en helder gehoord. Want al schijnt het dat Israël in Egypte ten dode is opgeschreven. God heeft wat anders met Zijn volk voor: Hij zal u doen optrekken. Zo zult gij mijn beenderen van hier opvoeren.

De dwangarbeiders in Egypte worden er door bemoedigd. Menigeen heeft, ergens op een verborgen plaats, een steelse blik op Jozefs kist geworpen. Vaders hebben het hun kinderen verteld. Hebben hen meegenomen, en met de vinger op de lippen, gewezen naar dit teken van het vaste voornemen Gods. De zweep knalde over hun ruggen, maar hun is toch een beter lot bereid. Zo waar als Jozefs gebeente in hun midden is. En toen het eindelijk zo ver was, nam Mozes de beenderen van Jozef met zich, want hij had met een zware eed de kinderen Israëls bezworen. Kan het anders. Nu God aan Zijn eed gedenkt, denken zij aan de hunne. Mannen zetten hun schouders onder deze lichte vracht: Jozefs gebeente wordt meegedragen door de woestijn. Het werd een vermoeiende tocht, en meer dan eens werd het volk moe van 't trekken, ze murmureerden, een enkele keer willen ze terug. Al die tijd waren er mannen die de kist droegen. Hem soms neerzetten, hem nooit lieten staan. Verder, steeds verder, naar het land van Gods belofte. Zo werd hij opgevoerd! Het was geen dodenstoet; de optocht was een profetie van het leven, dat God voor Zijn volk beschikte. God omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding, het dorre gebeente wordt er door omringd. Onderweg vinden ze veel troost en steun in Jozefs laatste wil.

Zijn ze er eenmaal, dan lezen we: Zij begroeven ook de beenderen van Jozef, die de kinderen Israëls uit Egypte opgevoerd hadden. Dat is geen droefgeestige begrafenis geworden, dat was een feest. Eindelijk mocht Jozefs gebeente rusten in het beloofde land, in de buurt van Sichem. Heel de geschiedenis van verdrukking en bevrijding wordt in deze woorden aangeduid: En zij balsemden hem en men legde hem in een kist in Egypte. De Naam des Heeren wordt daarin verheerlijkt. De Heere kent geen dood punt, er loopt pen lijn door al Zijn handelen, de lijn van Zijn Woord en van Zijn trouw.

Ik sterf, had Jozef gezegd, maar God. Wat u van uw eigen ik moogt overschrijven op de Naam des Heeren, dat heeft toekomst, dat geeft moed en kracht. Ziet Israël in Egypte, ziet het in de woestijn, ziet het Kanaän binnengaan. De dode Jozef getuigt van de levende. Wanneer er van deze dode zoveel kracht uitging, hoeveel te meer gaat er kracht uit van de Levende. Jozef en Jezus worden vaak met elkaar vergeleken. Men moet die vergelijking niet te ver doortrekken, de schaduw heeft slechts een wat vage omtrek. Jozef sterft. Jezus sterft ook. Jozef wordt in een kist gelegd, en die kist wordt veel later de groeve ingeschoven. Jezus staat op ten derden dage, het graf is geopend. Dat is van veel groter heilsbetekenis.

Daar is in deze wereld een gemeente onderweg, die al hun heil van de Heere verwachten. Zij moet door veel verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk Gods. Uit het diensthuis uitgeleid, door de woestijn voortgeleid. Al die tijd is deze Jezus in hun midden. Die dood geweest is en weder levend geworden. En zie. Ik ben levend in alle eeuwigheid. In Hem liggen Gods beloften vast en worden ze bevestigd door de Heilige Geest; Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Meer dan Jozef is hier. Hoe zullen wij anders verzekerd worden van de waarheid der beloften, dan door Hem die leeft. Die opgewekt werd uit de doden, opdat uw geloof en hoop op God zouden zijn, zegt Paulus.

Schijnt alles tevergeefs. Trachten duivel en dood u van het Woord Gods te beroven? Kan het niet? Hij staat er borg voor. Die Christus mag ik u heden voorstellen. God roept Zijn Zoon uit Egypte, Hij brak door de versperringen van zonde, dood en duivel heen. Hem voeren wij niet mee. Hij gaat voor als de overste leidsman en voleinder van het geloof. Opdat allen, die in Hem geloven tot zaligheid, tot een volkomen verlossing, niet zouden vertwijfelen, niet zouden bezwijken in hun zielen, worden ze op Hem gewezen. Zijn opstanding is het onderpand van hun zalige opstanding en van het eeuwige leven. Zij lopen niet met een doodkist op hun schouders, zij lopen de Levende achteraan.

Ik sterf. Ik ook, u ook. Om van te schrikken, om mee te rekenen. Is dan alles uit? Nee, nee, dan maait een mens wat hij gezaaid heeft. Zorgeloos gezaaid, alsof er nooit geoogst zou worden. Wat maait u dan? De eeuwige dood. Dat is de toekomst. Die komt heden naar ons toe, nu u dit leest. Banden des doods, angsten der hel. Och Heere, bevrijd mijn ziel. De Heere bevrijdt, dat is de prediking van deze overdenking. Hij bevrijdt door de Heere Jezus Christus, die de dood verslond tot overwinning. Wanhoopt daarom niet, maar hoopt volstandig op de genade die u toegebracht wordt in Christus Jezus. Hij weet Zijn Woord wel waar te maken dwars door alles heen. Zijn laatste wil wordt uitgevoerd: En Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid. Het eeuwige leven, waarvan wij in de gemeente zo dikwijls belijdenis deden, kan hen niet ontgaan.

Wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, wacht ons de onverderfelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u. Nu zijn de rollen omgekeerd: Die ons voorging, neemt ons mee. Kanaän wenkt, het land der rust. Wat een vooruitzicht! En wat die beenderen betreft: Dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen. En dan komt het. Dan wordt het over ons vervuld, wat geschreven is. Dan breidt de heerlijkheid des Heeren zich over ons uit als een hemelkoepel. Grijpt moed. God zal u gewis bezoeken en u van hier opvoeren. En alzo zullen wij altijd met de Heere wezen. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ZIJN LAATSTE WIL

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's