Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kende Israël maar één God ? *]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kende Israël maar één God ? *]

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET EERSTE GEBOD De artikelenreeks van de Tien Geboden wil niet allerlei studeerkamerproblemen te berde brengen - daaraan heeft de eenvoudige lezer niets. Enkele onderwerpen waarover tegenwoordig wordt gediscussieerd zullen echter ter sprake komen. We willen n.l. trachten de lezers op de hoogte te stellen van de hedendaagse problemen en hen te wapenen tegen aanvallen op het geloof, dat hun van de vaderen overgeleverd is.

Was Israël monotheïstisch?

Kende Israël Jahwe (de Here) als de enige, ware God en beschouwde het de goden van de omringende volken als „af-goden", d.w.z. geen goden? Of meenden de Israëlieten, dat ook de goden van de Moabieten, Ammonieten, Kanaänieten enz. echte goden waren, al beperkten zij zelf zich tot het dienen van Jahwe? Immers ook het eerste gebod ontkent strikt genomen niet het bestaan van andere goden, doch verbiedt hun verering. Misschien vindt u het een dwaze vraag omdat u als vanzelfsprekend aanneemt dat de Israëlieten geweten hebben dat er maar één God bestond.

Argumenten tegen het monotheïsme in Israël.

Men zou erop kunnen wijzen, dat de vele afgodendienaars in Israël de goden van de volken wèl als werkelijkheid hebben beschouwd. Maar hoe dachten de vertegenwoordigers van de zuivere godsdienst van Israël? Hoe kon b.v. Jefta tegen de koning van de Ammonieten zeggen: „Zoudt gij niet in bezit nemen wat uw god Kamos u in bezit gaf?  Of wat te denken van Davids uitspraak dat zijn tegenstanders hem van het grondgebied van Jahwe verdrijven en dat zij daarmee zeggen: „ga heen, dien andere goden". Bedoelt David dat de dienst van Jahwe buiten Kanaän niet mogelijk is, omdat daar het domein van andere goden begint? Nog een voorbeeld. Naaman neemt na zijn genezing aarde uit Kanaän mee om erop te kunnen offeren aan de Here, maar tegelijk buigt hij zich voor Rimmon *) . Zijn uitroep: „Zie, nu weet ik dat er op de gehele aarde geen God is behalve in Israël", betekent waarschijnlijk slechts: Jahwe is een bijzonder sterke God en met geen ander te vergelijken.

Is dit allemaal zo?

De meeste geleerden trekken uit de genoemde (en andere) teksten de conclusie dat Israël geen monotheïsme kende (het erkennen van slechts één God). Zij gaan ervan uit, dat het godsdienstige leven door een gestadige ontwikkeling wordt beheerst, zoals men dat ook van het natuurleven aanneemt. Geleidelijk zou Jahwe voor Israël de enige God zijn geworden; dit was een langdurig proces °).

Ons antwoord.

In antwoord op hetgeen naar voren is gebracht zij erop gewezen dat wij bij het bestuderen van de Bijbel geen enkel denkschema moeten meebrengen. Vooral de evolutietheorie (leer van de ontwikkeling van het hogere uit het lagere) is ondeugdelijk om er de Heilige Schrift mee te benaderen en uit te leggen. Het is heel goed mogelijk (en inderdaad waar) dat Abraham veel meer van God heeft verstaan dan b.v. Jefta, vele eeuwen later.

Ook moet men scherp onderscheiden tussen de godsdienst van het volk, dat steeds snel tot afgoderij verviel, en de religie der profeten. Dat b.v. koning Ahazia de afgod van Ekron, Baal Zebub, raadpleegt, is geen bewijs, dat Israël niet monotheïstisch was 6).

Toch wel ontwikkeling.

Vanzelfsprekend kent de Israëlitische godsdienst wel een ontwikkeling. Men mag aan Jacob niet een even grote kennis der verlossing toeschrijven als ons uit Jes. 53 tegenstraalt. In latere eeuwen heeft het volk en hebben de vromen in Israël meer van Gods heerlijkheid temidden van andere goden begrepen dan in het begin. De gelovigen hebben van meet af aan verstaan, dat Jahwe enig (in de zin van uniek) was in de godenwereld die hen omringde. Voor de almacht van de Schepper hebben zij gebogen en de rechtvaardigheid van zijn vergelding hebben zij erkend. Langzamerhand is het licht over Gods persoon en werk voor hen opgegaan. Zijn majesteit is een zeer bijzondere in de wereld der geesten. Later verkondigde de profeet de geheel enige betekenis van Israëls God met de woorden: „Ik ben Jahwe, dat is mijn Naam en mijn glorie zal Ik niet aan een ander geven” 7).

Weten en toepassen.

Het maakt een groot verschil of men op school woordjes van een vreemde taal leert, of dat men met een vreemdeling een gesprek in die taal moet voeren. Welk een gevoel van bevrediging schenkt het als men het geleerde, zij het enigszins moeizaam, in praktijk kan brengen.

Ook wat betreft de godsdienst van Israël moet men er rekening mee houden dat theorie en praktijk naast elkaar hebben bestaan. Voor de gelovigen is de bedoeling van het eerste gebod altijd duidelijk geweest: Gij zult geen andere goden hebben. Bij de intocht in het beloofde land stuitte men op de Baäls van de Kanaänieten. Nu moest het gebod in praktijk worden gebracht, al had men ook tijdens de woestijnreis met afgoderij te kampen. Toen de bewoners van het land langzamerhand overwonnen waren, trok men (en ook het eenvoudige volk) daaruit de conclusie, dat Jahwe sterker was dan de Baäls van het land.

Later toen Assyrië en Babylon op het toneel verschenen, maakten de Israëlieten kennis met de goden van de grote wereldmachten, waarvoor Israël bezweek. Nu moesten zij in donkere tijden de consequentie leren trekken uit het eerste gebod. Sinds de dagen van Mozes was er geen plaats geweest voor een god naast de Here. Dat had men voortdurend wel begrepen. De grote vraag in de crisis rondom het huis van Achab was geweest of er naast de Here plaats was voor de Baal van Tyrus.

In en na de ballingschap ontstonden de krachtigste uitspraken over de goden der volken. Andere goden zijn ijdelheid, a1 hebben hun vereerders Jeruzalem verwoest.

Ons standpunt.

Wij moeten steeds voor ogen houden, dat niet alle bijbelheiligen eenzelfde kennis van God hebben bezeten. De vraag van Elia: Wie is God - Jahwe of Baal? klinkt anders dan de indrukwekkende prediking uit later tijd: Jahwe bestuurt de sterren. Hij leidt de geschiedenis vanaf het begin, terwijl de goden ontzet zijn over de opkomst van CESTUS (Kores) als verlosser voor de Joden 10).

Wij stellen ons soms de gelovigen in de Heilige Schrift Voor vanuit ons eigen begrip van God. Dan hebben we er te weinig oog voor, dat zij als kinderen van hun tijd, beïnvloed door de afgodische ideeën om hen heen, een betrekkelijk beperkte kennis paarden aan een groot geloof.

Eén-godendom op grond van ervaring.

Belangrijk is de wijze waarop de gelovigen van het oude verbond tot de verering van één God kwamen. Zij verkregen dit geloof niet op grond van wijsgerige speculaties, niet door nadenken of verstandelijke overwegingen. De kracht van de heiligen is vanouds geweest, dat zij de enigheid en majesteit van God hebben ervaren11).

Dit verbindt óns met de kinderen Gods van het Oude Testament; dit maakt de vraag naar het monotheïsme ook voor ons nog belangrijk. Ook wij moeten tot Gods bestaan niet besluiten op grond van verstandelijke redenering. Ook wij moeten doordat wij ervaring van God opdoen, komen tot het geloof dat Hij bestaat en een Beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. Maar dit brengt ons reeds tot het onderwerp, dat in het volgende artikel de aandacht vraagt: het atheïsme.

Samenvatting.

1. Het eerste gebod laat zien dat Israël een monotheïstische godsdienst beleed.

2. De godsdienst van het Israëlitische volk bleef vaak ver ten achter bij het hoge ideaal der profeten. Er werden vele afgoden gediend. De volksgodsdienst was evenwel niet de wettige godsdienst van Israël.

3. Men kan de geschiedenis van Israël niet verklaren met behulp van de evolutietheorie (leer van de geleidelijke ontwikkeling van lagere naar hogere vormen).

4. Niet alle trouwe dienaars des Heren in het Oude Testament hebben een even diep inzicht gehad in het wezen van Jahwe; er bestaat b.v. verschil tussen Jefta en Jesaja.

5. In de ontmoeting met de grote wereldmachten moest Israël het monotheïsme, dat het kende, in praktijk brengen.

6. De wortel van het monotheïsme in Israël is gelegen in de openbaring van Jahwe en in de ervaring van zijn tegenwoordigheid en hulp door de gelovigen.

Reacties van oud en jong worden weer gaarne ingewacht; adres: Mathenesserlaan 244c, Rotterdam.

  *) Onder dit artikel staan veel aantekeningen. Daar kunt u verwijzingen naar nieuwe theologische werken en uiteenzettingen vinden die de eenvoudigen minder zullen aanspreken, maar die voor ontwikkelde gemeenteleden en studenten interessant kunnen zijn. Ik hoop geslaagd te zijn in mijn pogen het artikel voor ieder leesbaar te doen zijn. 

1) In dit geval spreekt men niet van monotheïsme doch van henotheïsme.

2) Richt. 11 : 24.

3) 1 Sam. 26 : 19. J. L. Koole, „De Tien Geboden", Baarn, 1964, blz. 38, wijst er terecht op dat David in het buitenland nergens een toevluchtsoord had kunnen vinden, als hij zich niet onder bescherming van de daar vereerde godheid stelde. Koole verdedigt Jefta door het oude argument te herhalen dat deze rich­ter zich bij het onderhandelen met de Ammonitische koning op het standpunt van zijn tegenstander plaatste, doch geeft toe dat men zich van Eha of Jesaja zo'n woord niet kan voorstellen.

4) 2 Kon. 5 : 17 v. Naaman zal m.i. niet hebben bedoeld Rimmon te vereren, maar hij verbindt het dienen van Jahwe wèl aan Palestijnse grond,

5) Zo o.a. J. Pedersen, „Israël its Life and Culture", Copenhagen, 1959, III/IV, p. 632. Anders redeneert W. Eichrodt, „Die Theologie des Alten Testaments 5", Stuttgart, 1964, II, S. 133, hoewel ook hij van een ontwikkeling uitgaat: pas in het Jodendom kregen de engelen zelfstandige betekenis omdat er in de oudere tijd naast het machtige werken van de Bondsgod geen plaats was voor een nevenfiguur. De vrijzinnige A. Powell Davies, „The Ten Commandments", New York, 1956, p. 83 beweert dat de woorden „geen andere goden vóór Mij" in plaats van „geen andere goden naast Mij" aantonen dat er voor andere goden plaats is naast Jahwe! Zo haalt men uit een tekst wat men graag wil. E. Würthwein, in Religion in Geschichte und Gegenwar, II S. 1707, vindt in het oude Israël geen monotheïsme, noch henotheïsme. Hij meent dat alle andere goden voor de overmacht van Jahwe hun betekenis verliezen. Later wordt dil alles praktisch en theoretisch doordacht en zo komt men tenslotte uit bij het theoretische monotheïsme uit het tweede deel van het Jesajaboek. Geheel anders de bekende Amerikaanse geleerde Allbright, die wel monotheïsme in Israël (reeds bij Mozes) aanneemt. J. Schreiner, „Die Zehn Gebote im Leben des Gottesvolkes", München, 1966, S. 73 is van mening, dat Israël geen monotheïsme kende, maar het „tendeert er wel heen".

6) 2 Kon. 1 : 2. Ahazia was een koning uit Omri's huis met Tyrisch bloed. Hij was een afgodendienaar en werd door Elia in de naam des Heren bestraft. Pedersen geeft dit voorbeeld op de in aant. 5 genoemde bladzijde. Hij vermeldt ook Salomo's altaren. Daarbij hebben we evenmin met de wettige godsdienst van Israël te maken. De profeet Ahia veroordeelde deze afgoderij.

7) Jes. 42 : 8, 48 : 11.

8) Am. 5 : 25 v.

9) Op de vraag, wat afgoden eigenlijk zijn en of ze werkelijk bestaan, komen we later terug bij de behandeling van de afgoderij.

10) Verg. b.v. Jes. 43 : 8—8, 45 : 1—8.

11) Eichrodt, als boven, wijst er op, dat daarom het monotheïsme in Israël geen bloedloze abstractie bleef', zoals bij Amenophis IV in Egypte of zoals in het brahmanisme van de Indiërs en in het proton kinoun der Grieken. Dit is een waardevolle gedachte, van grote betekenis voor een juiste visie op het monotheïsme in Israël, dat niet rationeel maar gelovig moet worden benaderd.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Kende Israël maar één God ? *]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's