Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE INZET VAN DE REFORMATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE INZET VAN DE REFORMATIE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heeft het nog zin de kerkhervorming te herdenken? Lang niet iedereen beantwoordt die vraag bevestigend. Onlangs heeft een doopsgezind predikant erop gewezen dat de hervorming er niet in geslaagd is een nieuwe gestalte van de gemeente te presenteren. Daartoe zou eerst in onze oecumenische eeuw een aanloop genomen zijn. En de medewerking daaraan is volgens deze doopsgezinde predikant belangrijker dan het organiseren van interkerkelijke Luther-herdenkingen. Dat hoorde thuis in de tijd, toen de mannen-broeders voorbij paradeerden.

Reformatieherdenking dus niet meer zinvol? Het wil ons voorkomen dat de aarzelingen op dit punt samenhangen met een andere vraag: Kan men zeggen dat de beslissing die er in de zestiende eeuw gevallen is, vandaag nog actueel is? Is het klimaat in oecumenisch opzicht niet dermate veranderd dat eigenlijk alleen een verstokte anti-papist kan blijven spreken van het blijvend recht der Reformatie?

Zeker in de kerk van de zestiende eeuw heersten zoveel misstanden dat het profetische protest van iemand als Maarten Luther voluit op zijn plaats was. Ook rooms-katholieke theologen geven dat grif toe. Men leze b.v. hoe in de Nieuwe Catechismus geschreven wordt over Luther. Maar — zo zegt men — er zijn toch in de loop der eeuwen allerlei veranderingen aangebracht. Zowel in de kerkelijke praktijk als in theologisch opzicht heeft ook binnen de Roomse kerk een koerswijziging plaats gevonden. Een rooms-katholiek schrijver Peter Lippert heeft vele jaren geleden al gezegd, dat, toen eenmaal de werkelijke gronden der Reformatie door het concilie van Trente waren weggenomen, het protestantisme kunstmatig in stand gehouden is.

Nu is het duidelijk dat een dergelijk oordeel uitgaat van een zeer bepaalde opvatting omtrent de inzet van de Reformatie. Het eigenlijk reformatorische wordt dan gezocht in de verwijdering van allerlei misstanden, in een herinterpretatie van theologische formuleringen. Is dit vol te houden? Kan men zeggen dat dat de inzet geweest is van de levensworsteling van mensen als Luther en Calvijn? Wij menen dit ontkennend te moeten beantwoorden. Het ging in de Reformatie om meer dan om verwijdering van een aantal excessen en de hervorming van een bepaalde kerkelijke structuur. Dat is nog weer eens duidelijk aangetoond door de duitse theoloog, prof. Peter Brunner in het juli-nummer van het tijdschrift „Kerygma und Dogmna".

Brunner wijst erop hoe in de middeleeuwse kerk al vanaf 1311 de roep gehoord wordt naar een reformatie van de kerk in hoofd en leden. Velen wilden tegenover het pauselijk leergezag het gezag van de concilies vastgesteld zien. Anderen eisten de verwijdering van allerlei misstanden, die er heersten in de kloosters. Men kwam op voor een zuivering van de kerkelijke structuren. Maar een pleidooi om een dergelijke reformatie betekende geen aantasting van het pausdom of de hiërarchie. Ook de kerkhistoricus Heinrich Bornkamm heeft hierop gewezen. In zijn boekje „Das bleibende Recht der Reformation" noemt hij onder meer hertog Georg van Saksen, Luther's felle tegenstander, die op de rijksdag van Worms in 1521 pleitte voor een algemene reformatie door een concilie.

Is dit nu ook de inzet geweest, van wat wij de Kerkhervorming plegen te noemen? Brunner laat dan zien dat het Luther ging om de herontdekking van het Evangelie van Gods genade in Christus. Dat Evangelie was in de kerk van zijn dagen verhuld onder het omhulsel van de scholastieke theologie en een vroomheidspraktijk, waarin de mens met zijn verdiensten de eerste plaats innam. Daarmee heeft Luther gebroken. Om het op een korte formule te brengen: „Revelatio evangelii (onthulling en herontdekking van het Evangelie), niet reformatio ecclesiae (hervorming van de kerk) is de oorsprong en de inzet geweest van de Reformatie. Wel vloeiden uit deze herontdekking van het Evangelie allerlei praktische hervormingen voort. Wij kunnen in de ons toegestane ruimte dit niet breed toelichten, maar wijzen slechts op een enkel punt. Luther en Calvijn hebben met grote klaarheid het Paulinische getuigenis van de rechtvaardiging van de goddeloze om niet door de verlossing in Christus Jezus doorgegeven. Christus alleen heeft onze zonden gedragen aan het kruishout. Daardoor werd de genade weer voluit genade en konden de Hervormers niets beginnen met de gedachte dat onze goede werken toch ergens verdienstelijk zijn voor God.

Wij worden gerechtvaardigd alleen door het geloof. Sola Fide! Dat is meer dan een slagzin. De herontdekking van het Evangelie betekende ook een geheel andere visie op de aard en het wezen van het geloof. In de roomse theologie was het geloof verschraald tot een bepaalde deugd, en dus toch weer tot een goed werk. Of het geloof werd opgevat als de morele voorbereiding voor het ontvangen van de rechtvaardigende genade, die via de kanalen van de sacramenten wordt uitgegoten in de ziel.

Daartegenover hebben de Hervormers weer met alle klaarheid gezien hoe op deze wijze toch weer Christus en Zijn genade van de Hem toekomende plaats verdrongen wordt. Het heil in Christus wordt ons gepredikt in de beloften van het Evangelie en ontvangen in de weg van het geloof. En de Heilige Geest werkt het geloof door de prediking van dit Evangelie. Dan is het geloof maar niet een deugd of een voorbereiding, maar het is de lege hand die gevuld wordt met het heil in Christus. „Niet dat ik vanwege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben, maar daarom dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is en dat ik die niet anders dan door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan." (Zondag 23 H. Cat.).

Dat is de inzet geweest van de Reformatie. En de klemtoon die gelegd werd op de beloften van het Evangelie bracht met zich mee, dat de prediking centraal kwam te staan. Waar Rome het accent verlegd had van het Woord naar de sacramenten, hebben de Hervormers weer nadruk gelegd op de verkondiging van het Evangelie dat een kracht Gods is tot behoud voor elk die gelooft.

Uit dit alles vloeide ook voort dat de Reformatie weer ernst gemaakt heeft met het gezag van de Heilige Schrift, als het levende Woord, waarin God Zichzelf openbaart. Terecht wijst Brunner erop in zijn eerder genoemde artikel dat de reformatorische opvatting van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen, door Christus alleen, impliceerde de centrale plaats van de Schrift. Het „Sola Scriptura" is aldus verbonden met het „Sola Fide". Geen enkele instantie, noch een pauselijk leergezag, noch een kerkelijk concilie, mag zich stellen tussen de gelovige en het Woord Gods. Dat markeert een duidelijk verschil met de roomse visie waar immers de stolp van het kerkelijk leergezag geplaatst is boven de Schrift. In zijn brochure „Was de Reformatie een vergissing", schrijft dr. J. G. Woelderink: „Gelijk zij (n.l. Rome) aan het Woord des Heeren de macht ontzegt om ons Gods genade nabij te brengen en deze macht heeft overgedragen op de sacramenten, die zij alleen uitdeelt, zo ontzegt zij ook aan de Schrift het recht om het volk des Heeren te onderrichten van de weg des levens en eigent zij zichzelf dat recht toe.”

De geheel andere visie op de genade, op het geloof, op het werk van de Heilige Geest leidde dus ook tot een andere kerkopvatting. Daarom weigerde Luther zich te onderwerpen aan het gezag van de kerk, daarom kon hij niet herroepen: Hij wist zich gebonden aan God en Zijn Woord.

Het evangelie van de rechtvaardiging alleen door Christus, kon en mocht hij niet verloochenen. Dat zou verraad betekend hebben aan Jezus Christus. Daarom was Luther's protest tegen de aflaat van meetaf aan zo fel. Vaak wordt gezegd: Zie je wel, het ging Luther om de verwijdering van de misstanden, de uitbuiterij en de scandaleuze fiscale praktijken van Tetzel en zijn superieuren.

Dat is historisch niet juist om het zo te stellen. Luther's protest — aldus Brunner — ging tegen de geweldige ontsporingen van de aflaatprediking, waarin Gods genade verduisterd werd door de verdienste van de mens. En het protest tegen deze aflaatprediking en zijn schadelijke gevolgen vloeide voort uit zijn nieuw verstaan van het Evangelie, uit de herontdekking van de waarheid dat God begenadigt om niet, zonder enige verdienste onzerzijds. En alle hervormingen immers die er moeten plaats vinden in de kerk, dienen vanuit dit Evangelie te geschieden. Er kan geen sprake zijn van reformatie der kerk, als niet de bedekking wordt weggenomen van het Evangelie, en als niet het licht van dit Evangelie overal door­ dringt. Reformatieprogramma's baten niet veel. Hoe meer het Evangelie van Gods genade doordringt, hoe meer dit reformerend zal werken. Daarom kon Luther ook zeggen: „Ik heb. God lof, meer gereformeerd met mijn evangelie, dan zij wellicht met vijf concilies gedaan zouden hebben.”

Is deze inzet nog actueel? Is er ook bij Rome niet een nieuw verstaan van de genade? En is er — zo wordt er wel gezegd — niet een consensus aan het groeien tussen Rome en de Reformatie juist op dit centrale punt? Wij willen niet gaarne het veranderde klimaat ontkennen. Zeker, er verschijnen heden ten dage publicaties van Roomse zijde, waarin op verrassende wijze geschreven wordt over genade, over geloof, over de beloften Gods. Wij denken aan het werk van mensen als Otto Kuss en Hans Küng. Maar wij menen tevens dat er geen enkele aanleiding is tot overspannen enthousiasme, als zou de Roomse kerk deze beslissende inzet van de Reformatie gehonoreerd hebben. Alleen wie de verschillen verdoezelt en relativeert, kan dit menen. Niet alleen is er de kwestie van de pauselijke onfeilbaarheid en het leergezag, waardoor de Schrift aan banden gelegd wordt, maar ook inzake de prediking der rechtvaardiging blijven er vragen. Prof. dr. A. F. N. Lekkerkerker laat in een boeiend overzicht in de bundel: „Protestantse Verkenningen na Vaticanum II" zien hoe bij alle exegetische vorderingen en herinterpretatie van vroegere beslissingen, de roomse theologen toch nog altijd pogen in het proces van de rechtvaardigmaking een plaats te geven aan de medewerking van de mens.

Daar komt bovendien nog iets bij. De grote veranderingen die zich bij Rome voltrekken impliceren niet een terugkeer tot de bedoelingen van de Reformatie. Eerder voltrekt zich bij velen een verandering in vrijzinnige richting, waarin het evangelie vervlakt dreigt te worden tot een religieus humanisme. Wat b.v. de Nieuwe Catechismus schrijft over het geloof, spreekt op dit punt boekdelen. Ons wordt gezegd: „De beaming van het geloof sluit aan bij ons diepste vermogen." Het is dan ook niet toevallig dat niet gesproken wordt over de rechtvaardiging van de zondaar door het geloof. Wie op deze wijze spreekt over het geloof, miskent de diepte van de schuld en komt daardoor ook niet toe aan de hoogte der genade.

Juist deze Nieuwe Catechismus ademt dan ook een geheel andere geest dan de geschriften der Reformatoren. Geen wonder dat op blz. 263 waar gesproken wordt over Erasmus en Luther, , de sympathieën van de Nieuwe Catechismus duidelijk aan de kant van Erasmus liggen: „Zijn evangelische verdraagzaamheid kan ons vandaag veel leren.”

In het huidig gesprek tussen Rome en de Reformatie blijft het geboden de inzet van de Reformatoren ten volle te laten meeklinken. Want hierin komen de wezenlijke vragen aan de orde. Wij hebben geen reden dit gesprek vanuit de hoogte te voeren. Integendeel, juist de bezinning op de inzet der hervorming, stelt ons kritisch voor de vraag: Waar staan wij? Zijn wij gehoorzaam aan dit Evangelie dat de hervormers weer met kracht en klem naar voren gehaald hebben. Is er onder ons nog de geloofsblijdschap om deze vreemde vrijspraak? Want het zou een trieste zaak zijn, als wij de monumenten uit het verleden zouden opsieren terwijl we innerlijk vervreemd zijn van het Evangelie der genade. Moge de bezinning op het gebeuren der Kerkhervorming ons leiden tot een dieper verstaan van de inhoud van het Evangelie. Want alleen waar het Evangelie van Gods genade gehoord en geloofd wordt, leidt dit tot herstel en vernieuwing.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1967

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

DE INZET VAN DE REFORMATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 1967

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's