Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEZAG EN VRIJHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEZAG EN VRIJHEID

Gehoorzaamheid geboden.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI

Gehoorzaamheid geboden.

Juist vanwege het goddelijk gezag waarmee de overheid is bekleed, laat de Schrift ons ook niet in het onzekere als het gaat om de gehoorzaamheid die van de onderdanen wordt vereist. In de eerste plaats kan dan gewezen worden op uitspraken van de apostelen, gericht overigens tot onderdanen in niet-christelijk geregeerde landen. Paulus zegt b.v.: vermaan hen dat zij de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn (Tit. 3 : 1). En Petrus vermaant: zijt dan alle menselijke ordening onderdanig om des Heeren wil; hetzij de koning als de opperste macht hebbende, hetzij de stadhouderen, als die goed doen. Want alzo is het de wil Gods, dat gij weldoende de mond stopt aan de onwetendheid der boze mensen; als vrijen en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten Gods. Eert een iegelijk; hebt de broederschap lief; vreest God; eert de koning (1 Petrus 2 : 13). Verder zegt Jezus: Geef de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is (Lucas 20 : 25). En als de hoofdman te Kapernaüm tot Jezus zegt: want ik ben ook een mens onder de macht van anderen gesteld, hebbende onder mij krijgsknechten en ik zeg tot dezen ga en hij gaat en tot mijn dienstknecht, doe dat en hij doet het (Matth. 8:9), dan dingt Christus op deze uitspraak niets af. De gezagsverhoudingen zoals de hoofdman die naar voren brengt hebben kennelijk Zijn instemming.

Ook Romeinen 13 stelt de gehoorzaamheid duidelijk aan de orde, als gezegd wordt dat alle ziel de machten die over haar gesteld zijn onderdanig dient te zijn, dat wie de ordinantie Gods wederstaat een oordeel over zichzelf halen zal en dat het nodig is onderworpen te zijn (tot in het belasting betalen toe!), niet alleen om der wille van de straf, maar ook om des gewetens wil.

De hoge plaats die de overheid bezit moge tenslotte nog blijken uit het feit dat Paulus vermaant smekingen en gebeden te doen voor allen die in hoogheid zijn, opdat wij een stil en gerust leven hebben in alle godzaligheid. God wil dat alle mensen zalig worden. Hieruit blijkt overigens dat de doorwerking van het evangelie in de wereld niet los staat van het handelen der overheden. Daarom is de voorbede voor de overheden ook zo'n gewichtige zaak.

Tenslotte wil ik, zij het in ander verband, nog wijzen op Spr. 30 : 17: het oog dat de vader bespot of de gehoorzaamheid der moeder veracht, dat zullen de raven der beek uitpikken en des arends jongen zullen het eten. Een uitspraak die in het verlengde ligt van het 5e gebod: eert uw vader en uw moeder. De gehoorzaamheid aan de overheid, of liever aan allen die over ons gesteld zijn is een zaak die in het gereformeerd protestantisme altijd volle nadruk heeft gekregen. De revolutie, de anarchie, of om het in ander verband te zien de staking, het zijn alle zaken die binnen het gereformeerd protestantisme nooit die kansen hebben gekregen die ze in andere stromingen gehad hebben. En als het goed is, is ook nu nog de christen de beste burger (van Ruler).

Begrensde gehoorzaamheid.

Al is het nu echter zo dat het ambt der overheid in de Schrift hoog genoteerd staat en bijgevolg gehoorzaamheid aan het wettige gezag een dwingende eis is, dat wil nog niet zeggen dat in de Schrift gehoorzaamheid-tot-het uiterste wordt bepleit. Er is een grens aan de gehoorzaamheid, en die grens ligt daar waar de gehoorzaamheid aan de overheden in strijd komt met de gehoorzaamheid aan Gods wetten en inzettingen. Gehoorzaamheid aan God staat voorop. Het volk Israël beloofde bij herhaling alles te zullen doen wat de Heere gesproken en geboden had (Ex. 24 : 3, 7). Met name wanneer het vrijuit getuigen van de enige Naam die onder de hemel tot zaligheid gegeven is, in het geding was hebben de apostelen op de bres gestaan en hebben ze zich voor koningen en stadhouders laten slepen om verantwoording af te leggen van hun daden. Christus zelf zegt daarvan: n wanneer zij u heen zullen brengen in de synagogen en tot de overheden en de machten, zo zijt niet bezorgd wat gij tot verantwoording zeggen zult of wat gij spreken zult. Want de Heilige Geest zal u in die ure leren wat gij spreken zult (Luc. 12 : 11). Wij kunnen ons momenteel in het vrije westen nauwelijks voorstellen w^at de worsteling om geestelijke vrijheid zeggen wil, wat het zeggen wil om bewust de gehoorzaamheid aan de overheid op te zeggen om wille van het evangelie. Weliswaar ligt de tweede wereldoorlog nog niet zo ver achter ons, maar de generatie van nu heeft grotendeels toch nauwelijks weet meer van de beknotting die er ten aanzien van de geestelijke vrijheid toen was, toen de Christus vijandige machten van het nationaal-socialisme de onbeperkte verkondiging van het Woord Gods als richtsnoer voor het hele leven der samenleving tegenstonden. Maar ook nu nog zijn er in de wereld staten waar niet in vrijheid het Woord verkondigd mag worden.

Inmiddels mogen we overigens niet uit het oog verliezen dat de Schrift aan de kerk geen gemakkelijk leven in de wereld voorspelt, maar de verdrukking in het vooruitzicht stelt. De martelaren uit het verleden en in het heden zijn daar sprekende voorbeelden van.

De uitoefening van het gezag.

In een vorig artikel werd al opgemerkt dat de overheden er zijn ons ten goede (Rom. 13) en dat knechting van de ondergeschikten in kleinere of grotere verbanden in strijd is met de hoge roeping van het wettige gezag. (Jac. 5).

We treffen in de Schrift herhaaldelijk de verplichtingen aan die het ambt in welk verband dan ook met zich meebrengt. Met name wordt nadruk gelegd op het dienende karakter van het ambt. Geldt dit al voor de wereldlijke overheden, telkens wordt dit ook met nadruk gesteld ten aanzien van de geestelijke ambten. Daarbij valt op hoe vaak het gezag gekoppeld wordt aan de persoonlijke houding, aan het optreden, aan de levenswandel etc. van de ambtsdragers.

Van Jezus zelf staat b.v. geschreven dat Hij leerde als machthebbende en niet als de Schriftgeleerden (Matth. 8 : 29), hoewel die toch ook wettige gezagsdragers waren. En ook lezen we dat er verslagenheid kwam over zijn leer, omdat Zijn woord met macht was (Luc. 4 : 32).

Maar Christus zelf geeft in dit opzicht oók vermaningen. Als er twisting onder de discipelen ontstaat over de vraag wie van hen de meeste mocht zijn zegt Hij: e koningen der volken heersen over hen (d.w.z. over de volken) en die macht over hen hebben worden weldadige heren genaamd. Doch gij niet alzo, maar de meeste onder u zij gelijk de minste, en de voorganger als één die dient (Luc. 22 : 24). Of, zoals Christus het naar Mattheüs zegt: ij weet dat de oversten der volken heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken macht over hen. Doch alzo zal het onder u niet zijn, maar zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht. Gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen (Matth. 20 : 25 t.m. 28). Dit alles betekent echter niet dat het ambtelijk gezag zoetsappig is en zich laat overheersen door diegenen over wie het gezag uitgeoefend wordt. Paulus zegt in dit verband dat hij strengheid zou gebruiken naar de macht die hem de Heere gegeven heeft, maar dan tot opbouwing en niet tot nederwerping (2 Cor. 13 : 10). De gestrengheid in het ambtelijk gezag, dus de vermaning etc. heeft de opbouw ten doel van hen die ambtelijk geleid moeten worden. Dus ook de gestrengheid is dienstbaar aan het heil. De uitoefening van het gezag kan dus niets anders op het oog hebben dan het welzijn der ondergeschikten. Het is in dit verband nog nuttig te wijzen op wat Ezechiël profeteren moet: mensenkind, profeteer tegen de herders Israëls, profeteer en zeg tot hen, tot de herders: alzo zegt de Heere Heere, wee de herders Israëls die zichzelf weiden. Zullen niet de herders de schapen weiden? Gij eet het vette en bekleedt u met wol, gij slacht het gemeste, maar de schapen weidt gij niet. De zwakke sterkt gij niet en het kranke heelt gij niet en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met strengheid en hardheid (Ezech. 34).

Uit dit alles blijkt duidelijk dat het ambt zijn consequenties heeft. Duidelijk wordt dat ook als in 1 Tim. 3, waarin de begeerte tot het opzienersambt een voortreffelijk werk wordt genoemd, tevens duidelijk de nadruk wordt gelegd op de onberispelijkheid in levenswandel van de ambtsdragers.

Maar hoe het ambt overigens ook wordt bekleed, of dit nu het wereldlijk ambt of het geestelijk ambt is, de hoogheid ervan blijft staan, zodat wie ze wederstaan een oordeel over zichzelf zullen halen (Rom. 13). David werd pas koning toen Saul dood was en Eli droeg zijn ambt mee tot in de dood.

Een en ander moge beseft worden in onze tijd nu het gezag in de crisis verkeert en steeds meer ondergraven wordt.

Huizen, J. v. d. Graaf

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1967

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

GEZAG EN VRIJHEID

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1967

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's