Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AANNEMELIJKE VRAGEN!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AANNEMELIJKE VRAGEN!

KOMST EN WEDERKOMST.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerstvakantie.

Ik zou Kerstvakantie krijgen. Vanwege het Kerstnummer. Alzo besloot de redactie van Waarheidsvriend. Er moest een artikeltje komen in het Kerstnummer met het oog op de herdenking, dat aandacht schonk aan komst en wederkomst. Het zou immers zinvol zijn en leerzaam om overeenkomsten te ontdekken en verschillen aan te wijzen. Zo was het besloten. Vakantie, dat wil zeggen een keertje geen vragen behandelen.

Geen Kerstvakantie.

De redactie kon het niet helpen. Ik heb het mezelf aangedaan. Wat toch gebeurde? Er schoot een gedachte door me heen. Iets herinnerde ik me en ik dook in de aanzienlijke voorraad vragen. Was er niet een en ander over wat men geleerd over de eschatologie en wat men minder deftig de leer der laatste dingen noemt? Daar kwamen twee briefjes voor de dag. U begrijpt de rest. Geen vakantie. Geen Kerstvakantie.

Vragen.

Moet het niet als verarming van het geestelijk leven worden gezien als de toekomstverwachting gaat ontbreken? En hangt dit ook samen met de prediking?

Welke betekenis hebben de teksten Fil. 3 : 20, Titus 2 : 13, Fil. 1 : 23, 24 en Hebr. 11 : 13 voor het leven van alle dag?

Daarmee zitten we midden in het gevraagde onderwerp. Bovendien is het voordeel, dat enkele vragen een antwoord vinden, terwijl we niet het gevaar lopen over enkele weken precies hetzelfde te moeten zeggen.

Tekst.

Ik dacht, dat het om verschillende redenen het beste was om uit te gaan van de eerstgenoemde tekst.

Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus.

Deze tekst toch brengt ons bij de komst, bij het Kerstevangelie. Hoe bekend immers zijn de woorden uit Lucas 2: Vreest niet; want, zie ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere, in de Davids.

De Zaligmaker. In Fil. 3 : 20 en in Lukas 2 : 11 wordt hetzelfde woord gebruikt. Zo krijgen we een hechte relatie tussen komst en wederkomst. De catechismus bezigt in de zondag die over Christus' wederkomst handelt de eigenaardige uitdrukking: ven Dezelfde. Zo is het. Het gaat om dezelfde Persoon. In beide gevallen is Hij de vurig verbeide. Bij alle verschil is dat de grote en allesbeheersende overeenkomst tussen komst en wederkomst. Er is meer gelijk en eender dan verscheiden.

Toen en nu.

Zou het vandaag niet zijn als eens ten tijde van Christus' verschijning in de wereld? We krijgen uit het Evangelie niet de indruk, dat de adventsgemeente een grote was. Het is de vraag bijvoorbeeld of we de herders ertoe mogen rekenen. Strikt genomen is er geen enkele aanwijzing, die het idee wettigt .We zouden liever de herders rekenen tot echte voorwerpen van evangelisatie. Met Zacharias en Elisabeth, met Jozef en Maria, met Simeon en Anna is het anders gesteld. Toch zullen er meer geweest zijn dan deze zes. Anna wist er nog wel enkelen te vinden in Jeruzalem. Ze sprak van Hem tot allen die de verlossing te Jeruzalem verwachtten. In het gehele gebergte van Judea werd veel gesproken van al deze dingen. Daar zal oor voor geweest zijn en ook een mond om daarover te spreken. Men noemt ze de stillen in de lande.

Er zijn dingen, die wij niet in eigen beheer mogen nemen. Het weten van tijden en gelegenheden bijvoorbeeld komt ons beslist niet toe. Zo mogen wij ook niet eigengereid, hoewel sommigen in al hun vroomheid er niet voor terugschrikken, onze ideeën verkondigen over het bruto van Gods kerk en het netto van Zijn gemeente.

Maar er zullen er toch wel velen zijn die zeggen en roepen, doch die niet zullen doen en vergeefs zullen trachten in te gaan.

Gelet op de adventsgemeente ten tijde van Christus' eerste komst mogen we niet verwaarlozen het ernstig zelfonderzoek echter aan de hand van Gods Woord onder inroeping van de hulp van de Geest, die leidt en getuigt met onze geest. Beproeft uzelve of ge in het geloof züt. Voor velen is het een even vanzelfsprekende zaak dat ze zullen ingaan als dat het voor de Heere vanzelfsprekend is, dat Hij hen zal toevoegen: Ik heb u nooit gekend. Daarbij moeten we wel bedenken, dat niet een grote mate van schriftgeleerdheid en een grote hoeveelbeid dogmatische kennis beslissend is. Het is in dit opzicht ook niet in de overvloed gelegen. Menigeen is de meeste van velen in kennis, maar hij is in geen enkel opzicht de minste, die dient. Van heel veel, ook gerenommeerden, geldt dat ze altijd met zijn tweeën zijn. Ze brengen altijd zichzelf mee, ze komen nooit eens alleen en als een mens alleen is, is hij aangenaam om te ontmoeten.

Wandel in de hemel.

Men kon het zien dat de Heere met zijn discipelen op weg was 'naar het feest. Hun aangezicht was als reizende naar Jeruzalem. Ten aanzien van het nieuwe Jeruzalem moest het aangezicht van de discipelen van nu het doel van de levensreis laten zien. De verwachting moet de levenshouding bepalen. Is het dan niet mogelijk voor Gods kinderen in de wereld van nu de lenden omgord te hebben en de kaarsen brandende? Het lil kt erop of dwaas en wijs op één hoop in vaste sluimer verzonken zijn. Het leerstuk van de heiligmaking wórdt niet of nauwelijks gepraktiseerd. Hemelse wandel toch moet wel zijn, dat we rechtvaardig voor God wandelen in al de geboden en rechten des Heeren onberispelijk, dat we rechtvaardig en godvrezende verwachten de vertroosting Israëls, deelachtig de zalving met de Heilige Geest en dat we vasten en bidden God dienen nacht en dag. In dit opzicht mag de adventsgemeente van toen en nu geen verschil aan de dag leggen. Dr. Jager schreef eens over de wederkomst een gedicht, dat hierop neerkwam dat ieder wel de terugkeer met de lippen belijdt doch dat we terwille van eerst een handeltje zo en een aankoop je van een bontmantel zus die wederkeer willen uitstellen. We lezen het gedicht geamuseerd, want de totaal verwereldlijkte gemeente laat zich op die manier in de kaart kijken, doch we moesten schreien, omdat totaal niet uitgesloten is, dat we met ons walmend en uitgegaan pitje helemaal geen olie in ons vat hebben.

Verwachting.

Een christen met beide benen op aarde moet zijn hart in de hemel hebben om vandaaruit de Zaligmaker, de Zaligmaker van de volheid des tij ds, te verwachten. De belijdenis spreekt van een verwachten met groot verlangen. Kunnen we dit uitspraak chequen in eigen leven? Vooruitgang van de mensheid is een zeer dubieuze kwestie. Tegenover geringe posten staan er zoveel aan de andere kant. Het is hachelijk de balans te laten doorslaan in positieve zin. Bovendien zouden we beheerst door de vraagstelling vergeten hoe dringend er gesproken moet worden over de verachtering van de gemeente in de genade. Inderdaad wordt de christenheid aan alle kanten tot op het gebeente uitgedaagd. De probleemstellingen zouden ons echter in die mate kunnen overweldigen, dat we ondanks alle verzet ons van eigen terrein laten, weglokken en dat we met „buitgemaakt" wapentuig de strijd voortzetten. Terecht wordt betoogd, dat we kwijt zijn de eenvoudige praktijk der godzaligheid. Verschillenden onder ons kennen uit misschien al verre herinnering eenvoudigen van wie 't meest opviel hun kinderlijke vreze des Heeren. Niets gekunstelds. Het zuurdeeg had het deeg doortrokken. De vreze des Heeren was hun tweede natuur geworden. Niet een wat bitse en gemelijke wettische krampachtigheid, maar een ontspannen niet onvreugdevolle levenshouding, die om het grote belang ook voor de ander het beste zocht. Wordt recht kinderlijk gebeden: Komt U haast Heere Jezus? Ik zou U zo graag willen zien zoals U waarlijk bent? Het duurt zo lang en ik kan het nauwelijks uithouden.

Laat d' oprechtheid meer en meer met de vroomheid mij behoên. Is de zucht, de modegril van ontmythologisering niet het vervolg van het niet meer voluit en heilig onbekommerd kind van God zijn? De begeerte om met de moderne wereld mondig te zijn heeft ertoe verleid om de heilige klederdracht af te leggen. De apostelen spreken immers zo vaak over alles waarmee we bekleed moeten zijn. Ootmoed bijvoorbeeld.

Het voordeel van de adventsgemeente van heden zou moeten zijn, dat er al zoveel is ingevuld. De Zaligmaker is de Heere Jezus Christus in de evangeliën ten voeten uit 'getekend.

Andere teksten.

We kunnen nu snel afmaken na al het betoogde, waaraan de goede verstaan-

der meer dan genoeg heeft. Natuurlijk zullen we als het goed is met Titus ons moeten realiseren, dat de ongelofelijk Vernederde zal verschijnen in onvoorstelbare heerlijkheid. De verwachting maakt niet totaal ongeschikt voor de aardse roepingen. Vandaar die drang, die modem uitgedrukt en bijbels bedoelde pressie van weerszijden. Begeerte en besef van wat nodig is in het belang van die geroepen zijn en die de roep nog moeten horen. De gemeente van nu heeft al weer meer gezien en geloofd en omhelsd dan de gemeente van voorheen, want de zaligheid is nu nader, doch de beloften zijn niet in algehele zin verwerkelijkt. Gezien vanuit de volle realisering nog maar zo bescheiden.

Slotconclusie.

We kunnen ook snel de eerste vraag afhandelen. Met een wedervraag, die zich als het ware probeert los te maken van het Waarheidsvriend papier om vlijmscherp in uw hart door te dringen. Is het niet de dodelijke armoe van wat misschien niet meer of nauwelijks geestelijk leven mag heten, dat de toekomstverwachting ontbreekt?

De prediking, de predikers staan schuldig. Wat niet weet, wat niet deert; wat niet beheerst en vervult, niet preekt. Natuurlijk er is wisselwerking tussen gemeente en prediker. Een gevulde boekenkast is van belang, maar de levende studeerkamer is de gemeente waar we hetzelfde aantreffen van wat verdroogd in de boeken staat. Maar elkeen, die bij deze niet te verontschuldigen armoe — want het is niet de zalige armoe van geest, integendeel — betrokken is steke allereerst de hand in - eigen boezem.

Al te zeer is de gemeente geseculariseerd in die zin, dat het Woord nog wel meedoet en nog wel wordt aangehaald en besproken. Het Woord herschept niet.

Maak mij levend naar Uw Woord.

Laten we aftasten tot de grenzen hoe waar dit Woord Gods wil zijn.

Deze rubriek kon wegens plaatsgebrek niet meer opgenomen worden in het Kerstnummer.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

AANNEMELIJKE VRAGEN!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's