Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET AVONDMAALSFORMULIER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET AVONDMAALSFORMULIER

VERVOLGARTIKEL NUMMER 7

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Samenstelling en inhoud.

Aansluitend aan deze ontzegging van de toegang tot de Dis des Heren volgt een nadere precisering van degenen, die door de sleutelmacht der Kerk in de Naam des Heren buitengesloten worden. Ieder kent de opsomming, die in het formulier te vinden is van ergerlijke zonden.

Er zijn allerlei bezwaren tegen zulk een „zondencatalogus" ingebracht.

  1. Zulk een opsomming kan nooit volledig zijn. De opsteller van het formulier is zichzelf daarvan bewust geweest, door aan het einde toe te voegen: „allen, die een ergerlijk leven leiden". Het onvolkomene van zulk een lijst blijkt ook wel uit de verschillen, die er 2ijn met andere formulieren van Gereformeerde huize uit dezelfde tijd. Daarin worden b.v. genoemd: de gezonde bedelaars en alle kwaadsprekers en onderdrukkers der gerechtigheid. Verder (bij Calvijn b.v.) de „ketters".

Men zou zich kunnen afvragen, of, wanneer wij een reeks van ergerlijke zonden in deze tegenwoordige tijd zouden opstellen, nog weer niet andere zonden het name zouden moeten worden genoemd.

2e. Een tweede bezwaar is, dat hier, vlak voor de Avondmaalsbediening, een reeks grove zonden genoemd worden, waarvan verwacht mag worden, dat zij althans ten dele door de kerkelijke tucht (de tweede sleutel van het hemelrijk) bestreden zouden zijn. Welke kerk mag doodslagers, echtbrekers, dieven en rovers b.v., die zich niet bekeren, zover ongehinderd laten, dat zij alleen door de waarschuwing van het formulier genoopt zouden worden zich te onthouden.

Daar staat tegenover, dat de apostelen in hun brieven ook telkens opsommingen geven van grove vruchten des vleses. Zie b.v. Gal. 5 : 19-21. Verder — ook bij de Wet des Heren, die gedurig de gemeente voorgehouden wordt, worden de zonden in hun grove vorm genoemd, al valt daaronder alles, wat tot die bepaalde sectoren van de Wet des Heren behoort. Trouwens, de opsomming van zonden in ons formulier volgt in grote trekken de volgorde van de 10 geboden, al worden hier en daar een paar van die geboden samengevat. De opsomming wordt verder in het bijzonder gericht tot „allen, die zich met deze navolgende ergerlijke zonden besmet weten". Dat woordje „besmet" zou even het misverstand kunnen wekken, dat de mens die toetreedt, zonder enige vlek of rimpel zou moeten zijn. Dit is blijkens het vervolg geenszins het geval.

Maar het is iets anders of de zonde ons dagelijks lastig valt; of dat wij in de zonde blijven, daarin ons element vinden als een vis in het water. Dan kan, voor de mens, die in zijn onbekeerlijkheid volhardt, het uitstrekken van de hand naar de onderpanden van het heil, dat God in Christus voor zondaren bereidde, alleen tot verzwaring van het oordeel leiden.

Met deze waarschuwing eindigt deze nogal uitvoerige „afmaning" van onbekeerde en onbekeerlijke zondaren, „zolang zij althans in zulke zonden blijven”.

Tegenover deze ernstige afmaning van de onboetvaardigen plaatst het formulier een bemoediging bestemd voor oprechte, maar schroomvallige en kleingelovige zondaren.

Luther heeft het bekende woord gesproken, dat degenen, die niet vrezen, juist moesten vrezen, maar dat degenen, die vrezen, niet moesten vrezen.

Zo is het ook met het gebruik van de zojuist voorafgegane vermaning. Juist mensen met een tere conscientie, een gevoelig gemoed, een wat gebrekkig inzicht en een zwak geloof zullen geneigd zijn de ernstige waarschuwing op zichzelf te betrekken, omdat zij zich altijd en overal met zonde bezoedeld en bevlekt weten, ook in hun „beste werken”.

Met warmte richt zich het formulier tot deze „zeer geliefde Broeders en Zusters in den Here". Zij zijn het wier harten niet vereelt, maar verslagen zijn onder het bewustzijn van hun zonde en schuld tegenover God. Deze verslagenheid dreigt hen door hetgeen zoeven de gemeente is voorgehouden, kleinmoedig te maken. En deze kleinmoedigheid zou een al te sterke rem betekenen om van de „versterkende middelen", die de Here voor zulke zwakken in het geloof bestemd heeft, gebruik te maken.

Met grote pastorale bewogenheid en wijsheid gaat het formulier de weg banen naar de Tafel des Heren voor deze mensen, die in de opsomming der genoemde zonden het beeld herkennen van datgene, wat zij van nature zijn. Neen, dat hij een zondaar is, wordt door de rechte Avondmaalganger ook niet ontkend. Hij behoeft het ook niet te ontkennen. Hij kan het niet ontkennen. Hij zou het ook niet mogen ontkennen. De reden, waarom hij tot het Avondmaal komt is juist dat hij een zondaar is, wiens zonde hem tot een last is, waarvan hij de verlossing in zichzelf, in eigen inspanning en werken niet vinden kan. Zodat er voor hem maar één ding overblijft, die verlossing buiten zichzelf in Jezus Christus te zoeken. Wat hemzelf betreft, aanvaardt hij de tekening naar de Schrift, dat hij midden in de dood ligt. Dat met droefheid belijden is iets anders dan dood-zijn. De klacht van Paulus: „ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods", is niet die van een geestelijk dode. Het is een levende klacht.

De gelovige wordt in dit leven niet als bij toverslag een zondeloze heilige. Het plantje des geloofs moet het hier doen met een kil klimaat. Het heeft alles tegen. Vandaar „vele gebreken en ellendigheid". Ook het geloof, ofschoon opreoht, is niet volkomen. Juist daarom heeft God de genademiddelen gegeven om het zwakke geloof te sterken. De Catechismus duidt daarmede de voornaamste functie van de Sacramenten aan. (Zondag 25).

Ook de vruchten des geloof s zijn nog schaars en gebrekkig. De liefde-ijver om God te dienen beantwoordt niet aan hetgeen God waardig is en waarop Hij recht heeft. Geen dag voorbij, waarop niet de zwakheid van ons geloof openbaar wordt. Wat zouden er anders meer bergen verzet worden en wat zou er meer kracht van ons uitgaan! En dan zijn er ook dagelijks „de boze lusten van ons vlees". Dat is een meervoud! Het is niet slechts één front, waarop gestreden moet worden. De neiging tot alle boosheid is in ons hart aanwezig, al heeft de één meer tegen die „zucht" en de ander tegen die „drift" te strijden.

Dat houdt niet op, voordat wij ontbonden geworden zijn van ons verkeren in het vlees, waarbij zowel de vijfde als de zesde bede van het „Onze Vader" blijven pasen.

Daarom is het zo weinig ter zake en getuigt van een ernstig misverstaan eigenlijk van het hele Evangelie, wanneer allerlei mensen, gevraagd naar hun deelnemen aan het H. Avondmaal, zeggen: daar voel ik me niet goed genoeg voor". Alsof het daarom ging. Alsof het medicijn voor heel of half gezonden werd bereid. Op de Avondmaalstafel zou het woord uit Lucas 15 : 2 mogen gegraveerd staan: Deze ontvangt de zondaars en eet met hen". Het is alleen een groot verschil hoe de mens met de zonde van zijn hart leeft. Op voet van vriendschap met wat schijnschermutselingen of op voet van vijandschap, ondanks tekort aan waakzaamheid. Hier in het formulier wordt het juiste uitgedrukt met het woord „leed", (over mits ons zulke gebreken van harte leed zijn). De oprechte gelovige heeft gedurig met de zonde te maken. Maar hij lijdt er onder. Ze zijn hem tot leed; tot droefheid. Dat dit zo is, is niet een zaak van uitnemender karakteraanleg of van een hogere geestelijke ontwikkeling. Maar het is een zaak van Gods genade. En wel in het bijzonder van de genadige werking van de H. Geest, Die trouwens deze gesteldheid des hartens niet alleen schept, maar ook in stand moet houden. Het is ook Zijn werk, dat er tegenover al dit kwade een positieve beweging in actie komt en dat er positief de begeerte leeft om naar alle geboden Gods te leven.

Nu — aan deze mensen in strijd schenkt en verzekert God de rijkdom van Zijn vertroosting. Het Avondmaal — wel verre van voor hen afgesloten te zijn — is bestemd om hun krachten te vernieuwen; zoals spijs en drank dat lichamelijk doen. Dat is genade. Maar het gaat in het Verbond der Genade altijd weer over „in genade aannemen". Het formulier zegt, dat degenen, in wier leven allerlei zonde en zwakheid nog wel aanwezig is, maar „tegen hun wil", daar gewis en zeker van zullen mogen zijn. Ook dit wordt gezegd in de Naam des Heren!

(Wordt vervolgd)

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1968

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

HET AVONDMAALSFORMULIER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1968

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's