Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. H. M. Kuitert, SOCIALE ETHIEK EN GELOOF IN JEZUS CHRISTUS, rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar in de faculteit der godgeleerdheid aan de vrije universiteit te Amsterdam (17 november 1967), 39 blz., uitgave J. H. Kok, Kampen. Prijs ƒ 2,75.

Dat de ethiek van het protestantisme gedurende de laatste eeuwen sterk personele trekken heeft aangenomen, is blijkens wat dr. Kuitert in deze brochure schrijft, bepaald niet wat het moet zijn. Schrijver meent echter een verschuiving van de personele naar de sociale ethiek waar te nemen en wenst die ook zelf te bevorderen. Ook de ethische bezinning van de existentietheologie, zoals deze zich de laatste tijd aan ons aandient, blijkt na een korte analyse daarvan door dr. K., geheel in de ban van dit sterk personele gevangen te zijn. Het is er, aldus dr. K., deze existentietheologie alles aan gelegen, dat de mens zichzelf als persoon in vrijheid (dus slaafs-wettisch te handelen) verwerkelijkt. Maar met dit alles bomt in deze theologie de vraag naar de wereld, ook in haar historische bepaaldheid, er maar bij te hangen. En dat kan volgens de schrijver nu net niet lijden. Op deze wijze hebben wij geen boodschap aan de wereld. Deze ethiek tast de structuren van de samenleving niet aan, iets, wat de sociale ethiek uitgerekend op het oog heeft. Het christelijk geloof heeft niet enkel een boodschap aan personen, maar ook aan vormen, instituten, structuren van samenleving en arbeid, enz. In dit laatste bezig te zijn, is voor een Christen niet slechts een bijbaantje. Hier gaat het juist om. Wij zullen bezig moeten zijn met vragen als: de moderne industriële wereld, is deze uit God of uit de duivel? En dat God in deze wereld door alle historische verschuivingen heen vormgevend en gebiedend tegenwoordig is om deze op maat van de nieuwe wereld te maken, dat staat volgens dr. K. vast. Daar staat echter tegenover, dat ook andere krachten zich breed maken op dit terrein, krachten, die te maken hebben met het werk van de mensenmoorder van de beginne. De vraag zal dus dienen te zijn: „Bevorderen of belemmeren de instituten de ontplooiing van het mens-zijn? Dat is de eigenlijke kardinale vraag in de sociale ethiek. Een voorbeeld geeft dr. K. dan in de huidige economische orde. Wanneer deze ons b.v. geen kans zou laten de ontwikkelingslanden te helpen, moeten niet die ontwikkelingslanden forceren, maar dan moeten wij van de heersende economische orde af. Dat betekent dan een omwenteling. Samen met alle andere confessies en christenen, maar ook met alle niet-christenen ethiek bedrijven, dat is dringende eis. Hierbij is de hulp van de sociologie onmisbaar. Vooral ook als we bedenken, dat de sociaal-ethische aanwijzingen in de Bijbel voor ons niet meer bruikbaar zijn vanwege de totaal gewijzigde structuur van de' samenleving. Het gaat om geïnspireerde mensen, die gelovig aan het werk gaan in Gods schepping.

In deze knappe uiteenzetting, waarmee niet-theologisch geschoolde lezers wel enige moeite zullen hebben, horen we geluiden, die vandaag aan de orde van de dag zijn. Ik vraag me echter af, of het principieel en kerkhistorisch mogelijk en toelaatbaar is het personele en sociale zo tegen elkaar uit te spelen, zoals in feite in deze rede gebeurt. Wie denkt niet aan de sociale arbeid van de mannen uit de vorige eeuw b.v. En is het slot van deze rede toch weer niet een pleidooi voor het personele? (Geïnspireerde mensen, daar komt het op aan)? Hoe kan het anders? Verder moet het m.i. echt nog eens een keer goed uit de verf komen, wat nu in feite het doel is van dit sociaal ethisch bezig-zijn. Wat is het doel van God met Zijn schepping? Wat is de ware humaniteit? Hoe kan in de sociale ethiek de volle lading van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof alleen, meekomen? Een rechtsstaat, waarin ieder zijn deel krijgt, zou vanwege een verregaande zelfgenoegzaamheid en godvergetenheid, ook nog eens een keer precies het tegenovergestelde van het koninkrijk Gods kunnen zijn. Wij moeten niet vergeten, dat het Evangelie, ook in zijn golfbewegingen in deze bedeling op sociaal terrein, ten diepste niet te meten is met sociale maatstaven. Wat heeft Paulus gedaan aan de slavernij? Waar heeft hij bewust gepoogd om de structuren van het Romeinse rijk te veranderen? Naar mijn inzicht is bovendien de rede van dr. K. on-eschatologisch. Het is erg jammer, dat niet van meet af aan in dit professorale arbeidsprogram de decors van het naderend wereldeinde mede getekend zijn. Het klinkt me allemaal erg optimistisch in de oren. Met nog een vraag zit ik: Is de contemporaine geschiedenis (met al zijn verschuivingen) een tweede openbaringsbron, die in het verlengde ligt van de eerste, n.l. van de heilsgeschiedenis, zoals we die in Gods Woord vinden? En dreigt niet het gevaar, dat deze heilsgeschiedenis (inclusief het Bijbels getuigenis) gaat fungeren als een moment uit het historisch handelen van God in deze wereld, waaraan we niet meer waarde toekennen dan die van het voorbeeld? Met andere woorden: de Schriftopvatting stempelt het sociaal ethisch bezig zijn. We zullen er wel voor hebben te waken, dat we het zicht op de algemene openbaring niet belemmeren door de bijzondere openbaring met zijn eenmalig heilshistorisch karakter en in zijn normativiteit voor alle tijden te verdonkeremanen.

Zeist   C. den Boer

DAS GLAUBENSBEKENNTNIS; Uitgave: Kreuz-Verlag, Stuttgart; 80 pag.; DJM. 6.80,

In dit boekje zijn radiolezingen gebundeld die in 1967 onder de titel „Playdoyer fürs Denken" voor de Süddeutschen Rundfunk werden gehouden. De bedoeling was de oude formuleringen van het Apostolicum voor onze tijd nieuw te verstaan. Onder de scribenten, van wie acht protestant en zeven rooms-katholiek zijn, bevinden zich theologen die een zekere faam gekregen hebben, zoals Moltmann, Ebeling, Conzelmann en Pannenberg.

Wat de inhoud van deze bundel betreft moet gezegd worden dat elke bijdrage inderdaad aspecten voor een nieuw verstaan bevat, maar dan ook zo dat het Apostolicum geheel is omgeduid, in overeenstemming is gebracht met het huidige moderne denken. Weliswaar wijst von Loewenich in een inleidend artikel op het gevaar dat eigentijdse duiding van het Apostolicum ook tot omduiding en daarmee tot oneerlijkheid kan worden, maar de hele bundel is er toch het bewijs van hoe subjectieve gevoelens van de moderne mens de norm zijn bij de interpretatie van de geloofsartikelen. De existentiële interpretatie is gekomen in de plaats van de objectieve waarheid Gods die de apostolische geloofsbelijdenis bevat en daarom door de kerk beleden wordt.

Ter illustratie van de inhoud mogen enkele voorbeelden dienen. De maagdelijke geboorte als biologisch gebeuren wordt door Gloege ontkend met het motief dat de basis waarop deze belijdenis is gebaseerd (Mattheus 1 en Lucas 1) te smal is en in tegenspraak is met het totaal getuigenis van de Schrift. Het nedergedaald ter helle wordt door Moltmann geheel geplaatst in de context van het moderne levensbesef, waarbij de hel eigenlijk op aarde aanwezig is, gezien de verschrikkingen van Vietnam e.d.

Bornkamm probeert uitgaande van de Schriftkritiek de opstanding als historisch gebeuren te laten verdampen. De hemelvaart wordt door Vögtle symbolisch geïnterpreteerd. Gesproken wordt van de hemelvaartsscène bij Lucas. De wolk is geen metereologisch fenomeen, en de 40 dagen tussen opstanding en hemelvaart zijn slechts symbolisch bedoeld. Conzelmann laat het gericht opgaan in de vrijspraak, zodat de verwachting van het gericht de mogelijkheid geeft om in vrijheid in de wereld te staan. Maar de veroordeling van de goddeloze krijgt geen plaats. Van den Heuvel voert een pleidooi voor de kerk als meervoud, als gebeuren, als missie en rekent af met de traditionele kaders van het gemeentezijn. Overal waar mensen nieuwe hoop krijgen, waar vriendschap is of offerbereidheid daar is de kerk. De vergeving der zonden wordt door de psychiater Ehgelmeder behandeld. Hij wijst o.a. op de angst die voortkomt uit een verkeerd verstaan van de tien geboden en uit elkaar gehaalde Bijbelteksten.

Er zijn in deze bundel ook wel goede momenten te vinden. Bij voorbeeld in het artikel van Schlier die er op wijst dat blijkens het noemen van Pontius Pilatus de dood van Christus een historische datum heeft, terwijl hij er verder op wijst dat het kruislijden van Christus een consequentie was van menselijke schuld en teken van Gods liefde waarbij hij ook heenwijst naar de opstanding. Ook in het artikel van Dirks over de Heilige Geest staan goede dingen, b.v. als hij er op wijst dat de Heilige Geest niet moet worden gezien als een zelfstandige persoon naast God, maar als één van de personen van de drie-enige God, waarbij hij spreekt over God de Vader buiten ons, de Zoon met ons, en de Heilige Geest in ons.

Concluderend moet echter worden gezegd dat deze bundel een stuk christelijke uitverkoop bevat, zodat het een vermoeiende bezigheid is om in dit nieuwe verstaan van het christelijk belijden mee te denken.

Wie de nieuwe theologie echter op de kernpunten van het belijden wil bestuderen vindt hier alles in een notedop.

Huizen  J. v. d. Graaf

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's