Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONZE AMBTELIJKE DIENST IN DE HERVORMDE KERK (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONZE AMBTELIJKE DIENST IN DE HERVORMDE KERK (2)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat is het wezen van het ambt?
Wat betekent nu dit staan in de dienst des Heeren als ouderling en als diaken, en hoe vervullen we ons ambt?
De ambtsdrager vertegenwoordigt zijn Zender. Dat is het wezenlijke van het ambt. De Heere Jezus heeft bij de uitzendingvan Zijn discipelen gezegd: Wie u ontvangt, ontvangt Mij. Het is de representatie van Christus. „We nemen voor Christus het gezantschap in de wereld waar, om uitleggers te zijn van Zijn verborgen wil, kortom om Zijn persoon te vertegenwoordigen", aldus Cailijn. In zijn commentaar op Johannes 20: 21 zegt hij: Opdat het gezag der leer in de mond der apostelen niet minder zou zijn (dan dat van Christus Zelf) beveelt Hij hen, Hem op te volgen in dezelfde functie, die Hij van de Vader ontvangen had, legt hen dezelfde taak op en kent hen hetzelfde recht toe”.
Deze vertegenwoordiging van Christus is een hoge zaak en van groot gewicht. En zij brengt een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee. Het geeft de ambtsdrager volmacht, bevoegdheid en daarom ook gezag. Dit wordt hem met het ambt verleend. Het wil echter tegelijkertijd zeggen, dat de ambtsdrager in al zijn dienstwerk ondergeschikt blijft aan de grote Ambtsdrager, van Wie hij zijn volmacht ontvangen heeft. Ten allen tijde moet hij rekenschap afleggen van zijn dienst. Het is Christus Zelf, Die in Zijn Woord aan de ambtsdragers hun dienst ontvouwt. Daarin heeft Hij Zijn verordening en wil. Zijn waarschuwingen en vertroostingen, Zijn gaven en opgaven neergelegd. Het luistert alles zeer nauw. De ambtsdrager mag nooit spreken en handelen en werken uit zichzelf en naar eigen goeddunken. Hij is in dienst. Dat moet hem nederig en ootmoedig doen opzien naar zijn grote Meester.
De arnbtsdrager vertegenwoordigt Christus al dienende. Deze twee kanten aan het ambt zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden: vertegenwoordiging - dienst. De ambtsdragers zijn Gods medearbeiders, Zijn gezanten, uitdelers van menigerlei genade, in die zin, dat de Heere Zich van hen bedient orn Zijn gemeente te bouwen.

De persoon van de ambtsdrager.
Dit medearbeider zijn van God om de gemeente te bouwen, brengt ook heel wat met zich mee, wat de persoon van de ambtsdrager betreft. U behoeft alleen maar 1 Tim. 3 en Titus 1 na te lezen om te zien, wat een nadruk op de vereisten gelegd wordt, waaraan de ambtsdragers moeten voldoen. De ambtsdrager is dus niet alleen maar een instrument, maar een bewust en levend orgaan in Christus' dienst. Zijn dienst kan alleen recht vervuld worden vanuit de innerlijke geloofsverbondenheid aan Christus Zelf. Een ambtsdrager is niet zomaar iemand. Christus neemt niet zomaar mensen in Zijn hoge dienst, waarbij het er totaal niet toe doet, wie deze mens is. Dit wil allerminst zeggen, dat de Heere hierbij alleen maar z.g. geestelijke elite op het oog heeft. Maar het wil zeggen, zoals de Schrift zelf ons leert, dat het in de dienst des Heeren gaat om mannenbroeders, die de Heere vrezen en wier lust het is om naar al de geboden van God te leven in Christus' krachten. Mensen, die weten van de levensheiliging door de Heilige Geest. „Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet geneigd tot toornigheid, geen geweldenaar, geen vuilgewinzoeker, maar iemand, die gaarne herbergt, die de goeden liefheeft, matig, rechtvaardig, heilig, kuis, die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij in staat zij beide om te vermanen door de gezonde leer en om de tegensprekers te weerleggen". Zo schrijft Paulus aan Titus. En in een persoonlijk woord aan Timotheüs zegt hij: „Wees een voorbeeld der gelovigen in het Woord, in wandel, in liefde, in de Geest, in geloof, in reinheid. Heb acht op uzelf en op de leer, volhardt in deze. Want dat doende, zult ge én uzelf behouden én die u horen”.
Wat komt het gebod Gods met grote klem op ons, ambtsdragers, af.
Maar, vraagt iemand, wie is dan bekwaam om ambtsdrager te zijn? Niemand van zichzelf. Dit is echter het geheim in de ambtelijke dienst, dat onze bekwaamheid alleen uit God is. In die mate, dat Gods Woord, ook ten aanzien van de ambtelijke dienst, voluit ernstig genomen wordt, rijst het gebed te sterker naar de hoogste Ambtsdrager Jezus Christus om van Hem alles te ontvangen om waarlijk ambtsdrager te zijn.
„Heere, wat Ge naar recht van mij vraagt, wil me dat uit genade schenken". Dit woord van Augustinus geldt in zeer bijzondere zin ook de ambtsdrager. Inderdaad in zeer bijzondere zin, omdat de goede en gezegende voortgang van het geestelijk leven in de gemeente er mee gemoeid is.
Opvallend is dit woord van Paulus aan Timotheüs: Dat doende (n.l. het acht hebben op uzelf en op de leer en het volharden in deze) zult ge én uzelf behouden én die u horen.
Neemt dit Woord Gods ernstig! De eer van God is hier in het geding, Zijn Naam, Zijn dienst en daaraan verbonden uw eigen behoud en dat van de gemeente. Is dit niet te veel gezegd? Dit is inderdaad niet te veel gezegd, omdat de Heere het zo stelt in Zijn Woord.
Eén van de diepste oorzaken, dat het ambt zo lijdt in de kerk, is, dat het Woord van God niet ernstig genomen wordt, juist ook ten aanzien van de ambtelijke dienst. Dit geldt zowel de ambtsdragers als de gemeente.
We moeten ons opnieuw bewust worden op welke plaats God ons gesteld heeft en wat dat inhoudt. De gemeente moet in alle duidelijkheid weten, waar het in de ambtelijke dienst om gaat. Wat een onkunde is er ook op dit punt. Op welk een wijze wordt er dikwijls over ambtsdragers gesproken. En hoe komt dat? Snijdt hier het mes niet aan twee kanten?
De vraag, die ons bezig houdt, is dan ook zeer dringend, zowel in het persoonlijke vlak als op het vlak van de gemeente.
Wat hebt ge daar voor een dienst en hoe vervult ge die dienst?

De ambtsdrager: profeet, priester en koning.
Hoe we ons ambt vervullen, willen we nu nog nader onder ogen zien aan de hand van Zondag 12 van de Heidelberger Catechismus.
In deze Zondag 12 wordt ons gesproken over de ambtelijke dienst van Christus en hoe Hij deze dienst vervuld heeft en vervult. Hij wordt de Christus, dat is, Gezalfde, genaamd, omdat Hij van God de Vader verordineerd is en met de Heilige Geest gezalfd tot onze hoogste Profeet en Leraar, tot onze enige Hogepriester en tot onze eeuwige Koning. In de representatie, de vertegenwoordiging van Christus in de gemeente, gaat het dan ook juist om de uitoefening van dit drievoudige ambt. De Catechismus spreekt in deze zelfde Zondag over het profeet, priester en koning zijn van elke christen. In de ambtelijke dienst namens Christus hebben we te doen met een verbizondering hiervan.
De ambtsdrager wordt verordineerd en bekwaamd tot profeet en leraar, tot priester en tot koning. Daarin vertegenwoordigt hij Christus.
Bij de dienaren des Woords treedt vooral het profetische ambt op de voorgrond, bij de ouderlingen het koninklijke ambt en bij de diakenen het priesterlijke. Dit wil echter niet zeggen, dat we het profeet, priester en koning zijn in de ambtelijke dienst mogen scheiden. Deze drieërlei dienst ligt, naast de onderscheiding, ook door elkaar heen gestrengeld.
In de eerste plaats staat de ambtsdrager in de dienst des Heeren als profeet. Hij is in bijzondere zin: getuige. Getuige van het Woord. „Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en gij doet wel, dat ge daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, tot de dag aanlicht en de morgenster opgaat in uw harten”.
Zo staat hij als profeet met het Woord van zijn Zender. Zo zegt de Heere! Hoe we dit profetische ambt vervullen? „Predik het Woord; houdt aan tijdig, ontijdig; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid, en leer". Zo wordt ons de profeet voorgesteld in zijn dienst. U ziet ze daar staan: Elia, Jesaja, Jeremia, Amos, Petrus, Paulus, Timotheüs en vele honderden, die hun profetische dienst hebben vervuld in de geschiedenis van de kerk. Wat hebben ze geworsteld in hun dienst om het behoud van het volk des verbonds. Ze hebben getuigenis afgelegd van de enige weg der verlossing, die de Heere gebaand heeft voor arme zondaren in Christus Jezus.
Spreken het goede Woord, de goede boodschap van Hem, Die de verborgen raad en wil Gods van onze verlossing volkomenlijk geopenbaard heeft. Zijn Naam uitdragen, overal, waar God ons plaatst in Zijn dienst.
„Om Sions wil zal ik niet zwijgen en om Jeruzalems wil zal ik niet stil zijn, totdat haar gerechtigheid te voorschijn komt als een glans en haar heil als een fakkel, die brandt.
O Jeruzalem! Ik heb wachters op uw muren gesteld, die gestadig al den dag en al den nacht niet zullen zwijgen. O gij, die des Heeren doet gedenken! Laat geen stilzwijgen bij ulieden wezen. En zwijgt niet stil voor Hem, totdat Hij bevestigt en totdat Hij Jeruzalem stelt tot een lof op aarde". (Jes. 62). Wat een hoge dienst en wat een machtig perspectief!
O zeker, moedeloosheid speelt ons parten. Wie heeft er niet mee te kampen? Maar de Heere, Hij zal niet begeven en niet verlaten. Het is Zijn dienst. Wees niet bevreesd, Paulus, maar spreek en zwijg niet.
Mannenbroeders, staat met het Woord, met de beloften Gods in deze dienst.
Weest daarmee bezig, waar ge maar kunt. Zaaien aan alle wateren. Planten en nat maken. En, o wondere verrassing, het is de Heere, Die de wasdom geeft. Ook soms daar, waar we het allerminst verwacht hadden of de mogelijkheid reeds hadden afgeschreven. Wat laat God dan blijken, dat Hij Zijn weg gaat naar Zijn welbehagen.
Aan dit getuige zijn, dit profeet zijn in de ambtelijke dienst, is nauw verbonden het priester zijn. Het Woord moet worden uitgedragen en de gemeente moet worden geleerd en vermaand met priesterlijke bewogenheid. De ambtsdrager staat niet hoog boven de mensen verheven om het hen eens even aan te zeggen. Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart. Met welk een bewogenheid is Christus rondgegaan onder Zijn volk. Hij heeft tranen geschreid over Jeruzalem vanwege de verwerping van het profetische Woord en Zijn Messiasschap. Is dat gevoelen ook in u, hetwelk ook in Christus Jezus was? Hoe zou het kunnen, dat in deze dienst de dienstknecht niet iets van zijn Meester zou hebben!
Wat is het gesprek met de Samaritaanse vrouw een indrukwekkend voorbeeld van een pastoraal gesprek. Bezint u daar eens nader op.
De ambtsdrager heeft ook zijn priesterlijke dienst, want hij vertegenwoordigt Christus, de enige Hogepriester. O zeker, de afstand is onmetelijk groot. Christus heeft het offer op geheel enige wijze gebracht, het eenmalige offer van Zijn eigen leven. Hij is de priester en het offerlam tegelijk. Wat is dan het offer van de ambtsdrager in zijn priesterlijke dienst? Met hart en ziel zich den Heere te wijden. Het offer bereid zijn om Christus' wil. Dat ik mezelf tot een levend dankoffer Hem offere. Hoofd, hart en handen gesteld in de ambtelijke dienst. Het is de volle overgave aan Christus voor Zijn gemeente.
Het priester zijn is ook de dienst der verzoening waarnemen: Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus' wege, laat u met God verzoenen”.
Wat heeft de ambtsdrager in zijn priester zijn een groot werk. Daar is ook de dienst der barmhartigheid. Het priesterlijk bewogen zijn met de armen en ellendigen in woord en daad en gebed. Zo wordt geworsteld met de nood van kerk en volk en wereld.
De ambtsdrager is in zijn ambtsbediening ook koning. Niet een koning, die hoog op de troon zit en zich verder weinig laat gelegen liggen aan het volk. Neen, een koning, die dient. Een koninklijk werk heeft hij te verrichten.
Hij regere nederig, zachtmoedig en wijs, maar wel met vrijmoedigheid en duidelijkheid om Christus' wil. Het gaat om het leiden van de gemeente in de wegen des Heeren. De overtreders moeten op geestelijke wijze worden bestraft. De ambtsdrager is aangesteld als beheerder van het huis Gods en zo geroepen om te vermanen op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen. Daar is de handhaving van de goede orde, de tucht, de rechte bediening van het Woord en van de sacramenten. Het hanteren van de sleutelen des hemelrijks, zoals de Catechismus dat zo klaar en duidelijk ontvouwt in Zondag 31.
Door al dit profetische en priesterlijke en koninklijke werk heen gaat het om de eer en de glorie van God en het behoud, het leven van Zijn Kerk.
Wanneer wij mét onze gemeenten en mét onze kerk ons stellen onder de toets en de critiek van het Woord Gods, hebben we dan niet diep ons hoofd te buigen. Wat een afdwaling, wat een schuldige onwetendheid, wat een ongeloof, wat een verzuim, wat een verwaarlozing ten aanzien van de dienst des Heeren en de vervulling daarvan in onze kerk.
Er is maar één weg, dat is de weg van het ootmoedige gebed, de aanroeping van de Naam des Heeren, om voor Hem neer te leggen onze ambtelijke zonde en schuld, om voor Hem neer te leggen de schreiende nood van de kerk, de nood van de gemeenten, waar zoveel geesteloosheid is. De aanroeping van de Naam des Heeren om te pleiten op Zijn genade alleen, om te pleiten op Zijn verbond en beloften.
„O Heere! hoor; o Heere! vergeef; o Heere! merk op en doe het, vertraag het niet, om Uws zelfs wil, o mijn God! want Uw stad en Uw volk zijn naar Uw Naam genoemd”.
Dat is een gedeelte uit het gebed van een ambtsdrager uit het O. Testament, die geworsteld heeft om de hernieuwde zegen van God over Israël. En die zegen is ook vandaag, dat de dienst des Heeren in Zijn huis en gemeente weer zal worden waar genomen door getrouwe ambtsdragers, die hun dienst verrichten vanuit de liefde van Christus en zo de gemeente gebouwd worde in het allerheiligst geloof.
P.                                                                                                     R. J. v. d. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

ONZE AMBTELIJKE DIENST IN DE HERVORMDE KERK (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's