Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PROFETIE IN HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PROFETIE IN HET NIEUWE TESTAMENT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanleiding om te schrijven over dit onderwerp was een bijbelbespreking op de jonge-lidmatenkring. We lazen de eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs. We kwamen daarbij tot het gedeelte over de Geestesgaven (hoofdstuk 12-14). Ds. G. Boer heeft in dit blad enkele jaren geleden geschreven over de Geestesgaven in het algemeen („Vragen vanuit de Pinksterbeweging" jrg. 52 en 53). Wij beperken ons nu tot de gave van de profetie.

I.
Paulus gaat in deze brief aan de gemeente van Corinthe in op allerlei concrete vragen, die hem vanuit deze gemeente bereikt hadden. En één van de onderwerpen, waarover hij de Corinthiërs wilde schrijven, was de rijkdom aan Geestesgaven (charismata) in deze gemeente.
U behoeft 1 Cor. 12 : 8-10 en 28-30 maar te lezen en het wordt u duidelijk. Het is aanlokkelijk om elk van deze gaven apart te bespreken. Want wie dit leest, staat verwonderd, hoe rijk de Heilige Geest Zijn gaven uitdeelt en in welk een grote verscheidenheid. En dan worden we aangespoord om van de Heilige Geest nog alle gaven te verwachten, die nodig zijn voor gemeente en gezin en persoonlijk leven. De Heilige Geest, die het uit Christus neemt, kan daarbij putten uit zo'n volheid, dat we nooit tevergeefs Zijn hulp verwachten.

In 1 Cor. 12 gaat het over de gaven in het algemeen. In 1 Cor. 13 - het hoofdstuk der liefde - laat de apostel zien dat deze Geestesgaven op zichzelf nog niet alles zijn: op de liefde komt het in de eerste plaats aan. In de liefde tot God en tot de gemeente moeten déze Geestesgaven besteed worden. Ze moeten dienen tot stichting van de gemeente. Dit laatste wordt dan practisch uitgewerkt in hoofdstuk 14. Voor „stichting" staat hier een woord dat letterlijk betekent: het bouwen van een huis. Vanuit de liefde en vanuit de begeerte dat de gemeente gebouwd zal worden valt er een verhelderend licht over de Geestesgaven, worden ze ook gezien in hun onderlinge rangorde. Welke Geestesgave is de belangrijkste? Die waarvan we zelf het meeste geestelijk genoegen hebben? Neen, hoe rijk dit laatste ook zijn mag, het gaat niet in de eerste plaats om wat we zelf genieten uit de Heilige Geest, maar het gaat in de eerste plaats om die gave die het meest dient tot „stichting", tot opbouw van de gemeente als het lichaam van Christus (I 12 : 27).

In 1 Cor. 14 wordt in vers 39 de gedachtengang afgesloten: ijvert om te profeteren en verhindert niet om in vreemde talen te spreken. De profetie staat voorop. Ze moeten vooral naar die gave staan. En het spreken in talen of tongen, de z.g. glossolalie, komt op de tweede plaats, al mag toch ook weer niemand belemmerd worden om zich in die talen of tongen te uiten. Deze laatste gave bestond daarin dat degene die deze Geestesgave ontvangen had, sprak in voor het verstand onverstaanbare klanken. Het was een aparte Geestestaal. En om deze Geestestaal te verstaan moest degene, die deze taal sprak, zelf daarbij ontvangen de gave van de uitlegging ervan. Zonder deze apart daarbij komende gave van de uit­legging van deze Geestestaal, door de spreker zelf of door een ander, verstond hij het zelf niet en verstonden ook de hoorders het niet. Over deze gave van de glossolalie schrijven we nu verder niet. Dat zou een apart onderwerp zijn. We spreken daar nu alleen over voorzover dit nodig is in verband met de gave der profetie, waarover we het hier willen hebben.

We moeten nog een beperking aanbrengen. Bij profetie denken we vanzelfsprekend aan de profeten van het Oude Testament. En zeer zeker zal het profetisme, zoals dat in de oude bedeling gevonden werd, ook wel ter sprake komen. Maar dan slechts om het verband aan te wijzen tussen de profetie in de oude en de nieuwe bedeling.

Tenslotte bij deze inleidende opmerkingen nog iets over de afleiding van het woord „profetie". Het woord „profeet" is de griekse vertaling van het hebreeuwse woord nabi'. Men leidt dit laatste woord meestal af van een werkwoord nabü dat „spreken" betekent. En dan is de nabi' een „spreker" namens God. En dat is de profeet. Denkt u maar aan de roeping van Jeremia tot profeet: Alles wat Ik u gebied, zult gij spreken (Jer. 1 : 17).
Wie over de oud-testamentische profeten iets lezen wil, kan daarvoor terecht in het boekje van prof. dr. B. J. Oosterhoff, getiteld „Israels Profeten" (vooral pag. 37 over de naam). Maar nu het woord „profeet". Dit hangt samen met het griekse profèmi en profèteuo, met de betekenis: openlijk uitspreken, in het openbaar bekend maken. En een profètès is iemand, die de Goddelijke openbaring verkondigt over het verleden of het heden of de toekomst.

Na deze inleiding gaan we na - al zal dit niet volledig zijn - hoe het N.T. over de gave van de profetie spreekt. We willen daarbij eerst letten op de z.g. voorgeschiedenis zoals Lucas die geeft in hoofdstuk 1 en 2.

Profetie in Lucas 1 en 2.
In deze hoofdstukken is het opvallend dat gewone mannen en vrouwen spreken als profeet door een bijzondere verlichting van de Heilige Geest.
Luc. 1 : 67: Zacharias werd vervuld met de Heilige Geest en profeteerde".
Deze man was priester, maar kreeg de gave der profetie. Deze gave behoeft niet blijvend geweest te zijn.
Ook zijn vrouw Elizabeth werd vervuld met de Heilige Geest en riep met een grote stem. Al wordt ze geen profetes genoemd (zoals Anna) ze sprak wel profetisch. Door de Heilige Geest wist ze iets uit het verleden en bracht ze verborgen dingen aan het licht, zonder dat men haar daarover iets gezegd had. Immers, ze begroette Maria direct als „de moeder mijns Heeren", ze wist van de boodschap van de engel en van het geloof van Maria.
Simeon: al wordt hij niet uitdrukkelijk met de naam „profeet" genoemd, toch wordt hij als profeet getekend. Lucas 2 : 25: de Heilige Geest was op hem, die hem geopenbaard heeft dat hij de dood niet zien zou, voor hij de Christus des Heeren zou zien". En hij ging door de Geest naar de tempel; daar kende hij het Kindeke als de Messias en wat Simeon van Hem zei was een profetie. Duidelijk wordt Simeon als profeet voorgesteld.
Anna wordt uitdrukkelijk „profetes" genoemd. Als zodanig stond ze bekend onder het volk, waarschijnlijk omdat ze de gave had toekomstige dingen te zien en uit te spreken. En haar profetische begaafdheid bleek duidelijk, doordat ze het Kindeke Jezus eveneens als Here beleed; en ze deed dit - en dat is ook kenmerkend voor de profetie - in het openbaar, want ze sprak van Hem tot allen die de verlossing in Jeruzalem verwachtten.
Van deze mannen en vrouwen is opvallend hun band met de tempel, met de door God zelf ingestelde tempeldienst. In deze kring, die zo van harte gehecht was aan de tempeldienst, de dienst der verzoening, die naar de Verlosser heenwees, in die kring bloeide de profetie. En bij hen was de profetie zowel lofprijzend als voorzeggend.
Bij hen viel het profetische Geesteslicht over het verleden, het heden en de toekomst.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

PROFETIE IN HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's