Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Erskine’s en hun prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Erskine’s en hun prediking

(Enkele hoofdmomenten)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In nauwe aansluiting aan wat ik in het vorige artikel over de Erskine's heb geschreven, ga ik thans enkele hoofdmomenten na uit hun prediking. Het onderstaande wil niet meer zijn dan een nadere uitwerking van wat ik noemde: hun theologische positie.
Schrijvend over hun prediking, leggen we ons daarbij de nodige beperkingen op. In een wetenschappelijke verhandeling zou stellig aandacht moeten worden gegeven aan de exegetische en homiletische lijnen in de prediking van Ralph en Ebenezer Erskine. Wij halen voor ditmaal slechts de praktische, pastorale kanten naar voren. Trouwens hoeveel nadruk er in deze preken ook valt op het lerende en onderwijzende, hoezeer de preken vaak ook verhandelingen zijn (voor het gevoel van een modern lezer wellicht soms al te uitvoerig), toch is het duidelijk, dat het de Erskine's gaat om het toepasselijke. Zij willen het hart van hun hoorders raken. En daarbij vermoeit het hun blijkbaar niet in hun prediking telkens soortgelijke accoorden aan te slaan. Zij blijven ook daarin geheel in de lijn van wat de apostel Paulus aan de Filippensen schrijft: „Voorts mijn broeders .. . dezelfde dingen aan U te schrijven, is mij niet verdrietig en het is u zeker." Ik heb de indruk, dat de kracht der Erskine's vooral op de kansel lag. En stellig hebben ze deze kracht van omhoog gebruikt om de gemeente het merg van de heilige Schrift aan te reiken en de stukken des geloofs met vaste hand in geheugen en hart in te prenten. In een Nederlands gedicht over Ralph heet het:
„Zaagt g' ooit geleerdheid t' samenparen,
Met godsvrucht en eenvoudigheid,
Gewis, t' is hier in deze blaren.
Die Erskine voor ons open leidt."
Nog één opmerking moge voorafgaan. Men hale de uitspraken uit de werken der Erskine's niet uit hun verband. Niet uit het verband van de tijd, waarin zij leefden, van het front, waartegen zij te strijden hadden. En ook niet uit het verband van het geheel van hun prediking. Doet men dat, dan kan men hun, zoals steeds in zo'n geval, iets totaal anders laten zeggen als wat zij ten diepste meenden te zeggen.

De wet
De prediking der Erskine's is vol van het voorwerp des geloofs. 't Is één aanhoudende aanprijzing van de Christus. En met het oog op Hem en het gelovig tot Hem gaan, wordt dan ook de wet in al zijn scherpte gepredikt. Liever nog: in zijn geestelijkheid. Er valt met de wet niet te marchanderen. God is heilig. En telkens weer staan we in de prediking der Erskine's voor de majesteit van deze God en zijn heilige wet. De zondaar moet ervoor vallen. In een preek over Gal. 4 : 28 lezen we: ,,O, gij dan, die daar zegt of denkt, dat gij een goed hart hebt, hebt gij het ooit gezien in deze spiegel van Gods geboden? O, neen, neen, indien gij de geestelijkheid van Gods wet zaagt, dan zoudt gij daaruit zeker de vleselijkheid en de verdorvenheid van Uw harten en naturen zien (Rom. 8:7). Indien gij God gezien hebt in het gebod, dan kunt gij niet anders dan uitroepen: ik ben een overtreder van de baarmoeder afaan. De wet is geestelijk, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. (Rom. 7 : 14). Indien gij nooit God in het gebod tot Uw overtuiging gezien hebt, dan hebt gij Hem gewis ook nooit in de belofte van het Evangelie gezien tot Uw vertroosting en dan zijt gij ook geen kind der belofte".
God zien in het gebod. Dat betekent voor de zondaar de dood. Allen hebben het recht om tot de belofte de toevlucht te nemen. Maar de wijze, waarop God hen daartoe krachtdadig brengt, is die van overtuiging, overtuiging van zonde door de geestelijkheid van het gebod aan hen te ontdekken, maar ook van ellende door aan hen de gestrengheid van het dreigement te openbaren . . . God, Zichzelf openbarende in het gebod, baant de weg om Christus' volmaakte gehoorzaamheid hoog te achten . . . daarom is het geen wonder, dat Christus, Die grote Belofte, veracht wordt, zolang een mens in het licht van het gebod zichzelf nog niet gezien heeft als een kind der ongehoorzaamheid en in het licht van de bedreiging als een kind des toorns". Als Erskine spreekt over de mate (de diepte) van dit ontdekkend werk, noemt hij als kenmerk, dat de kinderen der belofte door het gezicht van zichzelf en van hun ellende genoodzaakt zijn geworden om tot Christus, voorgesteld in de belofte, hun toevlucht te nemen.
De wet stelt ons met de ganse wereld voor God verdoemelijk. Langs deze weg is daarom geen zaligheid te verwachten. Het ontdekkend element in de prediking der Erskine's is er dan ook op gericht om de mens in zijn streven om met de wet in de hand gerechtigheid voor God op te richten de pas af te snijden op dit heilloze spoor. Helaas, wat blijkt dit wettische streven diep geworteld te zijn in 's mensen hart.
In zijn preek over het sterven aan de wet en het leven naar het Evangelie naar aanleiding van Galaten 2 : 19 noemt Ralph Erskine een reeks trappen van wettische gesteldheid, zowel in de ongelovigen als in de gelovigen. De mens van nature meent, dat hij het er bepaald niet slecht heeft afgebracht. En ook wanneer hij overtuigd wordt van zonden, en van zijn verloren staat, probeert hij God te verzoenen en te bevredigen door zijn bekering, bittere klachten, enz." Hij gaat aan het werk, aan het bidden, aan het vasten, aan het treuren en aan het belijden, met een volstrekte verachting van Christus." Met het gevolg, dat hij een valse vrede krijgt. Daarom, zegt Erskine, heeft Augstinus gezegd, dat „de bekering meer verdoemt dan de zonden." Maar ook de gelovigen hebben vaak te kampen met een wettische gesteldheid en dientengevolge met wettische vrees. Zij maken dan in het geheim een grond van hun gevoelens, van hun bevindingen en wanneer hun hart koud en dor is, menen zij, dat er geen genade voor hen is. Verder is er de grootheid en de veelheid der zonden; die moet ons niet van Christus afhouden, alsof wij eerst enigermate beter moesten worden, alvorens we tot Christus gaan. Dat is ook een wettische gesteldheid. En er is zoveel meer. De één verwacht het van een predikant, die grote gaven heeft, alsof God alleen door hem werken kon. Een ander is voortdurend moedeloos, omdat hij zich in de oefening van de verborgen omgang met God zo „beklemd" gevoelt. Dat komt ook voort uit een wettische geest. Het is een wettische gesteldheid, wanneer een mens meer op heeft met de gaven van Christus dan met Christus zelf. Een mens, die Evangelisch in zijn handelingen is, wordt door wat hij ontvangt, opgeleid tot de Gever Zelf. Kortom, de wettische mens wordt niet vermoeid door zijn grote reis en zegt niet: het is buiten hoop (Jes. 57 : 10). En toch doet het wettisch verbond, de wettische leraar en het eigen wettische geweten niet meer dan schreeuwen: maakt tichelstenen, maakt tichelstenen, maakt tichelstenen, maar ziet, hij heeft geen stroo, geen stroo, geen stroo en niets, waarvan hij het maken kan".
Gezegende les, die Erskine ons hier leert. Gezegend de mens, die leert sterven aan de wet en leven naar het Evangelie. Ook onder ons heeft deze wettische geest zijn duizenden verslagen. In het geestelijk leven niet mede daardoor vaak zo besloten en benauwd? De lezing van bovengenoemde preek is een kostbaar medicijn, dat ieder van ons is aan te bevelen.

De belofte
Onmiddellijk aan dit alles verbonden vinden we in de werken der Erskine's de prediking van Gods belofte, die algemeen en absoluut is. In Christus zijn al Gods beloften ja en amen. „O, zondaar, de belofte wordt U aangeboden, zij wordt U voorgehouden met Christus daarin". Niemand in de wereld, die onder het Evangelie leeft, kan met waarheid zeggen, dat hij niet evenzeer beoogd wordt in de belofte als anderen. Deze belofte is steeds vrij, absoluut en zonder voorwaarde. „De eigenlijke voorwaarde ervan is vervuld door en wordt gevonden in ons heerlijk en gezegend Verbondshoofd Christus Jezus; en op de voorwaarde van Zijn gehoorzaamheid tot de dood moest gij pleiten . . ." Zeker, wanneer Gods genade-aanbod niet beantwoord wordt van de zijde van de mens door het geloof, baat het ons niet en is de Heere ook niet verplicht ons de vervulling van die belofte te schenken. Maar ook het geloof is immers absoluut beloofd. Daarom dan ook maar gevraagd. De belofte is een remedie tegen al onze kwalen (tegen het dood-zijn in de zonden, toorn Gods, verlorenheid, onmacht, onwilligheid, duivelse gesteldheid van het hart, armoede, blindheid, naaktheid). Erskine roept uit: Noem mij eens een geval, dat buiten het bereik is van de belofte? . . . Zegt dan niet, wat zal ik met de belofte doen, of waartoe heb ik ze nodig? Wel mens, wie ge ook moogt wezen, tot U is het Woord dezer zaligheid gezonden (Hand. 13 : 26) en ik zal u in Gods Naam zeggen, wat gij daarmee doen moet. Gij moet de Heere op Zijn Woord aannemen, zeggende: Amen Heere, zo neem ik U dan op Uw belofte aan; o, laat ze mij aangrijpen, want zij is voor mijn ziel een blijde boodschap". Zo leest u het in de genoemde preek over Gal. 4 : 28. „Zo hier iemand mocht vragen: is er ook voor mij, voor zulk één als ik ben, enige liefde en genade? Ja, ook voor u, al waart gij tot hiertoe zo vijandig als een duivel geweest" (Preek over de gelukkige Overwinnaar, Rom. 8 : 37). „Al waart gij met vodden bekleed, indien gij Christus maar wilt hebben, zo zal Hij U aannemen ..." (preek over Gal. 2 : 20).
Zo is door de Erskines dit Evangelie, „de minnebrief van de hemel" als de enige pleitgrond van het geloof uitgedragen. De zondaar wordt met al zijn onhebbelijkheden, onmogelijkheden en vermeende gronden, met zijn gemis en tekort op Christus geworpen. „Indien gij na dit alles zoudt zeggen: Ik kan Hem niet aannemen, ik kan niet geloven, ik kan niet tot Hem komen, wel, het is waar, gij kunt niets doen, maar daar is iets, dat ik u vragen moet, of gij het doen kunt en dat is: „Kunt gij Hem weigeren? Kunt gij Hem verwerpen? Kunt gij het tegen Hem blijven uithouden?" (preek over Joh. 3 : 35). Ziehier de „Evangelische leerwijze, die God als een Belover vertoont". De prediking van „de tweede Adam, die de zondaar vindt, waar de eerste Adam hem gelaten heeft." Daarom is er niet alleen een recht, maar ook een plicht om te komen, 't Is waar: iemand komt, tenzij hij getrokken wordt. Maar vergeten we daarbij niet het middel, waardoor de Heere de Zijnen tot Zich trekt, nl. door de verkondiging van het Evangelie.
Hebben de Erskine's dan geen oog gehad voor de zo persoonlijke toe-eigening, die het werk van de heilige Geest is in de harten? Lopen zij met hun algemene aanbod van genade niet het gevaar, dat het geloof verzwakt en verschraalt tot een verstandelijk aanvaarden van wat God heeft beloofd? Er is maar één antwoord: Nee! Het ware geloof wordt scherp van b.v. het tijdgeloof onderscheiden. De werkzaamheden van het ware geloof worden troostrijk voorgesteld. We horen nadrukkelijk spreken over de wijze, waarop een algemene belofte bijzonder wordt. Maar . . . en dat is het verrassende, hierbij wordt de mens geen ogenblik teruggeworpen op zichzelf. Het staat alles in constante verbinding met het grote voorwerp van het geloof Jezus Christus. Dat maakt deze preken levend, bevrijdend en ruim. En als de Erskine's zo laag afdalen in het opzoeken en opwekken van de minste roerselen van de ziel (om ermee tot Jezus te gaan), dan is dat geen aftrekmethode (zie, met hoe weinig men toe kan), maar een vermenigvuldiging van het liefdesaanbod van Christus, van Zijn onmisbaarheid, grootheid en nederbuigende goedheid, waarmee Hij zondaren opzoekt en ze verder binnenleidt in „de kabinetten der Evangelische beloften".
Z.                                                                                  C. d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Erskine’s en hun prediking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's