Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waar blijven we?

De in boekvorm uitgegeven radiolezingen van de Amsterdamse hoogleraar prof. dr. J. Lever krijgen in de kerkelijke pers nogal wat aandacht van verschillende scribenten. Zo heeft in het blad „De Wekker" prof. dr. B. J. Oosterhoff enkele artikelen aan dit boekje gewijd. Oosterhoff wijst er op hoe men de door Lever verdedigde evolutieleer moet onderscheiden van het evolutionisme, waarbij de natuurkrachten volkomen autonoom zijn. Lever stelt daartegenover een evolutie die in God als Schepper haar aanvang heeft en voortdurend onder Zijn leiding langs een lijn van natuurlijke processen zich voltrokken heeft. Hoewel Oosterhoff toegeeft dat men wetenschappelij k-biologisch de gedachte aan een evolutie in de schepping moeilijk ontkennen kan, heeft hij bezwaar tegen Lever's opvattingen, omdat: a. door Lever te weinig rekening gehouden wordt met het hypothetische karakter van de evolutieleer, en b. omdat .hij het evolutionistisch schema op allerlei levensterreinen toepast.

Het gaat mij beslist te ver, wanneer Lever zijn evolutionistisch denken ook op andere terreinen van het leven toepast. Overal ziet hij de evolutionistische ontwikkeling: in de maatschappij, de cultuur, de religie, de verdorvenheid van de mens enz. Dat is niets nieuws. Dat heeft men vroeger ook gedaan met al de fouten van dien. Men denkt wel eens dat er allerlei nieuwe theorieën aetn de V.U. verkondigd worden. Maar dat is niet het geval. De theorieën zijn helemaal niet nieuw, misschien alleen voor de V.U.

De tendens om alles volgens evolutionistisch schema te behandelen was er ook al in de vorige eeuw. Ik denk aan Hegel, Feuerbach, Comte e.a. WeUhausen e.a. dachten heel de religie van Israël langs evolutionistische weg te verklaren. En nu wil ik Lever allerminst met deze mensen op één lijn zetten. Verre van dien. Maar het moet ons wel voorzichtigheid leren met de toepassing van het evolutionistisch schema op alle terreinen van het leven en in alle wetenschappen. Bavinck heeft daartegen in zijn tijd reeds terecht gewaarschuwd. De evolutie is geen sleutel die overal op past. Lever wil de gehele wording van de aardse werkelijkheid in één visie zien. Anders mist men een prachtig en verhelderend essentieel element (blz. 52). Dat is voor de wetenschapsmens ook wel aantrekkelijk.

Maar is het mogelijk de hele aardse werkelijkheid te zien in de ene visi^ van de evolutie? Het betoog dat Lever in zijn achtste lezing houdt schijnt als een bus te kloppen. Maar klopt alles in de geschiedenis van de mensheid als een bus? Men krijgt, wanneer men de geschiedenis van vandaag bekijkt, vaak veel meer de indruk, dat er niets klopt en langs de weg van een geleidelijke ontwikkeling beslist niets te verklaren valt. Alles doet meer aan een chaos dan aan evolutie denken. Misschien een evolutie door de chaos heen. Maar dat is nog zeer de vraag.

Evolutie en religie

Nu blijkt uit Lever's beschouwingen dat hij ook moraal en religie, ja, zelfs de kennis van God als evolutie kenmerkt. Enkele maanden geleden heeft ook prof. dr. H. N. Ridderbos tegen deze gedachtengang protest aangetekend in de vorm van een aantal critische vragen. In het Geref. weekblad van 28 februari vraagt hij onder meer, hoe Lever met zo grote stelligheid over het ontstaan van de mens en de menswording in het raam van een evolutieproces kan schrijven. Hoe weet Lever, aldus Ridderbos, dat God zich slechts heeft laten kennen in de weg van procesmatige ontdekking, en hoe weet hij dat „de foute benutting door de mens van zijn vrijheid" geen bepaalde zondeval, maar mogelijk een proces van altijd weer verkeerd kiezen is geweest."

Ook Oosterhoff maakt hier een aantal critische kanttekeningen. Hij schrijft in „De Wekker" van 9 mei:

De mens ontwikkelt zich echter ook tot een religieus wezen. Dat is volgens Lever als volgt in zijn werk gegaan.

De mens realiseert zich zijn bestaan, hij ervaart de tijdelijkheid van het leven van de organismen en van zichzelf, hij bemerkt de afbrokkeling van zijn leven bij het ouder worden, hij ziet en ondergaat ziekten en ongelukken. Ook in de onderlinge verhoudingen tussen mensen en groepen van mensen komen spanningen en botsingen voor die dijkwijls tot ontwrichting, beknotting of zelfs vernietiging van mensenlevens leiden. Al deze vj-agen voeren de mens nog verder naar de vragen van de zin van zijn bestaan in al deze facetten, van de oorsprong en de zin van de merkwaardige werkelijkheid waarin hij zich bevindt. In hem is deze aardse werkelijkheid dus wakker geworden en komt daardoor — en dat is de hoogste karakteristiek van de mens — als het ware van aangezicht tot aangezicht voor de Schepper te staan (blz. 50).

Let op dat „daardoor". Langs de weg van ontwikkeling en teleiurstelling komt de mens voor Zijn Schepper te staan. Even verder zegt Lever, dat de evolutie uitloopt op de openbarende ontmoeting met God. Ook de religie is resultaat van ontwikkeling. Maar dan blijkbaar een ontwikkeling in het

besef van de mens van eigen onmacht en afhankelijkheid. De lijn van de ontwikkeling wijst nu niet naar boven, maar naar beneden. Religie is bij de mens ontstaan uit een gevoel van tijdelijkheid en afbrokkeling van zijn leven, van onmacht en afhankelijkheid. Dat heeft hem als het ware gebracht tot de openbarende ontmoeting met God.

Maar is religie dan toch uit een gevoel van onmacht ontstaan? Heeft Schleiermacher dan toch gelijk met zijn definitie van religie als absoluut afhankelijkheidsgevoel? Of Hume en anderen, die beweerden, dat religie is ontstaan uit noodgevoel, machteloosheid én behoefte aan veiligheid en bescherming? Maar dan is religie dus eigenlijk uit .eigen belang geboren.

Nu zal Lever direkt zeggen, dat religie vrucht van openbaring is. Maar dan sloot die openbaring aan bij een gevoel van onmacht en vergankelijkheid en behoefte aan bescherming bij de mens, die langzamerhand door ontdekking van zichzelf en van de wereld rondom hem was ontstaan. Maar religie is meer dan afhankelijkheidsgevoel en gevoel aan veiligheid. Natuurlijk bestaan er die vormen van religie. Maar zij zijn het wezen van de religie niet. Tot het wezen van de religie behoort volgens de bijbel de liefde, het liefhebben van God en Hem gehoorzaam zijn om Zijnentwil.

Lever zal zeggen: dat is de bijbel, die aan de religie een nieuwe en diepere dimensie geeft. En die bijbel kan aansluiten op een religieus aanvoelen in de mens, dat langs de weg van ontwikkeling ontstaan is. Maar de hele redenering van Lever rust nergens op. Zij is zuiver fantasie. En zij is met de bijbel op geen enkele manier in overeenstemming te brengen. Daar wordt gezegd, dat God de mens naar Zijn beeld geschapen heeft. En dat betekent meer dan een gevoel van afhankelijkheid. Het betekent, zoals de Catechismus zegt, dat God de mens geschapen heeft, opdat hij God zijn Schep; per recht zou kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in eeuwige zaligheid leven zou om Hem te loven en te prijzen (Z. 3).

Dat alles staat niet op zichzelf. De voorgedragen opvatting heeft ook zijn gevolgen voor de opvatting ten aanzien van de zonde.

Evolutie en zonde

Ook de zonde wordt min of meer langs evolutionistische weg verklaard. Uiteraard heeft dit zijn consequenties voor de opvatting van Genesis 3. Volgens Lever gaat het hier helemaal niet over een verhaal van wat historisch in de aanvang geschied is, maar over een leermodel, waarin de diepste problemen van de mens worden aangeroerd.

Immers, de zonde heeft altijd bij de mens behoord.

Evenals de religie probeert Lever ook de zonde uit de evolutie te verklaren. Dan heeft de zonde altijd bij de mens-behoord. Dat wordt ook door Lever duidelijk gesteld. „Altijd, sinds het eerste begin, heeft de mens tegenover God in de spanning van goed en kwaad gestaan, en heeft het kwaad zijn leven aangetast. In de hele historie heeft de mens steeds de verkeerde keuze gedaan" (blz. 28). En op blz. 45 zegt hij, dat de mensheid vanaf de eerste mens geïnfecteerd is met het kwaad.

Zowel op blz. 28 als op blz. 45 zegt Lever, dat dit ook de inhoud van de bijbel is. Dat is natuurlijk niet waar. De eerste hoofdstukken van de bijbel zeggen duidelijk, dat God de mens goed en naar Zijn beeld gemaakt heeft en dat daarna de zonde haar intree bij de mens gedaan heeft.

Paulus zegt in Rom. 5 ook, dat de zonde door één mens in de wereld gekomen is. Ze was er dus niet.

Nu kan het zijn dat Lever deze bijbelse visie in zijn denken niet kan plaatsen. Maar hij mag haar daarom niet verdonkeremanen of beweren dat de essentie van de bijbelse boodschap is dat de zonde altijd heeft bestaan. Want dat is nu juist niet de essentie van de bijbelse boodschap.

Haat en agressie, die de bijbel als zonde ziet door de opstand van de mens tegen God, worden door Lever langs biologische weg verklaard. Het „bestiale", het „beestachtige" in de mens, dat uitkomt in oorlogvoering, folteren, verminken, verbranden en opeten van medemensen, herinnert aan de dierlijke oorsprong van de mens. „Onze soort is vermoedelijk steeds gekenmerkt geweest door wapengebruik. Ons lichaam is zo kwetsbaar, zo zonder verdedigingsmiddelen als klauwen en slagtanden, en wij zijn zo vleesetend dat wij ons slechts door middel van stokken, beenderen en stenen voorwerpen konden handhaven". Deze menselijke eigenschap is in de moderne oorlogvoering op wetenschappelijke basis tot haar verschrikkelijkste consequenties doorgevoerd (blz. 61 v). Ik zou zeggen: Lever kan me nog meer vertellen. Hij gaat zijn biologisch boekje nu wel heel ver te buiten. Hoe komt het dat de mens zo'n weerloos wezen is temidden van zijn natuurgenoten, dat de natuur hem zo slecht van lichamelijke wapens heeft voorzien? De evolutie schijnt hierin wel tekort geschoten. En is de haat en vijandschap van de mens niets anders dan eén dierlijke trek, die in de eeuwenlange ontwikkeling is aanwezig gebleven? En de vijandschap van de mens tegen God dan? Ook alleen uit de dierlijke aard van de mens te verklaren?

Ik had vroeger in Drachten een ouderling, die, wanneer hem iets ongeloofwaardigs werd verteld, placht te zeggen: nou moet je ophouden. Ik zeg het tegen Lever. En ik vind het bepaald erg, dat pp de V.U.-reizen deze dingen als waar en zeker aan de boeren op de Veluwe en elders verkocht worden.

Ik had vroeger in Drachten een ouderling, die, door heeft men gesproken van het raadsel van de zonde. Maar de wijze waarop Lever er over spreekt komt mij zelfs naief voor. Bovendien is de zonde dan alleen maar een onvolkomenheid in de weg van de ontwikkeling. En er is geen plaats voor schuld. De zonde is ook niet primair viJEindschap en ongehoorzaamheid tegenover God. En dat zijn de bijbelse noties, waaraan Lever wel heel goedkoop voorbij wandelt. Juist de bijbelse gegevens hadden hem voorzichtig moeten maken met zijn verklaring van het ontstaan van de zonde.

We kunnen deze critiek verstaan. De grote vraag die men kan stellen is toch wel, wat bij de hier gereleveerde beschouwing over religie de openbaring nog voor inhoud heeft. Wordt de bijzondere openbaring hier niet uitgehold en verschraald?

En wat het verband tussen evolutie en zonde betreft, kan men op het standpunt van Lever nog het schuldkarakter van de zonde handhaven. Moet de consequentie van dit alles niet zijn een tragische zondebeschouwing, waarin de zonde niet meer gezien wordt als vijandschap en ongehoorzaamheid jegens God. En dat alles heeft ook weer zijn consequenties voor de inhoud van de boodschap van het evangelie. Lever omschrijft die op de laatste bladzijde als volgt: Christus leert ons immers de universele gelijkheid van alle mensen zonder onderscheid van ras of volk, sociale bewogenheid, naastenliefde, vredelievendheid, persoonlijke verantwoordelijkheid. Dit betekent dat een volgen van Hem een afremmen van de agressie in al zijn vormen inhoudt, en een inzien dat bruut beheersen vervangen behoort te worden door een tot offers bereid gemeenschappelijk beheren (blz. 64).

We willen niet voorbijzien, dat hier een bioloog spreekt, die in het kader van zijn onderwerp enkele opmerkingen maakt over de betekenis van het volgen van Jezus, en dus niet de bedoeling heeft een christologische uiteenzetting te geven.

We willen ook niet verwaarlozen dat aan het slot in één zin gesproken wordt over God, Die ons vergevend bevrijden wil uit het kwaad, dat we hebben aangericht. Met andere woorden, we hebben er geen behoefte aan de auteur dingen in de schoenen te schuiven, die hij niet bedoelt. Maar toch klemt de vraag: Kan men, als men eerst Genesis 3 vervaagt tot een visie leermodel om de problemen die de mens van elke tijd meedraagt, en de zonde opneemt in het evolutieproces, ten aanzien van het werk van Christus meer zeggen, dan Lever doet? Moet de verzoening, het wegdragen van de schuld door Christus' offerdood niet vervagen als de zonde min of meer evolutionistisch gezien wordt? Dat is één van de vragen waarmee het overigens helder en duidelijk geschreven boekje van Lever mij laat zitten.

Niemand zal beweren klaar te zijn met de vragen van scheppingsgeloof en natuurwetenschap, en wie zich erin verdiept staat voor vele vragen.

Dat bezinning op de verhouding van bijbel en natuurwetenschap ook daarom nodig is opdat we met name ook de eerste hoofdstukken van Genesis 1-3 beter in hun aard en betekenis zouden verstaan, zal ook niemand kunnen ontkennen.

Maar we kunnen toch begrijpen dat prof. Oosterhoff zijn artikelenserie over Lever's boekje besluit met de opmerking dat hier de biologie heerst over de bijbel, en dat daardoor het verstaan van de bijbel belemmerd wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's