Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het risico van het interview

Het is doorgaans geen gewoonte in een persoverzicht boekbesprekingen op te nemen. Toch willen we ditmaal een uitzondering maken. In het orgaan „Kerknieuws" (red. W. C. F. Scheps) troffen we in het nummer van 16 mei een bespreking aan van de hand van de hoofdredacteur van het boek „Haring of kuit" van Rik Valkenburg.

Dit boek bevat een serie interviews met bekende figuren uit het kerkelijk leven. Nu gaat het ons in dit verband niet zo zeer om het oordeel van de recensent over de schrijver en het boek in kwestie, maar vooral willen we doorgeven wat hij schrijft over het interview als zodanig. Het wil ons voorkomen dat hij hier de spijker op de kop slaat.

Interviewen is een hoogst belangrijk werk. Wie, als schrijver dezes, in een langdurige loopbaan leden van de hoogste staatscolleges, ministers, burgemeesters, kamerleden, hoogleraren, etc. geïnterviewd heeft, weet dat maar al te zeer. Dat meer dan één tegenwoordig huiverig is om zich te laten interviewen met name voor radio of t.v. verstaan wij maar al te zeer. Men kan door het knippen en plakken tenslotte zijn „slachtoffer" alles laten zeggen en het beeld totaal vertekenen. Met name de t.v.' maakt zich hier schuldig aan onjuiste presentatie. Men spreekt dan van het keiharde interview en men manoeuvreert wie men „onderhanden" heeft in alle mogelijke standen. Wij hebben het goed kunnen begrijpen van prof. dr. J. Waterink, dat hij destijds stelde dat hij eerst wilde zien en horen wat er de lucht in ging. Wat men o.i. bij een interview ook moet vermijden is: debatteren met wie men ondervraagt. De verleiding is er meermalen, wij weten het. Maar ons antwoord was steeds: we zijn hier niet gekomen om met u te debatteren.

Het zal de lezers na dit alles duidelijk zijn dat wij heel niet verrukt zijn van de bundel interviews, die thans bij Kok gebundeld verschenen zijn onder de titel „Haring of kuit". De auteur moge dan als kapper, met name in het verleden toen hij nog een scheersalon had, mensen bij de neus genomen hebben in het Veen, daarom is dat nog niet de methode als men een interview maakt. Wij snappen trouwens van heel dit boek niet veel. Men moet toch een bepaalde selectie maken en ergens moet iemand er uit springen, zal hij voorwerp van opzettelijke ondervraging zijn. Als zodanig zijn kolonel A. M. Bosshardt van het Leger des Heils, prof. dr. H. M. Kuitert, prof. dr. G. C. van Niftrik en rabbijn dr. J. Soetendorp, om er nu maar enkelen te noemen, stellig op hun plaats. Maar het is ons niet duidelijk waarom er verschillende predikanten in deze rij zijn opgenomen. Dat het plaatsgenoten zijn van de schrijver kan toch geen criterium zijn.

„Vrij Nederland" moge deze auteur dan ten voorbeeld stellen aan alle journalisten die rondlopen met plannen om zich in het harde interview te bekwamen, wij zijn van oordeel dat het zó niet moet. Deze interviewer maakt zich schuldig zowel aan indiscrete als aan onbenullige vragen. Als deze interviewende kapper in het gesprek met prof. Kuitert vraagt: „U bombardeert de gemeente dus maar rustig door met uw schokkende theorieën? " dan vinden wij dat een onbeschaafde vraag en als hij, voortgaande, zijn gastheer vragend verwijt: „Zodat ze later heerlijk ontgoocheld worden en met de brokken blijven zitten? " dan zouden wij, als wij prof. Kuitert waren, deze msui gevraagd hebben of hij maar liever wilde opstappen. De heer Valkenburg beleert zijn objecten en het klinkt bepaald pedant als hij de hoogleraar toevoegt: „U zegt dus David niet na: Zie of bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg? " Natuurlijk komt in het interview dan ook de vraag: „Bent u eigenlijk niet vrijzinnig? " Wij hebben ons ronduit geërgerd aan zoveel pedanterie. Met de complimenten aan „Het Vrije Volk", dat spreekt van: „Pikant, op het randje af, maar met hoogachting voor de geïnterviewde". Wat u zegt!

Onze grief tegen dat boek is ook dat de vragen die gesteld worden soms zo uitermate onbenullig zijn. Aan ds. C. Langbroek wordt gevraagd of een pluimpje dat hij van een militaire autoriteit kreeg hem streelde, aan prof. dr. ir. H. van Riessen hoe hij het vindt dat het weekblad „De Spiegel" het predikaat christelijk heeft laten vallen, aan ds. L. Vroegindeweij (waarom werd deze predikant eigenlijk geïnterviewd? ) of hij gelukkig is met de huidige voorzitter van de Geref. Bond, ds. G. Boer. Welk zinnig mens ter wereld krijgt het in zijn hoofd om zulk een vraag te stellen en dan publiek af te drukken? Gesteld dat ds. Vroegindeweij allerminst gelukkig was met deze voorzitter, dat hij ernstige beleidsfouten bij hem aanwezig acht, had hij dat dan hardop moeten zeggen? Aan de R.K. hoogleraar, prof. dr. W. H. v.d. Pol wordt direct bij de aanvang al de vraag gesteld: „Brengt God u nooit in verrukking? ”

Wij kunnen zo nog een tijdje doorgaan, want ons boek wemelt van streepjes. De interviews verschenen eerst in de „Bameveldse Courant" en daarin hadden wij ze al gelezen. Gelukkig zijn de jubelende dankbetuigingen aan het slot van elk gesprek over de voortreffelijke gastheer en zijn majesteitelijke wijze van antwoorden er allernaal afgeknipt. Het was ook al te gek. Maar wat we overgehouden hebben verdiende ernstig en critisch te worden bekeken alvorens het in een boek gebundeld werd.

Bundels interviews vormen een veel voorkomend verschijnsel op de boekenmarkt. En we willen geenszins de waarde van dit literaire genre ontkennen. Een geslaagd interview betekent een boeiend en levendig portret waarin op frisse wijze allerlei zaken aan de orde gesteld worden. Om een voorbeeld te noemen: Het gesprek van drs. Puchinger met prof. dr. K. H. Miskotte (zie de bundel Christen en saecularisatie) bevat een stuk eigentijdse kerk-en theologiegeschiedenis, waarvan je alleen maar met dankbaarheid kunt kennisnemen.

Maar terecht laat de recensent in het „Kerknieuws" ons zien hoe zeer men in dit genre ook het spoor bijster kan raken. De informatie die men via het inter view ontvangst is vaak vluchtig.

Het gebruik om allerlei onderwerpen via interviews aan de orde te stellen komt uiteraard ook tegemoet aan de instelling van onze generatie. Dikke boeken en brede vertogen „doen" het niet meer. Onze generatie is ingesteld op het flitsende en het levendige, het filmische effect. Dat is op zichzelf geen bezwaar. Tenslotte heeft elke tijd zijn wijze van schrijven en wijze van benaderen. Maar we zullen wel oog er voor moeten hebben, dat een dergelijke flitsende en levendige informatie ook zijn risico's in zich bergt, het risico, dat allerlei dingen op tafel gelegd worden, die nauwelijks doordacht zijn en nagenoeg niet uit de verf komen. Daardoor wordt de waarde van een dergelijke informatie verhinderd. Misverstanden en onbegrip liggen dan voor de hand. Wat iemand als een „losse" opmerking in een gesprek gezegd heeft, soms er toe gedwongen door een wat brutale vraag van een kei-harde interviewer, wordt gepresenteerd als dè opvatting van mijnheer A. over het een of ander onderwerp. Met alle gevolgen van onbehagen en verontrusting die er uit voortvloeien. Wanneer bundels interviews aangeprezen worden als dè vorm van informatie, is het goed ons door de kritiek van de heer Scheps te laten overtuigen van de zeer betrekkelijke waarde van het interview.

De Geref. Kerken en de handhaving van de belijdenis

Er is wel eens gezegd: De Gereformeerde kerken volgen de weg die de Hervormde kerk is gegaan, alleen, het duurt zo'n 25 jaar langer. Of deze stelling in elk opzicht waar is? In elk geval wordt men keer op keer herinnerd aan de discussies in de Hervormde kerk rondom de Nieuwe Kerkorde (artikel 10), als men hoort en leest, hoe vandaag aan de dag in de Geref. kerken de handhaving van de belijdenis en met name de ondertekening door predikanten en hoogleraren in het geding is. De tekst van dit ondertekeningsformulier vinden we afgedrukt in een artikel van dr. J. Haitsma in het Hervormd weekblad van 22 mei:

„Wij, ondergeschreven dienaren des Woords, ressorterende onder de classis ..., verklaren oprecht in goede consciëntie voor den Here, met deze ondertekening, dat wij van harte aannemen en geloven, dat de leer die vervat is in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, den Heidelbergsen Catechismus en de vijf artikelen tegen de Remonstranten, in alles met Gods Woord overeenkomt.

Wij beloven derhalve die leer naarstig te zullen leren en getrouw te verdedigen, zonder iets, hetzij openlijk of in het geheim, direct of indirect, daartegen te leren of te schrijven.

Wij verwerpen alle dwalingen, die daartegen strijden en zullen die tegenstasin, wederleggen en helpen weren.

Wij beloven voorts, dat indien wij naderhand tegen die leer of enig onderdeel daarvan bedenkingen zouden krijgen of een daarvan afwijkend gevoelen opvatten, wij dit noch openlijk noch in het geheim zullen uiteenzetten, drijven, prediken of schrijven, maar dat wij het vooraf aan kerkeraad of de classis of de synode zullen mededelen, om door deze vergadering gehoord en onderzocht te worden, bereid zijnde ons steeds aan haar oordeel te onderwerpen, op straffe dat indien wij in strijd met deze belofte handelen, wij door de bevoegde vergadering in onze diensten geschorst zullen worden. En indien bij den kerkeraad of de classis of de synode ernstige verdenking zou rijzen en deze vergadering het, tot behoud van een eenheid en zuiverheid der leer, nodig zou oordelen, van ons te eisen nadere verklaring van ons gevoelen over enig onderdeel van die leer, zo beloven wij ook, dat wij daartoe steeds bereid en genegen zullen zijn, op straffe als boven, een en ander behoudens het recht van appèl in geval van bezwaar, gedurende welken tijd van appèl wij ons naar de uitspraak van de desbetreffende vergadering zullen gedragen."

Zakelijk is dit het formulier dat door de synode van Dordrecht in 1618-'19 is opgesteld. Alleen de taal is wat gemoderniseerd door de synode van Leeuwarden in 1965.

Nu blijkt dat vele predikanten en hoogleraren moeite hebben met dit formulier. Het is niet onduidelijk, waarom dit het geval is. Verschillende stukken van de belijdenis der kerk zijn immers in het geding. Allerlei theologische opvattingen worden voorgedragen die op gespannen voet verkeren met de confessie der kerk. We noemen slechts de vragen rondom Schriftgezag en Schriftkritiek, de problematiek rondom Gen. 1—3 (schepping, val, evolutie); de kritiek die er uitgebracht is op de Dordtse leerregels etc.

Kan men, zo vraagt men, nog wel met een eerlijk geweten het formulier ondertekenen? Op de predikantenvergadering van de Geref. kerken is door prof. Augustijn nogal geprotesteerd tegen! een strakke binding en tegen de ondertekening. Augustijn verklaarde toen, dat hij wilde belijden met het hele volk van God, ook met wederdopers, lutheranen en de vaderen van Trente.

Men kan dan natuurlijk direct de vraag stellen: Wat is dan nog de functie van de reformatorische belijdenis en welk gezag heeft ze nog binnen de kerk?

Maar uiteraard zit hier meer aan vast. Wie spreekt over handhaving van de belijdenis, raakt ook aan het vraagstuk van de leertucht. Hoe ver strekt dit? Men herinnere zich de uitlatingen van prof. Hartveld en drs. Puchinger op de Kamper Hogeschooldag. Beiden hebben nogal gewaarschuwd tegen uitoefening van de leertucht.

Het is hier niet de plaats breed op dit alles in te gaan. Dat zou een boekdeel vergen. Maar we signaleren slechts het verschijnsel. In het blad „Waarheid en Eenheid" van 13 mei gaat dr. J. Schelhaas, de hoofdredacteur, in op een artikel van ds. W. Reeskamp uit Groningen, waarin deze nogal waarschuwt tegen handhaving van het ondertekeningsformulier.

We citeren uit en via het Friesch Dagblad.

Ds. Reeskamp tekent de situatie onder anderen in deze woorden: „Al met al zitten onze kerken dus met het probleem, dat enerzijds dominees voortgaan met een zwaar ondertekeningsformulier te ondertekenen en dat anderzijds dominees (en professoren) voortgaan met dingen te leren en te propageren, die met die belijdenis en ondertekende binding in strijd zijn. En het wordt hard tijd, dat onze kerken aan deze onwaarachtigheid een einde maken."

Hier staat het dus zwart op wit van een aanhanger van de „nieuwe" theologie, dat geleerd wordt door deze groep wat in strijd is met de belijdenis.

Een aanhanger van de „nieuwe" leer komt hier nu bevestigen wat wij altijd al gezegd hebben. Het Friesch Dagblad deelt verder mee: „Ds. Reeskamp schrijft, dat men een tijdlang geprobeerd heeft de kwestie van de binding te redden door te zeggen, dat men alleen te maken had met de „bedoeling" van de belijdenis, bij voorbeeld: „Iemand, die de historiciteit van Adam ontkent komt niet met de bedoeling van zondag 3 en 4 in confUct."

Hij vindt het begrijpelijk, dat velen hierop reageerden met: Zo kan je alles goedpraten. Op die manier blijft er van de bedoeling van de belijdenis niets meerover. Gelukkig hoor je dat geschutter met „de bedoeling" niet zo meer.

Ik dacht dat je dat „geschutter" nog wel steeds hoort. Maar het is een winstpunt, dat een aanhanger van de „nieuwe" leer nu erkent, dat we gelijk hadden, toen we dit „geschutter" veroordeelden. Het is van belang, dat nu van die zijde — zij het nog slechts door één man — erkend wordt, dat dit gemanipuleer met de bedoeling van de belijdenis onhoudbaar en onaanvaardbaar is.

We volgen weer het Friesch Dagblad in zijn berichtgeving. Het blad schrijft: „De Gereformeerde Kerken staan op een tweesprong, waar dus gekozen moet worden, " schrijft ds. Reeskamp en hij vervolgt:

„Hoe? Zal men in de lijn van de synode van Dordt het ondertekeningsformulier radicaal gaan handhaven? Daar zijn er onder ons, die niets liever zouden zien. Het antwoord kan mijns inziens kort zijn: Dit zou het einde inluiden van de Gereformeerde Kerken in Nederland. De ontwikkeling in theologische opvattingen onder de predikanten dezer kerken is te ver voortgeschreden dan dat het mogelijk is om de klok terug te draaien. Dit zou verwarring, scheuring, kerkelijke verhuizingen en ambtsneerleggen ten gevolge hebben. Men make zich geen illusies. „Terug naar Dordt" is geen haalbare zaak. Dan staat alleen de andere weg open: „Opheffing van de ondertekeningsformule”.”

Dat is duidelijke taal. Ds. Reeskamp wil resoluut de knoop doorhakken. Maar we kunnen begrijpen dat dr. Schelhaas hier protesteert. Hij ziet als het enige mogelijke antwoord: Handhaving van de belijdenis. „De weg die ds. Reeskamp wijst is de weg van de verlating van de Gereformeerde leer en de deformering in beslissende zin van de Gereformeerde kerk".

Inderdaad zijn wij met Schelhaas van mening, dat de oplossing van ds. Reeskamp (en hij staat daarin niet alleen) betekent erkenning van de leervrijheid. De problematiek waarmee de Herv. kerk al sinds de vorige eeuw worstelt, wordt dan met volle zeilen binnen gehaald. Dat is — tegen de achtergrond van de breuk in 1834 en 1886 — een trieste ontwikkeling.

Bovendien achten we dat ook voor de oecumenische verhouding tussen de Hervormde en de Gereformeerde kerk • een ramp. Het is dan wellicht wel mogelijk dat beide kerken — in de bestaande situatie — elkaar vinden, maar we vrezen toch dat een dergelijke consensus zou gaan ten koste van het gereformeerd karakter van beide kerken.

De weg die ds. Reeskamp wijst is immers geen nieuwe weg. Het is de weg, waarop de belijdenis hoogstens nog kan functioneren wat betreft „geest en hoofdzaak". Van een kerkelijk gezag kan dan geen sprake meer zijn.

Natuurlijk liggen hier diepingrijpende vragen. Met een formele ondertekening is ook het belijdend gehalte van een kerk niet gered. En het is ook waar, dat sinds 1618-'19 de theologische ontwikkeling is voortgegaan. De zeventiende eeuwse belijdenis is geen eindpunt. Reeds Herman Bavinck heeft gewezen op dit moeilijke probleem, hoe handhaving van de belijdenis samen moet gaan met uitbouw en verdieping. Daarvan heeft de kerk, en heeft ook de Geref. gezindte zich rekenschap te geven.

Voorts is er het moeilijke vraagstuk van de katholiciteit van de kerk.

Ook aan de problematiek van de leertucht zitten vele kanten. Het laat zich verstaan dat men beducht is in de Geref. kerken, gezien het verleden (Assen, kwestie-Schilder) voor een al te lichtvaardige leerprocedure. Hoe ver strekt de bijbelse leertucht. Volgens Hand. 20 : 29 moet de kerk de wolven weren. Maar op wie past deze benaming? Vallen hier allen onder, die inzake een bepaald onderdeel van de belijdenis een ander inzicht hebben (.b.v. ambtsopvatting, leer van de laatste dingen, kinderdoop). Ieder voelt wel: ier kan men maar niet met een formeel en hchtvaardig antwoord, volstaan. Bovendien heeft men te allen tijde onderscheid gemaakt: r is sprake van de artikelen waarmee de kerk staat en valt, van de fundamenten der kerk.

Genoeg om u te laten zien, dat wij niet uit de moeilijkheden zijn met een formele handhaving en ondertekening. We willen niet aannemen dat dr. Schelhaas in zijn discussie met ds. Reeskamp daarvoor zou pleiten.

Voor alle dingen komt het aan op de geestelijke verbondenheid in het geloof met het voorgeslacht. Zij bogen zich onvoorwaardelijk voor het gezag van de Schrift, en wilden in hun belijdend antwoord, zoals dat neergelegd is in de be-

lijdenisgeschriften, niets anders dan leerlingen zijn van Gods Woord.

De vraag, waaraan ds. Reeskamp (althans in de door Schelhaas geciteerde gedeelten) voorbijgaat is deze: Hoe staat het met dit Schriftgeloof in de Geref. kerken? Dat is tevens een vraag die we onszelf hebben te stellen. Want de crisis rondom de handhaving van de belijdenis en zonden, de ondertekening zou wel eens als diepste achtergrond kunnen hebben de crisis inzake het Schriftgezag. Daarom achten we de weg die ds. Reeskamp wijst een heilloze weg, die inderdaad leidt tot deformatie.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's