Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

U VRAAGT.....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

U VRAAGT.....

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De volgende vraag werd mij onder de aandacht gebracht: Betekent „in hope zalig worden" en „overleden in de hope des eeuwigen levens", dat er geen zekerheid is? Of correspondeert de bijbelse hoop met geloven in de belofte?

Laat me ter beantwoording van deze vraag beginnen met af te schrijven de teksten, waarin deze uitdrukkingen letterlijk voorkomen. Rom. 8 : 24 en 25 lezen we: ant wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop, want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? Maar indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.

De apostel Paulus opent zijn brief aan Titus met de volgende groet: Paulus, een dienstknecht Gods en een apostel van Jezus Christus naar het geloof der uitverkorenen Gods, en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is, in de hoop des eeuwigen levens, welke God, die niet liegen kan, beloofd heeft voor de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te zijner tijd.

We weten allemaal, hoezeer het woord „hoop" en het werkwoord „hopen" in het dagelijks leven het element van onzekerheid in zich is gaan dragen. Vooral dan ten aanzien van het toekomende. Men hoopt, dat dit of dat geschieden zal, maar men weet het niet zeker. En deze betekenis is ook ingedragen in de Bijbel. „Hij of zij mocht toch wel een hoopje hebben", zo wordt van iemand gezegd, die geen zekerheid had aangaande de staat voor de eeuwigheid, doch toch wel enig uitzicht mocht oefenen. Een andere uitdrukking, die we nog wel eens lezen op een rouwkaart, is: Wij treuren niet als degenen, die geen hoop hebben. En dan wordt met deze laatste woorden bedoeld, dat men wel verwachting mag hebben voor de overledene, hoewel men het niet met zekerheid durft te zeggen.

Dit is een volledig onschriftuurlijk gebruik van het bijbelse woord „hoop". Ik zeg niet, dat de zaak, die hierboven in die bepaalde uitdrukkingen aangesneden wordt, op zichzelf onbijbels is. Hoewel, ook daarover wil ik wel wat zeggen. Maar het gaat mij nu allereerst om de betekenis van de bijbelse hoop. Ik dacht, dat de H. Schrift voldoende duidelijk voor zichzelf spreekt. In Rom. 5 lezen we, dat de hoop niet beschaamt, omdat de liefde Gods in de harten is uitgestort door de Heilige Geest, die is gegeven. En in de hoop der heerlijkheid wordt geroemd.

Zonder meer is het duidelijk, dat de hoop hier ziet op de verwachting van het toekomende heil, welke verwachting algehele zekerheid in zich sluit aangaande het ontvangen er van. Want de beloften Gods zijn de vaste grond van die verwachting. Als we daarom lezen, dat we in hope zalig zijn (Rom. 8 : 24), dan wil daarmee dus gezegd zijn, dat „we de vaste verwachting der eeuwige heerlijkheid mogen hebben, en reeds nu zalig zijn in het uitzien daarnaar, terwijl we rusten mogen op Gods beloften, die in Jezus Christus Ja en Amen zijn".

De bijbelse hoop is de dochter van Jiet geloof. Het geloof omhelst de belofte Gods, de hoop verwacht met dezelfde zekerheid, die het geloof in zich heeft, de vervulling der toegezegde goederen.

Daarom roept de apostel ook de Romeinen toe: erblijdt u in de hoop (Rom. 12 : 12). Hier heeft het woord hoop de betekenis van de verwachte heerlijkheid zelf. Dus het goed, dat gehoopt wordt. God wordt de God der hoop genoemd (Rom._ 15 : 13). Hij zelf staat er borg voor, dat ze eenmaal zal worden ontvangen. Eenmaal zal het geloof overgaan in aanschouwen en de hoop dus in het bezit der toegezegde goederen. Daarom blijven hier wel geloof, hoop en liefde. Maar de meeste is de liefde, want die blijft, maar geloof en hoop bereiken hun doeleinde (1 Kor. 13:13).

„Want wij verwachten door de Geest uit het geloof de hoop der rechtvaardigheid", schrijft Paulus aan de Galaten. Daar wijst het woord hoop weer op de inhoud, n.l. de verlossing en vrijspraak in de grote dag van Christus' wederkomst. In de brief aan de Kolossenzen wordt nog eens met nadruk op de aanstaande heerlijkheid gewezen: e hoop, die u weggelegd is, in de hemelen, van welke gij tevoren gehoord hebt door het woord der waarheid, namelijk des evangelies (1 : 5).

Christus wordt zelf de „hoop der heerlijkheid" genoemd (Kol. 1 : 27). Hij is zelf de inhoud van de hoop. Het geloof weet naar wie wordt heengeleefd. Hij zelf, Jezus Christus in zijn heerlijkheid, is het doel van de reis van de christen. Ja, Jezus Christus wordt zelf de „hoop der Kerk" genoemd (1 Tim. 1:1).

Daarom onderwijst ons de zaligmakende genade, dat wij de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzaken-, de, matig en rechtvaardig en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld, verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker Jezus Christus (Titus 1 : 12 en 13).

Genoeg om te begrijpen, dat er geen spoor van onzekerheid in de bijbelse

hoop wordt aangetroffen. Ze is de zekere verwachting van de toekomende goederen. Daarbij is er ook geen twijfel aan haar inhoud. Want het goed, dat verwacht wordt en waarnaar wordt uitgezien, is de heerüjkheid in het eeuwige koninkrijk Gods. Ja, deze hoop met haar inhoud vinden hun brandpunt in Jezus Christus, die tegehjk de garantie en de inhoud of het voorwerp der hoop is.

Zo dan is de kerk in hoop zahg, want zij is wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus (1 Petr. 1:3). Dat wil niet maar zeggen, dat zij een goede toekomst tegemoet gaat, maar veel meer, dat zij door het geloof in de opgestane Christus en door zijn kracht in deze hoop leeft, deze hoop beleeft. Want zij verheugt zich in die hoop (vrs. 6). Deze vreugde ziet zo wel op het hopen zelf, op het verwachten, als ook op de erfenis, die verwacht wordt. De gelovige is verheugd in zijn verwachten, als ook verheugd over hetgeen hij verwacht. De opstanding van zijn Heere en Heiland is de bron, waaruit deze vreugde opwelt.

Als we zo overdenken, wat de bijbelse hoop inhoudt, zijn we wel ver af van de gedachtenwereld, waarvan de uitdrukkingen in de vraag gewag maken. We moeten daarvan wel grondig nota nemen, opdat we ons hoeden voor dergelijke uitdrukkingen, die dan geheel in onbijbelse zin worden gehanteerd. „In hope zalig worden" betekent niet „wel enige moed er op hebben, hoewel de zekerheid mij ontbreekt", maar betekent „verwachten met vaste zekerheid de beloofde heerheid.". „Overleden in de hoop des eeuwigen levens" betekent niet dat de overledene wel enige verwachting mocht koesteren, hoewel hij het zich niet durfde toe­ eigenen, maar houdt in „overleden in het met zekerheid verwachten van en uitzien naar het eeuwige leven".

Wanneer we dus onder woorden willen brengen wat door deze uitdrukkingen vaak gezegd wil zijn, dan zullen we uit respekt voor de bijbelse woorden dat op een andere wijze moeten doen en met andere woorden. De wereld krijgt al genoeg van ons. Laat ons zuinig zijn op de woordenschat der Heilige Schrift en er eerlijk en nauwgezet mee omgaan. Het is nogal vanzelfsprekend, dat de duivel en de wereld het er op toeleggen om de woorden van de Bijbel zo grondig mogelijk te verdraaien. Daarmee proberen ze natuurlijk hun armoe te verbergen. Want zij moeten het ten allen tijde doen met een „misschientje" en dan nog een misschientje, dat altijd tegenvalt. Nu we leven in een tijd van de devaluatie van het woord, past het de christen om de woordenschat, waarmee Gods Woord hem verrijkt heeft, zuiver te hanteren.

Nu wordt, als de hoop zo omschreven wordt, wei eens gedacht en ook gezegd, dat dit zulke hoge gedachten zijn, en dat men zich maar liever wat lager bij de grond houdt. Of: dat het vmchten zijn, die te hoog hangen. Een moede ziel kan daar niet bij. Die krijgt de voederbak niet voor zich.

Ik dacht echter, dat juist hier, mits goed gehanteerd en bediend, het Woord met een volheid van zegeningen komt tot een uitgeteerde ziel.

Als Christus met zijn schatten gepredikt wordt, dat is altijd nog rijker, dan wanneer iemand de handen opgelegd worden met verzekeringen en bemoedigingen uit wat gestalten gegrepen. Dan mag door dit laatste de ziel enige verwachting overhouden, doch waarop steunt ze? Wordt echter Christus en de vastheid van zijn heil voorgehouden, de Heilige Geest wil de verslagen ziel opheffen en uitzicht geven. Gelukkig de mens, die het zijne niet meer kan vasthouden. Hij zal vastgehouden worden.

Neen, we genezen de wonde niet op het lichtst, zeggende: vrede, vrede, terwijl er geen vrede is. Maar de benauwde van geest verkondigen we Jezus Christus en die gekruisigd, opdat — onder de zegenende hand Gods — het geloof opwake en aanneme en de hoop gaat leven, hoe pril en hoe teer ook.

Verder zou ik dit er nog aan willen toevoegen: Vaak wordt gewacht op nog een woordje van de stervende. Dat woordje moet alles goed maken. Veel belangrijker is te zien op de gehele levensgang. Natuurlijk kan er nog een bijzonder woord klinken uit de mond van de stervende, dat tot dankbare vreugde stemt. Maar hoe vaak is het niet, dat men, omdat men niets meer gehoord heeft, zich daardoor alleen laat leiden. Als in de stille eenvoud het leven getuigd heeft, neemt de Heere heel vaak de zijnen, zonder dat ze nog een woord kunnen zeggen, tot zich. Het is genoeg geweest.

Weet u, wat een ouderling mij steeds weer voorhield? — Die eng en streng is voor zichzelf is ruim voor de ander. En we wensen elkander toe, dat we mogen zijn als de Hebreërs, die de toevlucht genomen hadden om de voorgestelde hoop vast te houden, „welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste des voorhangsels, waar de voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizédek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid."

(Hebr. 6 : 18—20)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

U VRAAGT.....

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's