Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Philpot, Leerredenen, derde en vierde zestal, 7e druk, geb., Uitg. G. J. v. Horssen, Bameveld.

Met bekwame spoed verschijnen de zestallen van Philpot. Nog maar kort geleden zijn u de eerste twee zestallen aangekondigd.

In een preek over 1 Petr. 2:9: Een bijzonder volk" schrijft Philpot, handelend over de krachtdadige roeping: Wie was met sterker koorden omwonden dan ik, als het ware, met elke tegenstelling tot Gods Waarheid in de wieg gelegd; met de meest knellende banden van vooroordelen bezwachteld; tot het hoofd toe in de wereldsgezindheid, hoogmoed en onkunde gedompeld; in zoveel deftig en doodslinnen gewikkeld, als een Egyptisch gebalsemd lichaam, zodat niets dan de almachtige hand van God die dubbele plooien verscheuren en mij brengen kon tot de oprechtheid en geheelheid van het hart en mij van alles wat ik verkegen had en waarmee ik in betrekking stond kon losmaken? " Leest u zelf verder!

Gaarne bevelen wij u deze bundels aan.

Inspiration und Autoritat der Bibel, René Pache, ing., 332 biz., Brockhaus-Verlag Wuppertal.

Dit uit het Frans vertaalde werk van René Pache is een uitgebreide studie van de inspiratie en het gezag van de bijbel.

Bij de verschijning van allerlei studies over dit onderwerp in en buiten ons vaderland, mag dit werk met ere genoemd worden.

Het eerste hoofdstuk handelt over de openbaring; het tweede over het Woord; het derde over de inspiratie; het vierde over de getuigenissen inzake de inspiratie in de Schrift en het vijfde over de autoriteit van de Schrift.

Uit deze volgorde krijgt men een indruk van de aanvat van de stof. Men kan dé vraag stellen of deze aanvat juist is en of de auteur niet onmiddellijk bij de inhoud van de Schrift moest beginnen om vandaaruit tot haar inspiratie, enz. te komen.

Toch is dit bezwaar niet overwegend, omdat de auteur zich van meet aan op schriftgelovig standpunt stelt. Dan is de methode ondergeschikt aan het geloof en zijn inhoud.

Hij citeert veel uit Warfield, Gaebelin, Gaussen, Hodge, Sauer, Luther, Bengel, Spurgeon. Hij staat voor een volle en woordelijke inspiratie van de Schrift. Dit geloofsstandpunt grenst hij aan alle kanten af tegen misverstanden, bestrijdingen, karikaturen.

Er staan prachtige opmerkingen in dit boek. Schrijvend over het onderscheid, dat men in deze tijd maakt tussen de woorden en de bedoelingen van de Schrift, citeert hij Luther, die zegt: Cluristus heeft niet van Zijn gedachten, maar van Zijn woorden gezegd, dat zij geest en leven waren. Zo staat er op blz. 69 een prachtige verdediging van de inspiratie, die uit de Schrift zelf opkomt.

De diepste indruk heeft opnieuw op mij gemaakt het zelfgetuigenis van de Schrift, waaronder de manier van omgaan met de Schrift van Jezus zelf bijzonder opvalt, 'k Ben met de schrijver liever een dwaas in de ogen van wie dan ook dan ontrouw te zijn aan het onderwijs van de Heere Jezus.

Hoe heeft de Schrift gefunctioneerd in het leven van Jezus en de apostelen. Hoe is het onderwijs van de apostelen vol van de Schrift!

De schrijver gaat breedvoerig in op de aanhalingen van het O.T. in het N.T. en bespreekt de moeilijkheden daarvan. Ook de moeilijke schriftplaatsen worden niet verzwegen.

Zeer ben ik getroffen door de waardering voor èn de critiek op K. Barth. De waardering voor het reveil, door Barth in de theologie veroorzaakt, wordt omfloerst door het verdriet over zijn schriftgeloof.

Barth heeft de duivel van de schriftcritiek niet kunnen uitdrijven, daarom is er van dit reveil zo weinig overgebleven.

De auteur bestrijdt Barth's parallel tussen de menselijkheid van Jezus en de menselijkheid van de bijbel. Barth wijst op dit punt èn Augustinus èn Calvijn èn de reformatorische belijdenisgeschriften af.

Ook over de cirkelredenering maakt hij prachtige opmerkingen. Hij keert dit verwijt juist om (blz. 261). Pache zegt dat wij de keus hebben tussen drie autoriteiten:

1. De volmacht van de Heere en van de geschreven openbaring

2. De volmacht van de kerk en haar onfeilbare paus

3. De volmacht van het menselijk verstand, dat tot heerser wordt.

Wat de auteur kiest, is na het bovenstaande niet twijfelachtig. Tenslotte een citaat (blz. 126) „Zij, die zo'n grote angst hebben voor een papieren paus, voor een onfeilbare bijbel, hebben in zichzelf een onfeilbare autoriteit, n.l. hun eigen menselijke geest!”

Natuurlijk zijn er vragen te stellen. Ik denk aan de onderscheidingen, die de auteur hanteert in blz. 10 v.v. inzake de openbaringen. Verder denk ik aan de mogelijkheid om via de openbaring in schepping en geweten tot boete en aanbidding te komen (blz. 14). Is dit zo?

Met grote warmte kan ik dit boek aanbevelen. Wij worden in deze tijd niet verwend met studies, die geheel en alleen uit de Schrift opkomen en die daarom ook voor het volle gezag van de Schrift staan. Hier is er één. Dat het gebruikt worde. Het is niet alleen bestemd voor de predikanten. Evenzeer voor gemeenteleden, die met de duitse taal uit de weg kunnen.

Z.

G. B.

Over het gebed, uit het „Schatboek" van dr. Z. Ursinus, samengesteld door dr. David Pereus; vertaald door dr. Festus Honunius en door ds. Joh. Spiljardus met toepassingen verrijkt, opnieuw bewerkt door H. Reisiger, Oosterbaan en Le Cointre, Goes, 1969. Prijs ƒ7, 50.

Een gedeelte uit het bekende „Schatboek" van Ursinus, handelend over het laatste deel van de Heid. cat. (het gebed) wordt ons hier in goed leesbaar Nederlands aangeboden door de heer H. Reisiger. De bewerker heeft zich daarbij zoveel mogelijk gehouden aan de door hem gebruikte Nederl. uitgave van het „Schatboek" uit het jaar 1657. De tabellen van Festus Hommius zijn om begrijpelijke redenen, niet opgenomen, de toepassingen van Spiljardus wel.

Al met al een boekje, waarnaar hopelijk velen zullen grijpen, die niet in staat zijn om de oude uitgave van het „Schatboek" ter hand te nemen. Ook voor hen, die zowel op als voor de kansel zondag aan zondag met de Heid. cat. bezig zijn, een geschriftje, dat ad fontes (naar de bronnen) vi? il voeren. We hopen, dat de belangstelling dusdanig is, dat ook een uitgave over het geloof en het gebod volgen kan.

Z.

C. d. B.

Heinz David Leuner: Religiöses Denken im Judentum des 20 Jalu-hunderts; Uitgave R. Brockhaus, Wuppertal, 1969; 93 pagina's.

De schrijver van dit boek is zelf christen van joodse afstamming. Hij geeft in dit boekje een overzicht van het religieuze denken binnen het jodendom van onze eeuw, waarbij hij onderscheidt de conservatieven, met aan de rechterzijde daarvan de orthodoxen en ultra-orthodoxen en aan de linkerzijde de reconstructionisten en de progressieven. Ook wordt aandacht besteed aan die joden die zich niet religieus gebonden voelen, de Sceptici en Agnostici. De diverse stromingen worden getypeerd aan de hand van hun belangrijkste vertegenwoordigers. Zo wordt aandacht besteed aan Abraham Isaac Kook, Abraham Joshua Heschel, Frans Rosenzweig, Herman Cohen, Leo Baeck en Martin Buber. Uiteraard kan de typering slechts fragmentarisch zijn, maar in kort bestek geeft de schrijver toch veel informatie. Deze informatie is door de schrijver bewust objectief gehouden. Hij geeft geen waardeoordelen vanuit christelijk standpunt. Daarmee wordt ongetwijfeld de duidelijkheid bevorderd omdat nu zo getrouw mogelijk een weergave gegeven wordt van het religieuze denken binnen het jodendom zonder commentaar. Maar misschien kan dit boekje toch nog gevolgd worden door een tweede waarin de schrijver een confrontatie van jodendom en christendom geeft. Dan kan de verhouding van het jodendom tot het N.T. aan de orde komen, met name met betrekking tot Christus, alsook de wet en het verbond. Ook kan dan de betekenis van Martin Buber als tussenfiguur tussen jodendom en christendom verder worden uitgewerkt.

Inmiddels bevelen we dit boekje gaarne aan. Duidelijk komt in dit boekje tot uitdrukking wat Rosenzweig van het jodendom heeft gezegd: „Sedert de afsluiting van de Talmud was er zoiets als één gemeenschappelijke straat, nu is er op z'n best een systeem van straten, maar niet één enkele straat meer.”

Prof. dr. A. van Sehns: Jeruzalem door de eeuwen heen; Uitgave HoUandia, Haam, 1969; 256 pagina's; ƒ 16, 90.

In een heldere en boeiende stijl vertelt professor Van Selms, hoogleraar in de Semitica aan de universiteit van Pretoria, de geschiedenis van de stad Jeruzalem. Zelf heeft hij geruime tijd in Jeruzalem gewoond en heeft hij daar archeologische onderzoekingen gedaan.

Aan de hand van diverse archeologische gegevens, maar vooral ook aan de hand van de bijbelse historie, schetst hij de geschiedenis van de stad, waarbij de nadruk valt op de profane geschiedenis. Al lezende gaan de gebeurtenissen, die in de bijbel beschreven worden, voor je leven. Maar ook al datgene wat zich in en rondom de stad heeft afgespeeld in de na-bijbelse tijd wordt, aan de hand van de werken van latere geschiedschrijvers, waaronder b.v. Flavius Josephus, op instruerende wijze verteld. Zo komt aan de orde de verwoesting van stad en tempel in het jaar 70 na Christus, de latere periode van de kruistochten, maar ook de recente geschiedenis van de stad, die sinds kort weer geheel in de handen van de Joden is.

De strijd die Israël in de loop der eeuwen in en om Jeruzalem heeft gevoerd komt duidelijk uit de verf. De sclirijver zegt ervan: „Israël was zelden gelukkig in Jeruzalem, maar weg van Jeruzalem kon Israël niet gelukkig zijn." In het lot van het boek wijst de schrijver erop dat de wereld erover mag gaan delibereren wat er met Oud-Jeruzalem gebeuren moet, maar dat geen regering van Israël ooit de heilige stad meer uit handen geven zal. De schrijver acht dit standpunt ook rechtmatig. Want zegt hij — en hij wijst erop dat dit argument in de Verenigde Naties met gehoon ontvangen zou worden — wie hebben Jeruzalem het meest liefgehad, de Moslems, de Christenen of de Joden? Het is voor hem geen vraag.

Al met al een boek dat we geboeid gelezen hebben en we gaarne ter lezing aanbevelen.

W. Lehmann: Kirche im Schmelzprozesz; Uitgave R. Brockhaus, Wuppertal; 151 pagina's.

Wie het begin van dit boekje leest krijgt hooggestemde verwachtingen over de inhoud. Een aantal predikanten van de Duitse Evangelische Kirche hebben een aantal samensprekingen gehad onder de naam Frankfurter Gesprach, gedreven door verontrusting over de koers van de moderne theologen en de daarmee samenhangende nood der gemeenten. Eén van de conclusies van het tweede gesprek was: „Velen hebben er zorg over dat de mensen zich van de kerk afwenden. Wij zijn bezorgd dat God Zich van onze kerk afwendt. Wie Gods toorn niet vreest houdt op Zijn heil te zoeken."

Toch stelt bij verdere lezing van dit boekje de inhoud wat teleur. Er zijn ongetwijfeld in de tien gesprekken die hier weergegeven worden belangrijke dingen gezegd, onder andere over de waarheidsvraag, de Heilige Schrift, de Heilige Geest, het leven na de dood en de opstanding. Maar het veelbelovende begin wordt toch niet waargemaakt. Het boekje mist toch een geestelijk appellerende spits, is ook te voorzichtig in het aanwijzen der dwalingen. Daarin waren de vertegenwoordigers van de belijdenisbeweging Kein Anderes Evangelium, die een keer aan het gesprek deelnamen duidelijker. De genoemde belijdenisbeweging wordt in het Frankfurter Gesprach bovendien wat gereserveerd tegemoet getreden, terwijl de dialoog met Rome uitvoerig wordt gevoerd, onder andere door R. K.deelnemers aan het gesprek.

En daarom, veel in dit boekje is de moeite van het overwegen waard, maar het is de vraag of deze Frankfurter gesprekken een teken zijn van een nieuw begin.

H.

J. V. d. G.

Abraham Tronunius, Nederlandse concordantie van de Bijbel, 1070 blz., 13de dr., geb. ƒ 43, 90, Uitg. J. N. Voorhoeve, Den Haag.

Het overkomt ons allen, dat een tekst ons te binnen komt, terwijl wij maar niet kunnen bedenken, waar die plaats in de Bijbel staat. Welnu, een concordantie geeft uitkomst. Waar staat: astijd mij met mate? De concordantie verwijst u naar Jer. 10 : 24 e.a. Of u zoekt het woord van de apostel over de mensen, die hun geweten met een brandijzer hebben toegeschroeid:1 Tim. 4:2. — Ook bij het onderzoek van de Schrift is een concordantie van grote betekenis. U wilt weten, op welke plaats het woord losser voorkomt of in welk verband er sprake is van lossen en van verzoenen. Bij het raadplegen van uw „Trommius" vindt u al de teksten. Ik geef maar enkele voorbeelden.

Deze dertiende editie is geheel naar de oudere, steunend op de Statenvertaling. De spelling is niet de nieuwste, lopen staat b.v. nog met twee o 's geschreven, maar dat is niet erg. Zelf gebruikte ik vele jaren een uitgave uit 1750 en die liet mij niet dikwijls in de steek.

Gaarne beveel ik de nieuwe uitgave aan. Het is een goed uitgevoerd boek, duidelijk en overzichtelijk gedrukt en in een geheel linnen, zwarte band gebonden.

U.

Bt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 december 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's