Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WOORD EN KERK *)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WOORD EN KERK *)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij het vijfenzeventigjarig bestaan van de Theologische Hogeschool te Apeldoorn verscheen een bundel, waarin elk van de zes hoogleraren een bijdrage gaf. Deze bundel geeft dus geen geschiedenisbeschrijving van de hogeschool (dat gebeurde eerder) maar een inbreng in de studies over actuele onderwerpen.

Want deze onderwerpen zijn actueel.

Prof. Oosterhoff opent met een opstel over: „Ik zal de daden des Heren gedenken". In het geheel van het O.T. worden de verbanden van het gedenken des Heeren nagegaan en verklaard.

Prof. Versteeg schrijft een bijdrage over: Is Adam in het Nieuwe Testament een „Leermodel”?

Prof. Hovius handelt over het verband tussen de religie en de kerkregering onder de titel: „Om door dit middel de ware religie te onderhouden”.

Prof. Van Genderen gaat de verbanden na tussen roeping en verkiezing.

Prof. Velema schrijft een brede verhandeling over: De Kerk en de sociale ethiek.

Prof. Kremer besluit met een studie over: De Gemeente in de ambtelijke theologie.

Na deze zeer summiere opsomming kunnen de lezers verstaan, dat de titel: Woord en Kerk niet ten onrechte gekozen is. En het gedenken èn het onderzoek naar de plaats van Adam èn het verband van de religie en de kerkregering èn roeping en verkiezing èn de sociale ethiek èn de ambtelijke theologie zijn zaken, die alles met het Woord èn de Kerk te maken hebben.

’k Heb er behoefte aan dit initiatief met grote dankbaarheid te vermelden omdat hier een confrontatie wordt geboden met de dwalingen van vroegere en latere tijden.

Na de bijbels gevulde inleiding over het woord: gedenken, volgt een boeiend stuk van prof. Versteeg, over de vraag: Is Adam in het Nieuwe Testament een „Leermodel"? In deze studie wordt prof. Kuitert zo fundamenteel bestreden, dat ik geen tweede stuk zou weten, waarin op een ernstiger, bijbelser, wetenschappelijker wijze wordt afgerekend met de gedachte van Kuitert, dat Adam in de Heilige Schrift alleen als leermodel zou fungeren.

De daarop betrekking hebbende pericopen uit Rom. 5, Luc. 3 : 38, 1 Cor. 15 : 22 en 45; 1 Tim. 2 : 13 en 14 en Judas:14 worden nauwkeurig in hun verbanden nagegaan en geëxegetiseerd.

Vervolgens bestrijdt prof. Versteeg de gedachte van Kuitert, dat Paulus zijn „leermodel": Adam gehaald zou hebben uit de rabbijnse theologie. Paulus was niet zo afhankelijk van de rabbijnse theologie, als Kuitert voorstelt.

De opvatting, dat Christus de tweede Adam is, is door Paulus zelf geïntroduceerd. Met de kwalifikatie „leermodel" is hier niets te beginnen. Ook is niets te beginnen met de voorstelling van Kuitert, dat Paulus' bedoeling met Adam weinig met een historisch moment te maken zou hebben.

Er is een heilshistorische correlatie tussen Adam en Christus. Wanneer Adam een „leermodel" zou zijn, zonder historische achtergrond, valt niet in te zien waarom Christus geen „leermodel" zou zijn.

Met het verschijnen van Adam als „leermodel" verdwijnt het „na elkaar" van schepping en zondeval. Dan blijft er alleen ruimte over voor het „naast elkaar". Dan is er geen schuld der zonde meer èn wordt en is ieder mens Adam. Ook de verzoening verandert dan in „vooruitgang" (evolutionisme). Ook het God zijn van Christus geraakt door de eenzijdige nadruk op Zijn mensheid op de achtergrond.

M.i. moet prof. Kuitert op deze waardige, bijbelse studie van prof. Versteeg antwoorden. Wanneer hij dit niet doet, nemen wij aan, dat al zijn argumenten over Adam als „leermodel" zijn weggeslagen vanuit de Schrift èn vanuit het onderzoek van de rabbijnse geschriften. Dan moet hij ook zijn cahier: „Verstaat gij wat gij leest" herschrijven of — hopelijk — herroepen.

Zeer actueel is ook de bijdrage van prof. Hovius over het verband tussen de religie en de kerkregering. Hij gaat dit verband na naar aanleiding van een zin uit Art. 30 van de Ned. Gel. Bel.: „Om de ware religie te onderhouden". Prof. Hovius gaat de afkomst van deze uitdrukking na en vergelijkt dit artikel met de andere geloofsbelijdenissen.

Het ging in de reformatie om de ware religie. Zij was door en door religieus van aard. Daarom stond zij antithetisch tegen het humanisme (Erasmus), dat de religie tot een onderdeel van de cultuur maakte.

Komt de religie in verval dan bederft óók de kerkregering. Daarom bracht de reformatie èn herstel van de religie èn van de kerkregering. De orde der kerk moet zijn, zoals God die wil, d.w.z. geestelijk. Dit houdt in, dat Christus de Koning der Kerk is, dat deze geestelijke regering in de gemeenschap met Hem wordt uitgeoefend, dat dit gebeurt door de Geest van Christus en naar Zijn Woord. Daarvoor worden gebruikt geestelijk-gekwalificeerde mensen. In dit verband komen de ambten en de ambtsdragers ter sprake.

Aan het slot waarschuwt prof. Hovius tegen de democratisering, de bureaucratie en tegen andere motieven dan die uit de vreze des Heeren opkomen.

Het is een zeer leerzaam stuk.

In de bijdrage van prof. Van Genderen vinden wij een breed onderzoek naar de verhouding van roeping en verkiezing. Hij wijst op de historie van Dordt tot deze tijd. Vooral gaat hij in op het aanbod der genade. Daarbij worden belicht de Jofferspartij van na de Afscheiding, H. Hoeksema uit Grand Rapids en dr. C. Steenblok, die allen het aanbod der genade hebben ontkend en alles vanuit de verkiezing bezagen. Prof. Van Genderen noemt dit hypercalvinisme.

Daarna behandelt hij de leer van K. Barth en J. G. Woelderink, van het geschrift: „Enige aspecten van de leer der uitverkiezing" (1966) e.a.

Er komen nu drie aspecten naar voren:

1. De verkiezing is verkiezing in Christus.

2. Er is geen symmetrie tussen verkiezing en verwerping.

3. De verkiezing van eeuwigheid is nog iets anders dan dat de verkiezing zuiver temporeel aan alles voorafgaat.

Op deze aspecten gaat de auteur in en maakt hij critische opmerkingen in de richting van Venema, H. N. Ridderbos e.a.

Daarna volgt de verhouding: roeping - verkiezing. Daarover worden zeer belangrijke opmerkingen gemaakt. In verband met de onderscheiding tussen uitwendige en inwendige roeping schrijft hij:

„De roeping heeft geen verschillende inhoud, al naar gelang zij tot de een of de ander uitgaat. Zij komt tot allen op dezelfde wijze en verplicht allen tot bekering en geloof. Maar de roeping heeft niet altijd dezelfde uitwerking.”

Van hieruit vermijdt de auteur het over uitwendige en inwendige roeping te spreken.

Wie zal voor het mysterie dat de een niet en de ander wel hoort, het juiste woord kiezen? Elke onderscheiding kan tot een scheiding uitgroeien, terwijl omgekeerd elke vermijding van onderscheiding tot een ineenvloeien kan leiden. De schrijver wil beide vermijden. Daarentegen kan moeilijk bezwaar worden gemaakt, mits de zaak, die Calvijn bedoelde, onverkort gehandhaafd blijft. Uitdrukkelijk wordt aan het eind gewaarschuwd tegen het heilsuniversalisme.

Het is een bijdrage vol lering.

De bijdrage van prof. Velema is rijk aan informatie. Hij gaat diep in op de gedachten van Windland over de verhouding van kerk en samenleving. Daarna volgen Rich, Hoekendijk, de documenten van de Wereldraad van Kerken, enz.

Dan volgen de kritische vragen. In de eerste plaats gaat dr. Velema diep in op de vraag of de kerk in haar ambtelijk spreken en handelen wel geroepen is om als handelende instantie op te treden in de vragen van de sociale ethiek. Hij ontkent dit. Deze taak moet toegewezen worden aan de leden der kerk. Hij ducht verkerkelijking met alle gevolgen van dien.

Verder merkt hij snedig op, dat, nu ieder de mond vol heeft over de mondigheid van de mens, de kerk op deze wijze haar leden onmondig maakt!

Nader toegelicht door mij: Wie vertegenwoordigt wie in de Wereldraad van Kerken, die zich diepgaand bezighield met allerlei sociale vragen? Prof. dr. v. Niftrik heeft eens in een kroniek van „Kerk en Theologie" de vraag gesteld of ik mij door ds. Landsman, mevr. Flesseman-van Leer, prof. dr. Berkhof e.a. vertegenwoordigd achtte. 'k Vertel prof. v. Niftrik natuurlijk geen nieuws, wanneer ik daarop met een hartgrondig 'neen' antwoord. Maar belangrijker dan de vraag of ik mij vertegenwoordigd acht, is de vraag of de gereformeerde bond, die dan toch éénderde van de hervormde kerk omvat èn vele anderen in de hervormde kerk zich vertegenwoordigd achten. Deze vraag te stellen is haar tegelijk beantwoorden. Dit is het gevolg van de pretentie van de kerk om in haar ambtelijke structuren gezaghebbende woorden in concrete situaties te spreken. Het is principieel onjuist en in de practijk vaak een zaak van een vriendenclub, die z.g. de kerk vertegenwoordigt. Met alle heilloze gevolgen van dien!

Terug naar dr. Velema. Hij wijst er op, dat de visie van Windland e.a. een wijziging van de verhouding van kerk en wereld meebrengt. De saecularisatie wordt positief gewaardeerd. Er is een royale samenwerking om deze aarde bewoonbaar te maken, maar men is intussen het zicht op het Koninkrijk Gods kwijtgeraakt. Een meer vernietigend oordeel over deze gedachten is nauwelijks denkbaar. De kerk verwordt tot een pressiegroep. Waar de humaniteit gezocht wordt, daar is het Koninkrijk Gods. Marx e.a. vieren hun triumfen. Zonde en genade vallen weg.

Tenslotte gaat dr. Velema in op de roeping van de kerk ten aanzien van de sociaal-ethische vragen. Het is een verleiding om uit dit gedeelte uitvoerig te citeren. Maar dit kan niet. Er staan prachtige dingen in.

In het laatste hoofdstuk staat een bijdrage van prof. Kremer. De gemeente in de ambtelijke theologie. Het is een zeer rijk stuk over de plaats van de gemeente, waarop ik helaas niet meer kan ingaan.

Dit boek verdient gekocht en gelezen te worden. Wij mogen de theologische hogeschool te Apeldoorn, nader de hoogleraren uitermate dankbaar zijn voor dit boek. Het is bijbels, confronteert met de vraagstukken van deze tijd, en levert wapenen uit Gods Woord in de strijd met de dwalingen van nu.

De prijs is zeer laag. Laten onze predikanten, ouderlingen, studenten en belangstellende gemeenteleden dit boek lezen en bestuderen. Hier worden theologische wortels blootgelegd.


* Woord en Kerk, Theologische bijdragen van de hoogleraren aan de Theologische Hogeschool der Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland bij de Herdenking van het vijfenzeventigjarig bestaan van de Hogeschool. Uitg. Ton Bolland, v.h. H. A. van Bottenburg, Amsterdam, geb. prijs ƒ9, 90.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

WOORD EN KERK *)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's