Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gastvrijheid voor een ander Evangelie?

Over de televisieuitzending van 19 maart van de film van Potter „De Zoon des Mensen" is een stroom van commentaren losgekomen, terwijl velen gereageerd hebben via ingekomen stukken. Ook in dit blad is er een en ander maal over geschreven. In het Hervormd Weekblad, het orgaan der confessionele vereniging van 2 april lazen we een nabeschouwing van ds. S. Kooistra. Hij stelt de vraag aan de orde: Mag een kerkelijke uitzending ruimte scheppen voor dergelijke theorieën die door Potter in zijn stuk gelanceerd worden, waarin — daar is men het toch wel algemeen over eens — een andere Jezus gepredikt wordt, dan de Christus der Schriften. Er is gezegd: De film werpt een helder licht op het waarachtig mens-zijn van Christus, iets wat door velen verwaarloosd wordt. Maar wij zullen het „waarlijk mens" nooit kunnen verstaan buiten de openbaring in de Schrift om aangaande persoon en werk van Christus. Dat Potter's tekening een schok-effect teweeg kan brengen, is m.i. nog geen reden om er positief tegenover te staan.

Wij begrijpen dan ook ten volle dat ds.Kooistra hier een aantal ernstige bezwaren opsomt:

Waar het mij nu om gaat is, dat de directeur van IKOR, ds. Koole, in zijn inleidend woord er op wees, dat in deze film wel niet de bijbelse boodschap der Kerk door kwam, maar dat men ook gastvrijheid moet bieden voor een andere visie op de persoon van Christus. Dit is nu juist voor mij een vraag, waarmee wij als Kerk hebben te maken: „Mogen wij in kerkelijke uitzendingen ruimte scheppen voor een ander „evangelie" dan het Evangelie van Christus' Kruis en Opstanding volgens de Bijbel? Dennis Potter ziet Jezus niet als de Heiland maar als de idealist, die zich verzet tegen het bestaande en zijn verzet tenslotte moet bekopen met de dood. Het láátste is de klacht der Godverlatenheid en niet de Opstanding. Deze film is opnieuw het bewijs, dat de film ondeugdelijk is als medium voor de Bijbelse Boodschap, vooral als men het leven van Jezus wil verfilmen. Zoals het trouwens al in de vorige eeuw onmogelijk is gebleken om een „leven van Jezus" te schrijven.

Niet voor niets is ons het tweede gebod gegeven: Gij zult u geen gesneden beeld of gelijkenis maken... van God. Israël onderscheidde zich van de andere volken, doordat het geen beeld van God aanbad. Dit betekent concreet voor ons, dat wij ons geen voorstelling van God mogen maken naar eigen visie. Het Evangelie kan alleen verkondigd, niet verfilmd worden.

Als de visie van Dennis Potter op Christus juist zou zijn, moeten wij ophouden met preken. Dan hebben wij geen Boodschap meer. Dan is het alleen maar een zielig verhaal, dat een Jezus, die het goed bedoelde met de mensen, op deze wijze aan zijn eind is gekomen. Dan blijft slechts over de twijfel: Is Hij wel de Messias? Misschien hebben wij allen wel eens last van deze twijfel: Is Hij het of is Hij het niet? Het geloof is zo weinig zichtbaar te maken. Je krijgt niet zoveel meer dan een belofte. Maar zoals Dennis Potter Jezus tekent, is dit duidelijk de visie van een „ongelovige", die niet gelooft dat Jezus het Lam Gods is, dat de zonden der wereld wegneemt en de Overwinnaar van de dood door Zijn Opstanding. Hoogstens kan men zich er over verbazen, dat iemand, die niet in Jezus gelooft, zoals de Bijbel Hem verkondigt, blijkbaar toch niet los kan komen van Jezus en op zijn wijze een visie zoekt te geven op de persoon van de Heiland. Kan dan ook de „ongelovige" niet loskomen van Christus?

Evenwel, wij mogen onmogelijk voor deze visie van het ongeloof plaats inruimen in de Kerk. Dit is een gastvrijheid en verdraagzaamheid, die in strijd is met het Evangelie zelf. Dan geldt het woord van Paulus uit Gal. 1: „Wie een ander evangelie verkondigt..., die zij vervloekt!" Is dan toch de duivel met de Kerk bezig, door een geest van dwaling te zenden, waardoor Christus niet meer als de Zoon van God, als de Openbaring van God wordt gezien? Wanneer de Kerk ruimte zou bieden voor een „prediking", welke uitgaat van Potters visie op Christus, dan ondergraaft zij haar eigen fundamenten. Ook al meen ik, dat het medium van radio en televisie door de Kerk gebruikt mag worden om in gesprek te komen met andersdenkenden, dan gaat het toch te ver, dat de Kerken in IKOR-CVK verantwoordelijkheid gaan aanvaarden voor een dergelijke film als die van „De Zoon des Mensen”.

Is het op zichzelf juist, dat de Kerken zelf zendtijd krijgen voor het uitzenden van kerkdiensten, dan moeten de Kerken toch alles doen om hun zendtijd te gebruiken voor de verkondiging van het Evangelie van de Christus der Schriften. Ook het IKOR heeft zich te bewegen in de weg van het belijden der Kerk.

Ik meen, dat ds. Kooistra terecht hier op wijst. Nog afgezien van de vraag of een dergelijke schokkende film uitgezonden mag worden is er de vraag: Moet nu uitgerekend het IKOR-CVK de toch al spaarzamelijk toebedeelde tijd van uitzending gebruiken voor een dergelijke uitzending, waarin het getuigenis van het Evangelie zo ontzettend verminkt wordt. Wanneer men zou willen tegenwerpen, dat de kerk pas haar roeping om het Woord in de wereld uit te dragen kan vervullen, wanneer zij ook weet wat er in die wereld leeft, worden m.i. twee dingen vergeten:

a. Is wat Potter aan de orde stelt inderdaad zo iets nieuws? Heeft Albert Schweitzer niet terecht aangetoond hoe men steeds weer geprobeerd heeft een leven van Jezus te schrijven, waarin niet de prediking van Gods Woord, maar de eigen visie op Jezus de boventoon voerde? Ook Potter ontwerpt een beeld van Jezus naar eigen visie en eigen snit.

In het blad „De Wekker" citeert ds. Velema enkele uitspraken van ds. Overduin in het Centraal weekblad naar aanleiding van Potter's stuk. Overduin spreekt van een ongeoorloofd annexeren van Jezus van Nazareth, een vertekening van het beeld dat de Bijbel ons geeft.

„Velen slikken liever een Jezus-beeld als resultaat van het kennen naar het vlees, dan het eeuwige leven te ervaren als een kennen naar de Geest". „De kerk moet Jezus Christus niet „naar het vlees" kennen en verkondigen, maar naar de Geest. Er is toch al zoveel ontstellend gebrek aan elementaire kennis van het Nieuwe Testament. Moet de kerk de misverstanden en de valse Jezus-beelden nog versterken door zulke films te vertonen?”

b. Natuurlijk is het nodig kennis te nemen van wat er in de wereld leeft. En ook is het waar dat een dergelijke uitzending ons kan leren, hoe het geloof in de Messias Jezus geen menselijke mogelijkheid is, maar alleen door Gods Geest gewerkt en onderhouden kan worden. Maar het punt in kwestie is: Mag een orgaan waarin kerken samenwerken om de boodschap van het Evangelie door te geven, een dergelijke film uitzenden? Is dat de taak der Kerk om in een tijd, waarin relaticisme en twijfelzucht, onkunde en onverschilligheid hoogtij vieren, een dergelijke uitzending toe te laten, waarbij de twijfel alleen nog maar gevoed wordt? Bedroeft men op deze wijze niet de Heilige Geest, Die door de prediking van het Evangelie zondaren tot geloof wil brengen? En is men niet bezig deze Geest te weerstaan als men gastvrijheid biedt aan visie op de persoon van Jezus, die vierkant ingaat tegen het bijbels getuigenis?

Daarom stemmen we ten volle in met ds. Velema in „De Wekker" als deze schrijft:

De uitzending van deze film past in het klimaat van deze tijd, waarin de mens, godsdienstig of ongodsdienstig, zich een eigen beeld van Jezus ontwerpt en Hem spant voor het karretje van zijn eigen revolutionaire opvatting of politiek systeem.

Te menen dat we in een nabeschouwing dan het verkeerde wel recht kunnen trekken is een grote vergissing. We hebben de mens eerst een verkeerde voorstelling gegeven van Christus, de Redder van zondaren. Dat is schuld, zware schuld.

Zit er aan het optreden van de Heiland dan geen menselijke kant?

Zeer zeker! We moeten die menselijke kant ook niet veronachtzamen. We zondigen evenzeer tegen het tweede gebod wanneer we van de Heiland een suikerzoete figuur maken, zoals in vele tekeningen wel gebeurd is. In de lijdensweken moet een dikke streep staan onder het woord van Jesaja: Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.

Maar Hij is tegelijk Gods Zoon met een zondeloze ziel. En er is geen mens die zich zal kunnen indenken wat daarom het leven in een zondige wereld voor Hem heeft betekend. Het lijden van Christus is zo geheel anders geweest dan welk ander lijden ook.

Daarom zullen we moeten buigen onder het Woord van God, dat ons deze Christus predikt. En het staat ons niet vrij een eigen Christus-beeld te ontwerpen, waarin wezenlijke trekken van het werk en de persoon van Christus ontbreken.

De wereld is niet gediend met een Jezusbeeld, dat niet naar de Schriften is. Geen Jezus naar eigen snit en model en smaak mag aan de mens van deze tijd worden gepresenteerd.

Maar een Christus, Die voor zondaren en in plaats van zondaren Gods toorn heeft gedragen.

Na de film „De Zoon des mensen" dient extra aandacht gegeven te worden aan de eigenlijke taak van de kerk.

We zullen Hem niet kunnen prediken dan alleen door de Heilige Geest.

Die Heilige Geest kan van een verwrongen Jezusbeeld geen gebruik maken. Laten we hopen dat we voor dergelijke excessen als op 19 maart plaatsvonden in de toekomst bewaard worden en dat de kerken trouw mogen zijn en worden in het verkondigen van het zuivere Woord van God. Alleen dan zullen we dageraad hebben.

De Wereldraad en Israël

In „Woord en Dienst" van 21 maart geeft ds. S. Gerssen uiting aan zijn ernstige verontrusting over het beleid dat door de Wereldraad van Kerken gevoerd wordt inzake de crisis in het Midden-Oosten. Steeds meer kiest zij partij tegen Israël. Gerssen memoreert de besprekingen te Canterbury (1969), Racine (sept. 1969) en Cyprus. De verklaring van Canterbury maakt de indruk als wordt daar het bestaan van de staat Israël als grondoorzaak van alle ellende gezien, iets wat in joodse kringen verbijstering heeft gewekt.

De verklaring van Racine wees op de historische verbondenheid van het joodse volk met het land en op het lijden van de Israëli's onder de arabische terreur. Deze verklaring werd in kringen van de Wereldraad met gemengde gevoelens ontvangen. Op Cyprus is aandacht geschonken aan het vluchtelingenprobleem, waarin weer teruggegrepen werd op hetgeen in Canterbury gezegd is. Gerssen verwijt de Wereldraad dat deze zich zo dubbelzinnig opstelt en met twee monden spreekt. Maar er zijn ook nog andere bezwaren:

Over Cyprus moet echter nog meer gezegd worden. Het was een consultatie van Interchurch Aid met vertegenwoordigers van de Christenheid in het Midden-Oosten. Niemand zal er kwaad van mogen spreken wanneer de Wereldraad zich bezig houdt met de enorme menselijke nood van de Palestijnse vluchtelingen. Zij zijn de weerloze slachtoffers van een conflict, dat zij niet hebben veroorzaakt. En het is de taak van de Kerk deze onderliggende partij bij te staan. Wanneer men op Cyprus zich bezonnen had op de taak deze dienst van naastenliefde zo goed mogelijk te vervullen zouden wij dat alleen maar toejuichen. Maar blijkens de verslagen, die ik hierover ontving, heeft men zich daartoe niet beperkt. Men heeft zich minstens evenzeer bezig gehouden met de politieke aspecten van het probleem en zich geconformeerd aan de Arabische visie daarop. Dat was met een zo brede Arabische vertegenwoordiging ook moeilijk anders te verwachten. Maar wanneer men met een dergelijke agenda samenkwam had het voor de hand gelegen wanneer ervoor was gezorgd, dat ook de Israëlische visie voldoende ter sprake kon worden gebracht. Dat is niet geschied en de Arabische propaganda kreeg vrij spel.

Dat blijkt wel uit de resultaten van de consultatie. Men besloot twee miljoen dollar extra voor de Palestijnse vluchtelingen beschikbaar te stellen waarvan zestigduizend dollar (dus ongeveer een kwart miljoen gulden) aan voorlichting over de Palestijnse zaak. Dat wil zeggen, dat met geld van de Wereldraad Palestijnse propaganda zal worden gevoerd. In de vergadering van Interchurch Aid, die in december jl. te Genève werd gehouden, lichtte dr. Blake toe, dat de Arabische christenen het overige geld niet zouden hebben geaccepteerd wanneer de bestemming van 60.000 dollar voor de voorlichting niet was toegestaan. Er is dus eenvoudig gezegd chantage gepleegd en de Wereldraad heeft zich laten chanteren. Dit nu noem ik een ongehoorde partijdigheid, waarover ieder die het ernst is met de vrijheid van het evangelie verontrust zal moeten zijn. Men zou sarcastische vragen kunnen stellen, b.v. deze: overweegt de Wereldraad misschien ook een subsidie van een kwart miljoen beschikbaar te stellen voor de Israëlische voorlichting? Subsidieert de Wereldraad soms ook de propaganda van de Vietcong of van Zuid-Vietnam of van de Amerikaanse cia? Met deze vragen wil ik alleen maar zeggen, dat hier een ongehoord precedent geschapen is. Temeer omdat hierbij uitdrukkelijk gesteld is, dat deze voorlichtingsarbeid moet worden opgezet en geleid door Arabieren. Is dat nu de diakonale taak van de Kerk? Dit wordt immers gefinancierd met gelden, die langs de kanalen van het werelddiaconaat ter beschikking van Genève komen. De actie Internationale Hulpverlening der Ned. Hervormde Kerk heeft reeds voorzorgen genomen, dat haar financiën niet voor deze plannen gebruikt worden. Dat neemt niet weg, dat Interchurch Aid zich heeft laten verplichten te betalen voor politieke tegen Israël gerichte propaganda. Ware het nu nog zo, dat men een oplossing van het Palestijnse vraagstuk voorstond waarbij het bestaan van de staat Israël als een feit zou worden erkend. Maar wat ik over de Cyprus-consultatie heb gelezen wettigt deze hoop allerminst.

Dergelijke beslissingen blijven niet binnenskamers. Men behoeft zich geen illusies te vormen over de vraag hoe men in Jeruzalem over de Wereldraad denkt. Er is een tijd geweest, dat men daar nog enige verwachting van had. Die tijd is voorbij. Het wordt voor mensen, die zich willen inzetten voor betere verhoudingen tussen joden en christenen wel uitermate moeilijk. Het is gezien deze ontwikkelingen zelfs onmogelijk duidelijk te maken, dat de kerk zich met het joodse volk verbonden weet. De kerk weet dat namelijk niet. Zij heeft het nog nooit geweten. Liever dan met het joodse volk solidair te zijn laat zij zich chanteren door de vijanden van Israël en betaalt voor hun propaganda.

De houding t.o.v. Israël is steeds het zwakke punt geweest in allerlei uitspraken van de Wereldraad. Ook hetgeen in dit artikel wordt opgemerkt laat ons zien, hoe zeer het spreken vanuit en naar de Schrift overstemd dreigt te worden door een bepaalde politieke stem. Je zou de vraag kunnen stellen: Hangt dit niet samen met het feit dat binnen de Wereldraad de horizontale vragen van politieke en sociale aard zoveel aandacht krijgen, dat mede daardoor dit orgaan onmachtig wordt bijbels-verantwoorde uitspraken te doen? En een tweede vraag, die bij mij bovenkomt is deze: Is de zaak van de oecumene niet tot mislukken gedoemd, als men aan Israël en aan Jeruzalem voorbijgaat?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's