Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Twee procent voor ontwikkelingssamenwerking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee procent voor ontwikkelingssamenwerking

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al meerdere malen was er in de Hervormde Synode beraad over de bijdrage van de kerk inzake de ontwikkelingssamenwerking, dat wil zeggen over de taak van de kerk inzake de verhouding van rijke en arme landen. We zullen het de lezers besparen een opsomming te geven van alle commissies, rapporten, adviezen en wat dies meer zij rondom deze materie.

Van belang is wel te vermelden dat bij vorige gelegenheden verschillende malen de cardinale vraag in het geding is geweest of de kerk, naast zending en werelddiakonaat, inderdaad nog een derde zelfstandig orgaan voor het werk overzee in het leven heeft te roepen. Daartegen rees namelijk van diverse kanten verzet omdat niet duidelijk was wat de principiële achtergrond van deze derde tak van arbeid was. In een rapport over Kerk en Ontwikkelingssamenwerking werd deze principiële doelstelling pijnlijk gemist.

Gewijzigd rapport

Opnieuw lag nu dit rapport op de tafel van de Hervormde Synode, nadat een hoofdstuk over de taak van de kerken gewijzigd was. Het werd aangeboden door de zogenaamde commissie O.D.Z., dat is een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de Raad voor de Overheid en Samenleving, van de Zending en het Werelddiakonaat.

Het moderamen van de synode adviseerde in een aparte nota om dit rapport, dat gekwalificeerd werd als een 'buitengewoon belangrijke bijdrage voor de bezinning omtrent de achtergrondsvragen', namens de kerk te doen publiceren.

Dit ontlokte aan prof. dr. G.C. van Niftrik, die als adviseur aanwezig was, de vraag waarom dit stuk uitgerekend zou moeten worden gepubliceerd namens de synode van de Hervormde Kerk. Wat is het specifiek Hervormde, wat het specifiek christelijke, zo vroeg hij. Welk geloofsanliegen ligt hier nog achter? Waarom zou dit rapport niet evengoed uitgegeven kunnen worden door één of andere culturele vereniging? En ds. H. Binnekamp (Boven-Hardinxveld) vroeg zich af of de kerk op deze wijze niet buiten haar boekje gaat. Hij zag hierin een verpolitisering van de kerk. Verder haalde hij een uitspraak van ds. J.C. Rullman aan, die gezegd had dat de diepste vraag vanuit de ontwikkelingslanden is het verlangen naar de evangelieverkondiging.

Op de opmerkingen van prof. Van Niftrik en ds. Binnekamp werd nogal stevig gereageerd.

Ds. Posthumus Meijjes uit Amsterdam b.v. was nogal blij met het rapport. Hij zag het als een soort 'Radio Oranje' voor de ontwikkelingslanden.

En wat de verpolitisering betreft, de heer R. Wijkstra van de Raad voor de Overheid en Samenleving zei, dat deze raad niet anders doet dan zich juist met die politisering bezig houden. Laten de theologen dan maar eens een aanzet geven tot de theologische doordenking, aldus de heer Wijkstra. Waarop ds. F.H. Landsman, de secretaris-generaal, opmerkte dat de basis voor de theologische doordenking gevonden wordt in het synodale geschrift Revolutie en Gerechtigheid. Dat 'belangrijke stuk' aldus ds. Landsman, is door de synode aangenomen.

Verder merkte één van de opstellers van het rapport, drs. J.G. Waardenburg, nog op in antwoord op ds. Binnekamp, dat de kerk het gevaar loopt de eenheid van ziel en lichaam te veronachtzamen, wanneer ze dáár stopt waar ze haar handen vuil zou kunnen maken.

Toen tenslotte over aanvaarding van het rapport gestemd werd bleken negen synodeleden, met name de Hervormd Gereformeerde vertegenwoordigers, hun stem er niet aan te kunnen geven.

Twee procent

Vervolgens ging het beraad ter synode over een voorstel van de zogenaamde twee-procents-commissie, waarvan vertegenwoordigers van de Raad voor de Zending, o.a. ds. P.J. Mackaay, van de Generale Diakonale Raad en van de Raad voor Overheid en Samenleving deel uitmaakten. Deze commissie stelde voor om twee procent van de geregelde inkomsten van de Hervormde Kerk beschikbaar te stellen voor ontwikkelingssamenwerking. Dat bedrag zou moeten worden geïnd door of namens de commissie O.D.Z. en, zolang niet alle gemeenten de twee procent bijeen zouden brengen, zou een bedrag moeten worden gevoteerd door de Generale Financiële Raad. Aan de gemeenten zou een schrijven moeten worden gericht, waarin gevraagd wordt twee procent van het budget van kerkvoogdij en diakonie voor ontwikkelingssamenwerking beschikbaar te stellen. Verder zouden er in de gemeenten plaatselijke budgetteringscommissies moeten komen. Bovendien moest er een landelijke begeleidingscommissie in het leven worden geroepen.

De heer W.A. Slingerland uit Bussum, lid van deze twee procents commissie, had geen vrijmoedigheid gehad om zijn naam onder het rapport te plaatsen.

In de synode werd in den brede over het rapport gesproken. Ds. M. v. d. Bosch (Goes) vond deze 2 pct. een plicht voor de kerk. Daarom moesten de Generale Diakonale Raad en de Generale Financiële Raad verplichte quota opleggen aan de gemeenten, hoewel hij er — merkwaardigerwijze — verder over sprak dat deze 2 pct. moet worden gezien in het licht van een offer.

Ds. H.A.L. de Wijk (Scheemda) zag niet in hoe die 2 pct. er ooit zou komen. En kerkvoogd D. Doorn (Middelstum) merkte op, dat in Groningen het aantal predikantsplaatsen van 45 tot 11 verminderd werd. Zou voor deze zaak dan nog een predikantsplaats moeten worden opgeheven?, zo vroeg hij zich af. Maar kerkvoogd J. Wassenaar (Akkrum) vond dat de rijke gemeenten dan maar extra moesten worden belast.

Ds. W. Kalkman (Driebergen) vroeg zich af of de kerk hier een primaire taak heeft. Het gaat, aldus ds. Kalkman, primair om het brood des levens en dan ook om het brood van elke dag. De taak van de kerken overzee moet dan ook geschieden vanuit zending en werelddiakonaat.

Ook ds. G.H. Würsten liet zich in deze zin uit. Hij merkte op dat er velen in de kerk zijn die zullen zeggen, van mij geen cent voor deze zaak, wanneer dit alles niet geschiedt vanuit werelddiakonaat en zending.

Prof. dr. A.J. Rasker merkte daarentegen op dat er in onze 'gekke' kerk velen zijn, die weigeren te geven voor de gevestigde kerk, maar voor projecten als de ontwikkelingssamenwerking graag zullen willen geven.

De Generale Diakonale Raad liet zich in een afzonderlijk advies in kritische zin uit over de voorstellen van de twee-procents-commissie. Bezwaar werd gemaakt tegen de onduidelijkheid rondom het begrip ontwikkelingssamenwerking, met name wat betreft de verhouding tot zending en werelddiakonaat. Geconstateerd werd dat het begrip ontwikkelingssamenwerking in het rapport van de twee procents commissie gehanteerd werd als een aparte zaak naast zending en werelddiakonaat. 'Het gevolg kan niet anders zijn dan dat de gemeenten zich zullen afvragen wat dat nieuwe woord te betekenen heeft naast de bekende termen van diakonaat en zending. Die vraag zal temeer rijzen omdat zending en diakonaat, ieder voor zich en ook wel gezamenlijk, al jaren bezig zijn de oude kerkelijke verantwoordelijkheden te vertalen en te concretiseren in de nieuw ontstane situatie, waar het accent verschuift van individu naar samenleving, van barmhartigheid naar gerechtigheid en van hulp naar samenwerking. (Cursief van mij; J. v. d. G.).

Als concreet advies gaf de G.D.R.: laat de Generale Financiële Raad een verplicht quotum opleggen, of als dat niet mogelijk is, laat de inning — met een dringende aanbeveling van de synode — dan lopen langs de kanalen van de G.D.R. Maar geen apart instituut met eigen collecten en dergelijke.

Op de synode kwam ds. L. Alons van de G.D.R. nog zeggen dat, als de synode vertrouwen heeft in de ontwikkeling van het werelddiakonaat, ze dan de ontwikkelingssamenwerking niet van het werelddiakonaat apart mag stellen.

Eerlijk gezegd was het toen zo langzamerhand op de synode een bijzonder onoverzichtelijke zaak geworden. Leden van de 2 pct. commissie, behorend tot de Raad, voor de Zending of behorend tot het Werelddiakonaat, hadden hun handtekening gezet onder het advies van de twee-procents commissie om de inning van de bedragen te doen plaats vinden via een bureausecretaresse van de commissie O.D.Z., die haar kantoor zal hebben op het bureau van het Werelddiakonaat. Anderzijds kwam de G.D.R. met een aparte nota pleiten voor een inbouwen van de twee procentswerving in de activiteiten van het werelddiakonaat, aangezien de diakonale organen — zoals het ergens in het advies van de G.D.R. staat — toch al bezig zijn om de collecten voor het werelddiakonaat op te voeren met het oog op een grotere bijdrage aan kerkelijke arbeid in het kader van de ontwikkelingssamenwerking.

Ds. F.H. Landsman kwam tenslotte met een voorstel van het moderamen van de synode. De inning moet via de G.D.R. geschieden, zei ds. Landsman en wel in overleg met de commissie O.D.Z. In een schrijven aan de gemeenten zal duidelijk moeten uitkomen dat de ontwikkelingssamenwerking in de lijn van zending en werelddiakonaat ligt.

Toen over deze punten gestemd moest worden was nog niet gesproken over de besteding van de gelden. Ds. Kalkman kreeg desgevraagd te horen dat het ging om een principebesluit over de manier van de inning der gelden. Eventuele medewerking aan de uitvoering kon men dan laten afhangen van de wijze waarop de bespreking over de besteding van de gelden zou verlopen. Dat nam echter niet weg dat tien leden, waaronder de Hervormd Gereformeerde afgevaardigden, tegen de voorstellen stemden. Vóór de voorstellen, om 2 procent van het totale kerkelijke budget te besteden aan ontwikkelingssamenwerking en om de inning te laten verlopen via de G.D.R., stemden 34 leden. Een verplicht quotum zal er overigens niet komen.

Besteding

Ten aanzien van de besteding der gelden lag er een advies ter tafel van de commissie O.D.Z., namelijk om 75 pct. van de opbrengst over te maken aan het Oecumenisch Ontwikkelings Fonds van de Wereldraad van Kerken te Genève, zonder dat aan de besteding van de gelden andere eisen worden gesteld dan zijn beschreven in de doeleinden die de Wereldraad van Kerken voor dit fonds heeft gesteld. De andere 25 pct. zou moeten dienen voor mentaliteitsverandering in de gemeenten, liefst oecumenisch opgezet.

Dit laatste ontlokte prof. dr. G.C. van Niftrik de opmerking dat deze mentaliteitsverandering niets anders is dan betutteling. Men is tegenwoordig tegen autoritaire gezagspatronen, maar dit is niet anders. Hij zag een stuk wetticisme in de hele ontwikkeling, die hier aan de gang is.

Ds. M. v. d. Bosch uit Goes merkte op dat het er dik inzat dat deze 2 pct er niet kwam. In dat geval diende dan meer dan 25 pct. van de opbrengst in het land te blijven voor mentaliteitsverandering. Zelfs werd nog door iemand opgemerkt dat 75 pct. voor mentaliteitsverandering uitgetrokken moest worden.

Kerkvoogd ir. J.H. van Bemmel uit Maarssen vond het principieel onjuist om geld naar Genève te sturen zonder voorwaarden te stellen over de besteding. Evenwel bleef het punt inzake de besteding volledig in de mist. Maar opnieuw besloot de synode, met de stemmen van de Hervormd Gereformeerde afgevaardigden te­gen, de voorstellen te aanvaarden. Van de gelden gaat 75 pct. naar Genève en 25 pct. blijft hier.

Beraad gewenst

Zo werd met deze beslissingen opnieuw een heet hangijzer in de gemeenten gelegd.

Ds. H.J.F. Wesseldijk van de Generale Financiële Raad schetste nog even de tegenstellingen in de kerk tussen horizontalisten en verticalisten. Daarbij merkte hij op dat de kerk zo rijk is als de offervaardigheid van haar leden, en dat die leden dan ook zullen moeten merken dat het gaat om zaken waar hun hart naar uitgaat. Daar ligt inderdaad het tere punt. We zullen op deze materie nu niet verder ingaan. Deze punten zullen namelijk in breder verband onder ons worden besproken. Want het is wel duidelijk dat er op de synode beslissingen zijn gevallen die grote gevolgen kunnen hebben voor de gemeenten. Bovendien gaat het hier opnieuw om een zaak waarbij het wezen van de kerk in het geding is. Daarom volgt binnen afzienbare tijd meer over deze zaak. De vragen grijpen hier in elkaar. Zending, werelddiakonaat en ontwikkelingssamenwerking, dat zijn van nu af de taken van de kerk overzee. Maar achter de opzet en uitvoering van deze taken zitten principia, waarover fundamentele verschillen van inzicht in onze kerk bestaan. De uitdrukking van de G.D.R., dat in het diakonale werk het accent verschuift van individu naar samenleving en van barmhartigheid naar gerechtigheid, heeft een hele theologie tot achtergrond. Bij de huidige opzet van de ontwikkelingssamenwerking worden de lijnen in dit opzicht alleen nog maar wat verder getrokken. Daarom is het van belang dat er over het geheel van de ontwikkelingen, dat wil zeggen in zending, werelddiakonaat en nu dan ten aanzien van deze nieuwe derde tak van arbeid, diepgaand beraad komt. Tenslotte heeft ds. Landsman immers gezegd dat de theologie, die achter dit alles zit, is vastgelegd in de synodale nota Revolutie en Gerechtigheid.

H.

V. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Twee procent voor ontwikkelingssamenwerking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's