Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vertroosting der Schriften

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vertroosting der Schriften

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Woord van God, dat ons, in en met de heilige Schrift is gegeven, heeft een geweldig machtsbereik. Het heeft goddeloze mensen als de jonge Augustinus in het hart gegrepen en bekeerd. Tolle lege... neem, lees. Het heeft vertwijfelde worstelaars als Luther rust gegeven, omdat het sprak van een gerechtigheid, waarmee de zondaar voor God bestaan kan. Ook is het steeds in de geloofsdoorleving als een zwaard gehanteerd. De Christen uit de Christenreis van John Bunyan mocht er de vervaarlijke Apollyon, het monster uit de hel, dat wijdbeens op de smalle weg stond, een dodelijke steek mee toebrengen: 'Verheug u niet, o mijn vijand, over mij. Want hoewel ik gevallen ben, ik zal toch weer opstaan ...’.

Deze vertroosting der Schriften is alle gelovigen uit alle tijden bekend geweest. Het Woord van God is het merg van het ware geloofsleven, het is het onvoorwaardelijke uitgangspunt van elke ware theologie, het is het hechte cement, dat de gemeente Gods ook in onze verwarrende tijd als een huis van God bijeenhoudt.

Voor het ware geloof, dat uit de Schriften geboren is, is het geen vraag, hoe de Bijbel aan dat onvernietigbare gezag en aan deze onstuitbare kracht komt. Het is God Zelf, die er dat aan heeft verleend. De heilige Schrift brengt haar eigen gezag mee. Dit wordt er niet van buitenaf aan verleend. De heilige Schrift is autopist. Dat wil zeggen, dat haar geloofwaardigheid rust in het geest-doorademd zijn van de Schriften. Ziedaar het draagvlak van het Schriftgeloof.

In het thans volgende willen we proberen deze ietwat overladen zinnen uit te werken. Het gaat over artikel drie van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Plaats in de N.G.B.

De artikelen drie tot en met zeven, handelend over de heilige Schrift, staan in onze N.G.B. op een opvallende plaats. Ze vormen het beslissend startpunt van alle geloofsbelijden. Daarom staan ze vooraan. De wijsgerige mens moge dan buiten de heilige Schrift om al tastend en zoekend proberen een weg naar God te vinden, de Kerk des Heeren weet, dat dit spoor sinds Genesis drie voorgoed geblokkeerd is. Er is geen weg van ons uit naar God. Er is alleen maar een weg van God uit naar ons. En dat is de weg van het Woord, waarin de levende God Zichzelf openbaart.

Tot die conclusie waren we reeds de vorige keer gekomen, toen we stilstonden bij artikel twee van de N.G.B. Alles, wat de Kerk ooit te belijden heeft voor God en voor de mensen, dat dankt zij aan de viva vox (de levende stem) van het Woord Gods. In het dogma en de geloofsbelijdenis zingt de Kerk de lof des Heeren op het tiensnarig instrument van het Woord des Heeren. Als het goed is, is het-geloof-belijden hetzelfde als: met het hart repeteren, reciteren van de woorden Gods.

Daarom hangt de hele geloofsbelijdenis aan het Schriftgeloof, zoals ook het geloof aan de lippen van God hangt. Het eerste, dat van het hart moet, als de Kerk over de voorwerpen des geloofs gaat spreken, is haar gelovige hoogachting voor de Schriften. Niet een dorre Schriftbeschouwing, maar een levend Schriftgeloof bepaalt heel de structuur van de belijdenis der Kerk.

Het maakt immers nogal verschil, hoe men met de Bijbel omgaat, Daar zijn door de loop der tijden allerlei theorieën over gegeven, die steeds weer nieuwe theologieën met zich mee brachten. Er is al wat geknoeid met de Bijbel. En zolang wij daarmee aan de gang blijven, worden wij het nooit eens over God. Daarom vlot het vaak niet in het kerkelijk gesprek. De één heeft het over heel wat anders als de ander, want hij leest zijn Bijbel met totaal andere ogen als die ander. Daarom zijn de vragen rondom het verstaan van de heilige Schrift altijd voorrangsvragen (praealabele vragen). En daarbij zullen we niet vergeten, dat juist uitgerekend de duivel zich hiermee bezig houdt, omdat hij weet, dat alle kennis van God met de Schrift staat of valt. Daarom houdt hij er zijn speciale methoden van Schriftuitleg op na. Dat heet dan interpretatie oftewel herinterpretatie van de heilige Schrift, van oudsher. Dat begon al met de vraag in het paradijs: Is het ook, dat God gezegd heeft? Vraagteken achter wat God zei. En dan zoiets als: Je kunt het ook zo lezen .. ! En opeens tovert hij er iets heel anders uit tevoorschijn.

Nu goed dan, vijf artikelen over de heilige Schrift. Voorop. Want hier gaat het over 'dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben' (Luk. 1:1).

De onderlinge samenhang der artikelen

Daarover kunnen we kort zijn. Elk artikel beziet een bepaald facet van de belijdenis aangaande de heilige Schrift. Artikel drie gaat over de inspiratie (de Goddelijke ingeving) van de heilige Schrift. Het vierde handelt over de canoniciteit (de echtheid) van de Bijbelboeken. Artikel vijf spreekt over de autoriteit (het gezag) van de Schrift. Het zesde artikel gaat over de apocryphe boeken. En tenslotte wordt in artikel zeven de genoegzaamheid van het Woord van God geleerd.

Tegen deze opzet kan moeilijk bezwaar worden gemaakt. Ook niet tegen het feit, dat deze reeks artikelen begint met de belijdenis van de inspiratie. Men komt bv. met de vraag naar het gezag van de heilige Schrift altijd weer in de mist terecht, als wij ons niet eerst hebben afgevraagd, waar de heilige Schrift vandaan komt, liever nog: hoe zij zich aandient. Het zelfgetuigenis van de Schrift ga voorop.

Inspiratie-theopneustie

Artikel drie zegt: Wij belijden, dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door de wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van de heilige Geest gedreven zijnde, hebben (het) gesproken, gelijk de H. Petrus zegt' (2 Petr. 1:21). Uit de geschriften van wat we noemen het Nieuwe Testament blijkt telkens weer, dat de Bijbel zelf de theopneustie van de Schrift (Oude Testament) leert. Dat wil zeggen: David, de profeten, enz. hebben door Gods Geest gesproken en daarom spreekt Godzelf in de Schriften. (Vgl. bv. Matth. 22:43; Hand. 1:16; 1 Petr. 1:11; Matth. 15:4; 19:4v.) In die zin moet dan ook een tekst als 2 Tim. 3:16 worden verstaan: 'Al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is ..' De vertaling, die onze Statenvertaling van deze tekst geeft, is grammatisch volkomen juist. Zij ligt ook voor de hand, meer dan wat de Nieuwe Vertaling zegt: Elk van God ingegeven Schriftwoord is ook nuttig ... Deze weergave van de tekst zou nl. een relativering kunnen betekenen in de zin van: Elk Schriftwoord, .vóórzóver van God ingegeven...

Uit deze teksten blijkt in ieder geval, dat de Schrift van zichzelf zegt, dat zij Geestdoorademd is. Dat wil niet alleen zeggen, dat de Bijbel Gods Geest ademt. Want dat zou kunnen betekenen, dat men er de Geest van God in terug kan vinden, als men goed zijn best doet om het te verstaan. We doen er goed aan dit Geestdoorademd zijn van de Schriften in passieve zin op te vatten, zodat het betrekking heeft op de oorsprong van de Schriften en gelijk staat met: ingegeven door Gods Geest. Daar wijst het woord uit de Petrusbrief ook op: 'niet voortgebracht door de wil eens mensen ..., maar van de heilige Geest gedreven ... !' De Schriften zijn van God. En ze zijn constant vol van Gods presentie. (Vergelijk verder: Joh. 10:34; Matth. 21:42, 26:54; Luc. 16:17, 22:37.)

Woord- en Schriftinspiratie

Nu zou men echter een onderscheid kunnen maken tussen het gesproken Woord van God (vgl. 2 Petr. 1:21) en het op Schrift gestelde Woord van God (vgl. 2 Tim. 3:16). Dat onderscheid is er. Abraham heeft de stem van God gehoord. Maar hij heeft er bij ons weten niets van opgeschreven. Jeremia heeft de Woorden Gods in profetische bezieling uitgesproken. Maar Baruch was zijn schrijver; hij heeft zijn profetieën opgetekend. En van het tweede Evangelie in het Nieuwe Testament kunnen we bv. zeggen, dat Marcus het uit Petrus' mond heeft opgevangen en dat Petrus het op zijn beurt van Jezus had. Dat is dus in feite uit de derde hand. Bovendien, hoeveel mondelinge tradities liggen er vaak niet tussen het oorspronkelijke door God uitgesproken Woord en de schriftelijke fixatie (vastlegging)?! Moeten we daarom niet de nodige ruimte laten voor de zogenaamde menselijke factor in de heilige Schrift?! En vinden we daarom in onze Bijbel niet slechts het menselijke (ook wel feilbare) getuigenis aangaande het Woord van God? (K. Barth). In bepaalde situaties van het mensenleven zou dit getuigenis aangaande Gods Woord dan als een bliksem inslaan en voor ons Gods Woord worden. Het valt dan als Gods waarheid in de ziel.

Nu, hoezeer wij het genoemde onderscheid ook onderkennen en hoezeer wij ook de noodzaak erkennen van het werk van de heilige Geest in de toepassing van het Woord Gods aan onze ziel, wij houden vast aan wat onze belijdenis zegt, nl., dat 'God, door een bijzondere zorg. Die Hij voor ons en onze zaligheid draagt. Zijn knechten, de profeten en apostelen geboden heeft, Zijn geopenbaarde Woord bij geschrift te stellen'. Hoe treffend staat er dat: 'Door een bijzondere zorg..!' Artikel drie handelt niet alleen over het geschreven Woord van God, zoals het opschrift abusievelijk suggereert. Het trekt de lijn van het gesproken naar het geschreven Woord Gods onmiddellijk door en wil beleden hebben, dat ook van dit laatste geldt: Ingegeven door Gods Geest. Daarop wijst het voorbeeld, waarmee artikel drie besluit: Godzelf heeft met Zijn vinger de twee tafelen der wet geschreven. Naast de reeds genoemde teksten zouden we vele andere uit de heilige Schrift kunnen aanhalen om duidelijk te maken, dat de Goddelijke ingeving van het geschreven Woord Gods door de Schrift Zelf wordt geleerd. Christus is aldus met het Oude Testament omgegaan. De Schrift kon niet gebroken worden. Zij getuigde van Hem (Joh. 5:39). En ook wat de optekening van de woorden van Jezus Zelf betreft, geldt wat Christus Zijn apostelen beloofde: 'De heilige Geest zal u in al de waarheid leiden' (Joh. 14:26, 16:13). Verder dienen de brieven van Paulus zich bv. ook aan als bekendmaking van het Evangelie, dat niet van een mens ontvangen is noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus (Galaten 1:12). En het onderwijs van de apostelen berust niet op een aantal kunstig verdichte fabelen (sprookjes, mythen) (2 Petrus 1:21v.) Petrus beroept zich erop, dat hij oor- en ooggetuige is geweest. In Christus heeft bovendien heel het profetisch Woord eenvoudig Zijn vastigheid.

Een oud-katholieke belijdenis

Dat de inspiratie door Gods Geest niet slechts betrekking heeft op het eenmaal gesproken, maar evenzeer op het geschreven Woord van God, is een katholieke belijdenis, dat wil zeggen, dat het van de vroegste tijden af één der grondovertuigingen van de Christelijke Kerk is geweest. Augustinus heeft gezegd: 'Zulk een waardigheid ken ik aan de Schrift toe, dat ik vast geloof, dat geen enkele van haar schrijvers zich vergist heeft bij het schrijven. En als er enige stukken in voorkomen, die met de waarheid schijnen te strijden, dan oordeel ik hiervan, òf dat er een fout in het handschrift insloop, òf, dat de vertaling minder juist is, òf, dat ik het niet goed begrijp.' De oude kerkvaders en de reformatoren spreken herhaaldelijk van een dictaat van de heilige Geest, van klerken, griffiers, bezworen notarissen, handlangers van de heilige Geest, enz. Alles tot in de woorden toe is aan de Geest als eerste Auteur te danken.

Mij dunkt, dat dit de juiste uitleg is van wat onze geloofsbelijdenis uitspreekt, nl., dat 'God door een bijzondere (tedere) zorg voor ons en onze zaligheid, Zijn knechten, de profeten en apostelen gebood Zijn geopenbaarde Woord bij geschrift te stellen'. Het ware geloof heeft daarom altijd al gebeefd voor het Woord van God. Het heeft er nooit iets op durven afdingen. Het is ervoor gevallen. Het heeft er al zijn geluk in gevonden. 'Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten en Uw Woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten ...' (Jer. 15:16a).

Hoe wij ons nu de inspiratie van het Woord van God moeten voorstellen, willen we in een volgend artikel nader onder ogen zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1970

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De vertroosting der Schriften

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 december 1970

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's