Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarheid en eenheid in de ontmoeting der kerken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarheid en eenheid in de ontmoeting der kerken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II

De geschiedenis en de Getuige der Waarheid

Hoe rijk, dat God deze levens- en stervensgrond aan de mens heeft geopenbaard. Niet op een aanlokkelijke afstand gehouden. Maar ingedrukt in de geschiedenis, in het bestel der dingen op de aarde, zodat de mens inderdaad kan weten, waar hij aan toe is.

En waar heeft God dat beslissender gedaan dan in Zijn Zoon Jezus Christus? Het woord Waarheid wordt vooral in het Johannes-evangelie ten nauwste verbonden aan de historische Persoon van Jezus. Hij heet 'vol van genade en waarheid' (1:14,17). Hij noemt Zichzelf 'de Weg, de Waarheid en het leven' (14:6), de 'Getuige der waarheid' (8:40,45,46; 18:37). 'Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Zijn stem' (18:37b). Dat wil zeggen, dat wij de waarheid niet lief kunnen hebben, of wij moeten in een weg van bekering en geloof uit al onze vastigheden, uit het machtsbereik van de vader der leugenen worden gehaald om onszelf toe te vertrouwen aan deze levende Zaligmaker, Die met Zijn bloed Borg heeft gestaan bij God; dat wij, met andere woorden, alleen een waar christenmens kunnen heten, wanneer Hij ons leven is geworden, in al Zijn heilsbeloften en in al Zijn bevelen. 'Die uit de Waarheid is, hoort Mijn stem.' Zo worden wij 'geheiligd in Gods Waarheid' (17:17,19) door de 'Geest der Waarheid' (14:17; 15:26).

Persoon en leer

Daar is de waarheid, waar een levend geloof in een persoonlijke binding aan Christus amen heeft leren zeggen op het Goddelijk Woord.

Dat betekent dus ook, dat wij hier niet kunnen volstaan met een vage en inhoudsloze relatie tot de Persoon van Christus. Het ware geloof rust op de Woorden Gods, op het Woord van het Evangelie van Christus, dat volstrekte geldigheid heeft. De Waarheid is door het Evangelie aan het licht gekomen, door de apostelen verkondigd (Gal. 2:5,14). Zij is geconcentreerd in de rechtvaardiging van de goddeloze.

De waarheid is dan ook, Bijbels gesproken, niet een vloeiend begrip, maar zij is vervat in de leer der apostelen. Daarin ligt het niet-discutabele, de vaste koers. Vooral de zogenoemde pastorale brieven van Paulus benadrukken dat. 'Indien iemand een andere leer leert en niet overeenkomt met de gezonde woorden van onze Heere Jezus Christus en met de leer, die naar de godzaligheid is, die is opgeblazen en weet niets ...' (1 Tim. 6:3 vv.)

Ernstig worden wij gewaarschuwd in de heilige Schrift tegen de dwaalleer van menselijke verdichtselen (1 Tim. 6:5; 2 Tim. 2:18; 3:8; 4:4; Tit. 1:14). 'Wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de waarheid' (2 Cor. 13:8).

De gemeente — een pilaar

Zo zij de gemeente, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, een 'pilaar en vastigheid der waarheid' (1 Tim. 3:15). De gemeente houdt op gemeente van Christus te zijn, wanneer ze ophoudt de volle waarheid van het Evangelie Gods te dragen.

In één woord, Christus sprak: 'Indien gijlieden in Mijn Woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen en zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrijmaken' (Joh. 8:31,32).

Eenheid

Niet minder dan ten aanzien van het bewaren van de waarheid is de H. Schrift ook duidelijk, als het erom gaat de eenheid te bewaren in de gemeente van Christus. God vraagt verbondenheid rondom Zijn Woord. Men moet het Lichaam van Christus niet verscheuren door te roepen: Ik ben van Paulus, of ik ben van Apollos ...' (1 Cor. 1:12 vv.) Het verschil in genadegaven en bedieningen mag niet tot scheuringen leiden (1 Cor. 12). Die de vaste spijs verdragen kunnen, moeten degenen, die met melk gevoed worden, niet kleineren (1 Cor. 4). Men zal elkaar vast moeten houden in onderlinge stichting, al betekent dat niet, dat men niet resoluut zou moeten optreden tegen de dwaalleraars.

’U benaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door de band des vredes.' (Ef. 4:3) Wij zijn geroepen tot de enigheid des geloofs.

Twee lijnen: Efeze 4

Men weet, dat in oecumenische discussies vooral Joh. 17 en Efeze 4 nogal eens meedoen. Ik wil daar graag een paar dingen van zeggen. Het is duidelijk, dat de eenheid gezien mag worden als een belangrijk facet van de waarheid. Als men dan ook maar bereid is om het omgekeerde te zeggen, nl., dat de waarheid het beslissend facet van de eenheid is. In Efeze 4 is er de, wat we zouden kunnen noemen, objectieve lijn: één lichaam, één Heere, één doop, één God en Vader. Maar onmiddellijk daaraan verbonden is er de lijn van de geloofsbeleving, ja dwars daar doorheen. Het gaat om de eenheid des Geestes, de enigheid des geloofs: één geloof, één Geest, één hoop. Om tot zulk een eenheid te komen en erin te blijven, zijn (Ef. 4) de ambten nodig. Zij zijn gaven van de verhoogde Christus voor de toerusting van de heiligen tot dienstbetoon, tot de opbouw van het lichaam van Christus. Langs deze weg mag de gemeente van Christus komen tot een verdiepte geloofskennis van Christus, de volwassenheid (mondigheid), mannelijke rijpheid, de statuur van Christus' volheid, (vgl. ook Hebr. 5:14, Col. 1:28).

Mondigheid — éénheid

Deze in geloofskennis van Christus gerijpte gemeente, laat zich niet alles wijsmaken, houdt zich aan de waarheid (vs. 15), laat zich derhalve ook niet meevoeren (als een kind) door allerlei wind van leer om een prooi te worden van het valse dobbelspel van dwaalleraars (vs. 14). Eerst naarmate deze groei zich openbaart, openbaart zich ook een hechtere eenheid.

Kenmerkend voor de ware eenheid is dus: a. één en dezelfde geloofskennis van Christus, b. volwassenheid in de staat van het geloof (verdiepte kennis van Christus) in de openbaring van Christus in Zijn volheid van zegeningen en gaven, c. een kloek weerstand bieden aan de dwaalleer, d. een bezielde en geestelijke bediening van de ambten.

Het heerlijkheidsmotief in Joh. 17

Niet voor niets spreekt de Heere Jezus in Joh. 17, wanneer Hij bidt om de eenheid van de Zijnen, over de heerlijkheid Gods. Een zaak, waar ik onlangs op geattendeerd werd en die ik hier graag doorgeef. Er is hier duidelijk sprake van een gekwalificeerde eenheid: gelijk Wij één zijn (de Vader en de Zoon) (vs. 21 vv.). Deze eenheid is een vrucht van de schenking der heerlijkheid, door de Vader aan de Zoon en door de Zoon weer aan de Zijnen.

En de heerlijkheid Gods, dat is Zijn stralende luister. Zijn aanzienlijkheid. Mozes had daar zoveel van, toen hij van de Sinaï afkwam, vanuit de meest intieme Godsontmoetingen, dat de kinderen Israëls hem niet konden aanzien. Hij moest zijn gezicht bedekken.

En nu is Christus ook hierin de meerdere van Mozes. Het geloof heeft Zijn heerlijkheid gezien, vol van genade en waarheid. Een genadeluister, die in de weg van het geloof afstraalt op Gods kinderen. Zij mogen dan zoveel van Gods liefde en genade hebben opgedaan, dat ze ervan stralen. Stralen zoals op de eerste Pinksterdag. Daar stroomde de heerlijkheid Gods door op een machtige wijze. En dat gaf de eerste christenen een aanzienlijkheid, ook bij de buitenwacht, die niet gering was. Ziet, hoe lief zij elkander hebben. Opdat de wereld bekenne, dat Gij Mij gezonden hebt... (Joh. 17:23).

En zijn we dan weer niet ogenblikkelijk bij de mannelijke wasdom des geloofs van Efese 4?

Oecumene op hoog niveau

Met andere woorden: De zaak van de toenadering tussen de kerken, ook vandaag, is een zaak, die alleen realiseerbaar is, wanneer wij vanuit de in Christus gegeven eenheid elkander in ware geloofseenheid gaan herkennen. En die herkenning hangt ten nauwste samen met de heerlijkheidsopenbaring van de Vader en de Zoon, ik kan ook zeggen: met de doorbrekende kracht van de Pinkstergeest. Voorop: in het ambtelijke leven. Mede daardoor: in het gemeentelijke leven. Het verval van de kerk begint niet zelden in haar ambtsdragers.

Alles, wat beneden deze maat blijft, is oecumene op laag niveau.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1970

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Waarheid en eenheid in de ontmoeting der kerken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 december 1970

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's