Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Geest en de toerusting van de gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Geest en de toerusting van de gemeente

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

X

De glossolalie

Uitvoerig gaat de apostel Paulus in zijn brief aan de gemeente te Corinthe in op de waarde van de glossolalie het zgn. spreken in tongen. 1 Cor. 14 (glossa-tong; lallus-spreken).

Deze gave stond in Corinthe hoog genoteerd, de neiging was er haar te overschatten. Daarnaast is er echter de zorg, dat wanneer men in Geestvervoering sprak en de controle van het verstand uitviel, men ongewild zich zou laten ontvallen: vervloekt is Jezus. Is alles wat we in de gemeente spreken wel God verheerlijkend? Uit eigen ervaring wisten de Corinthiërs wel wat de extase teweeg kon brengen in het heidendom met zijn godsdienst, welke geesten uit de afgrond er dan los kwamen! Zij vrezen dan ook, wanneer zij buiten zichzelf zijn, dat zij opnieuw zullen zondigen. Paulus gaat op de vragen van de Corinthiërs in en wijst hen in deze brief de weg.

Hij verzekert de gemeente, dat zij door de Geest geleid en vervuld, niet zal zeggen, wat onbetamelijk is, niet Jezus zal vloeken.

En wat de glossolalie betreft, het spreken of bidden in tongen; het is een gave van de Geest en God verheerlijkend. Paulus staat er dus positief tegenover, zelf bezit hij nl. ook deze genadegave, zelfs meer dan zij allen (vs. 18).

Paulus brengt deze gave echter tot zijn juiste proporties terug en stelt nadrukkelijk de gave van de profetie hoger! vs. 5. En niet voor niets eindigt hij zijn betoog met de oproep: zo dan broeders, ijvert om te profeteren en verhindert niet in tongen te spreken, vs. 39.

Waarom slaat Paulus voor de gemeenteopbouw de gave van de profetie hoger aan dan die van het spreken in tongen? Hij verduidelijkt éen en ander zelf.

Glossolalie is nl. in een voor anderen onverstaanbare taal spreken tot God vs. 2. Dat spreken kan bidden zijn of lofprijzing; het kan dankzegging zijn (vs. 14 e.v.). Wie zo spreekt, doet dit wel met zijn geest, maar niet met zijn verstand. Wat gesproken, gebeden en gezongen wordt, is aan de controle van het verstand ontheven. Wie deze Geestesgave heeft ontvangen spreekt tot God en tot zichzelf (vs. 28) en hij sticht zichzelf vs. 4.

Wat de klanken betreft, die zijn onverstaanbaar; de duidelijke zin ontbreekt. Paulus vergelijkt deze wonderlijke taal met: in 'de lucht spreken' d.w.z. niemand begrijpt het, niemand wordt erdoor gegrepen, het is alsof men in een vreemde taal spreekt. Wie er als vreemde mee te maken krijgt, denkt zelfs dat degene die in tongen spreekt, uitzinnig is, wartaal uitslaat. En juist dat laatste geldt als bezwaar tegen het spreken in tongen in de gemeente en voor de buitenstaanders. Er is gebrek aan communicatie. En degene die het niet verstaat, kan er ook geen amen op zeggen!

Als evangelisatiemiddel heeft het negatieve waarde, zegt Paulus: nl. als een teken van verharding van de ongelovigen, die het geheimenis niet verstaan, vs. 21 en 22.

In de gemeente zelf mag het spreken in tongen een bescheiden plaats innemen, vs. 27, 28; , alleen echter wanneer er iemand aanwezig is die de tongentaai weet uit te leggen! Anders dient men te zwijgen. Het gaat om de stichting van de gemeente! Alles moet met orde geschieden. In de gemeente hebben allen te horen, wat er van God en tot God gezegd wordt. En alles wat die gemeenschap schaadt, dient vermeden te worden. Boven alles uit gaat het om de liefde!

Paulus verabsoluteert deze gave, deze diep religieuse ervaring dus niet. Hij stelt ook nadrukkelijk, dat niet ieder deze gave van de Geest heeft of dient te bezitten. Er is geen spoor van de krampachtigheid om deze gave als een plus boven anderen te ontvangen, zoals helaas in de kerk en in de Pinksterbeweging gesteld is (1 Cor. 12:30). Ja Paulus weet, dat de tongen zullen verstommen (1 Cor. 13:8)! Men moet dus met de overwaardering van deze gave voorzichtig en kritisch zijn. De regels door de apostel gegeven zijn nog altijd van kracht (vs. 37).

Het is opmerkelijk, dat wij naderhand en in de loop van de kerkgeschiedenis weinig meer horen van het spreken in tongen, al is het er geweest in allerlei randen buitenkerkelijke stromingen (Montanisme, sekten), en niet te vergeten in heel veel binnenkamers ! ! waar God geprezen is en op de zendingsterreinen.

In onze eeuw is er opnieuw een sterke opleving, met name in Amerika. In vele kerken daar getuigen voorgangers en gemeenteleden, dat zij deze gave hebben ontvangen. Dat is zonder meer mogelijk. Wellicht wordt op deze wijze aan de kerk duidelijk gemaakt, dat de Heilige Geest ook in de huidige moeilijkheden en met de grote verdrukking die aanstaande is, bij Christus' gemeente blijft om haar te leiden en te troosten. Helaas wordt deze gave opnieuw overschat. Wij moeten echter in onze tijd eveneens 1 Cor. 14 als norm handhaven bij de beoordeling van dit alles en bedenken, dat er verscheidenheid van gaven blijft! De gaven bedoelen evenwel 'De opbouw van de Gemeente Gods'! Dat is de norm, die evenens in onze eeuw geldt. Wellicht wordt éen en ander u nog duidelijker, wanneer ik enkele uitspraken citeer, die op het spreken in tongen doelen:

Donald Gee, een bekend man uit de Pinksterbeweging schrijft: 'de tongentaal kan gemakkelijk worden gezien als het logische gevolg van een intense volheid van ontroering, en zulk een volheid van ontroering vloeit voort uit de gave van de Heilige Geest. Het verstand blijft tijdelijk buiten werking onder de stroom van geestelijke emotie. De Heilige Geest bezielde blijkbaar de menselijke geest met deze geheiligde ervaring'.

En ds. Hegger schrijft in zijn boek over: 'ik zag Gods heerlijkheid': Ik denk, dat vele gelovigen een dergelijke ervaring hebben meegemaakt. Hoe menig kind van God was niet zozeer overstelpt door dankbaarheid, vreugde, vrede, liefde, dat hij heel goed voelde, dat menselijke woorden hier tekort schoten. Hoe menige vrome heeft niet de liefde Gods zo over en in zich gevoeld, dat hij wel in een hemelse taal zingen wilde van de goedertierenheden Gods. In zo'n geval staat men op de drempel van het bidden in tongen. De Geest Gods werkt dan als een stroom van levend water, die vanuit ons binnenste vloeit, al maar vloeit, maar die dikwijls tegen een dam aanwast; een dam van onwetendheid, van angst, van allerlei remmingen.

Bij het bidden in tongen is het, alsof de stroom van de Geest zich een uitweg zoekt. De stroom van de Geest is dan zo wijd, zo groot, zo diep en zo krachtig, dat deze stroom niet langer kan blijven binnen de bedding van de gewone menselijke taal en begrippen. De Geest breekt dan door in de ziel.'

De glossolalie is dus een 'taal' van gebed en aanbidding, waardoor Gods Naam en daden worden grootgemaakt.

Zo dan ijvert om te profeteren en verhindert niet in tongen te spreken! In verband met bovenstaande moet nog een afzonderlijke genadegave genoemd worden, nl. de gave van de uitlegging van de glossolalie. 1 Cor. 12:10.

Degene die de uitleg geeft, kan degene zijn die zelf in tongen spreekt (1 Cor. 14:5), het kan ook een ander zijn, vs. 28. Met de gave van de glossolalie is niet zonder meer ook de gave der uitlegging gegeven. Paulus spoort juist aan die gave af te smeken: daarom die in tongen spreekt, die bidde, dat hij het moge uitleggen', vs 13.

Alleen door middel van de uitleg wordt deze Geestesgave vruchtbaar, niet alleen voor zichzelf, maar ook en juist voor de anderen, de gemeente. Zo wordt deze diep religieuse ervaring in de omgang met God door de Geest toch gebruikt tot stichting van de gemeente.

Deze Geestesgaven zijn ook een onderpand van de voltooiing van het Rijk van Christus. Alle kinderen Gods zullen eenmaal voluit zoals de Geest geeft uit te spreken jubelen tot Gods eer en Zijn goedertierenheid eeuwig loven.

De Geest en de bruid roepen: Maranatha, opdat het volmaakte zal komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De Heilige Geest en de toerusting van de gemeente

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's