Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De doop met de Heilige Geest en de Pinkstergroepen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doop met de Heilige Geest en de Pinkstergroepen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I

In aansluiting aan de opmerkingen die we maakten over de doop met de H. Geest willen we thans onze aandacht gaan geven aan de Pinkstergroepen.

Dit ligt in zoverre voor de hand, omdat de doop met de H. Geest genoemd mag worden een uitermate belangrijk leerstuk in die godsdienstige beweging of stroming die we aanduiden met de (verzamel)naam Pinkstergroepen of Pinkstergemeente.

Op grond van hun eigen mededelingen mogen we aannemen dat zeer veel in hun godsdienstig bezig-zijn zijn uitgangspunt vindt in dit fundamentele leerstuk.

Zoals we uiteengezet hebben, meenden we de doop met de H. Geest, zoals die in de Pinkstergroepen gesteld en geleerd wordt, te moeten afwijzen.

Nu zou de gedachte kunnen opkomen, dat we daarom ons dus niet uitvoerig meer behoeven bezig te houden met die dingen die regelrecht uit deze 'leer' voortvloeien. Toch is deze gedachte niet geheel juist.

We zijn er namelijk van overtuigd, dat we, in zeker opzicht, een verkeerde volgorde hebben aangehouden.

Het is niet zo, dat men uit de H. Schrift onweerstaanbaar overtuigd werd van deze leer van de doop met de H. Geest, zodat men uitgegaan is van dit zonneklare Schriftgetuigenis, om vervolgens bij allerlei praktijken in het godsdienstig leven uit te komen. Neen, het is wel duidelijk dat men min of meer met de praktijk begonnen is, terwijl men dan achteraf een bevestiging van één en ander (gezocht en) gevonden heeft in de H. Schrift. En zo kwam men terecht bij de doop met de H. Geest. Dat was het wat men vond in de Schrift, nadat men de dingen reeds ervaren en meegemaakt had in de praktijk van het godsdienstige leven.

We bedoelen dit volstrekt niet als een verwijt, of zelfs maar als een bezwaar. In de kerkgeschiedenis komen we herhaalde malen een soortgelijke gang van zaken tegen. Het dogma is maar al te vaak tot stand gekomen en schriftelijk als zodanig vastgelegd in een belijdenis na een soms langdurige strijd. Niet zelden kwam het voor, dat in die strijd twee partijen lijnrecht tegenover elkaar stonden, doordat elk van beide partijen in eenzijdigheden en uitersten verviel.

Het gebeurde dan meermalen dat men in het dogma niet volstond met het kiezen van het éne uiterste ten koste van de andere partij; neen, luisterend naar de Schrift bleek de weg der waarheid er als het ware tussendoor te lopen. Elementen van beide uitersten werden opgenomen en naast elkaar in het dogma beleden. Ook in ons geval zijn we niet klaar met het afwijzen van deze leer van de doop met de H. Geest. We zullen ons ook bezig hebben te houden met die ervaringen, die dan geleid hebben tot deze leer van de doop met de H. Geest.

Dat betekent overigens niet dat we onze aandacht zullen gaan wijden aan de veelheid van verschijnselen zoals we die in de Pinkstergroepen tegenkomen. Dat is al herhaalde malen gebeurd en wanneer iemand daar nader over ingelicht wil worden, kan hij terecht o.a. in het Herderlijk Schrijven van de Gen. Synode der Ned. Herv. Kerk, getiteld: De Kerk en de Pinkstergroepen; uitgegeven bij het Boekencentrum, Den Haag. Ook kunnen we veel voorlichting in deze vinden in een geschrift over de Pinkstergroepen dat uitgegeven is in opdracht van de Gen. Synode der Geref. Kerken, getiteld: Het werk van de H. Geest in de Gemeente; uitgegeven bij Kok, Kampen, 1968.

Ons is het thans veel meer te doen om de achtergronden van één en ander.

* * *

We wezen er al op dat in de strijd die aan het dogma voorafging, het vaak zo ging dat twee eenzijdigheden, uitersten, in alle felheid tegen elkaar opbotsten. De rede, het verstand, is er altijd op uit om de dingen 'onder-de-knie' te krijgen; men zoekt dan een bepaalde eenheid en verliest uit het oog dat er ook nog een andere kant is die ook mee moet klinken, hoe tegenstrijdig het soms ook lijkt. Het geloof moet telkens weer leren te buigen voor de openbaring Gods die dingen naast elkaar laat staan die voor ons verstand elkaar tegenspreken en uitsluiten. Bij de Pinkstergroepen menen we nu ook zo'n eenzijdigheid te moeten constateren. Met andere woorden, in de Pinksterbeweging zien we typisch een 'reactie-verschijnsel'. Men is zich aan het afzetten tegen een eenzijdigheid en vervalt zelf ook weer in een tegenovergesteld uiterste. En, hoe tegenstrijdig het ook moge klinken ten aanzien van de Pinkstergroepen, toch betekent dit o.i. een verschraling en verarming. De Pinkstergroepen brengen dingen naar voren die we ons hebben aan te trekken, die waar zijn en die ons schuldig stellen. Maar het is net als met de slinger van een klok: In het zich afzetten tegen een eenzijdigheid slaan ze door naar de tegenovergestelde kant en worden op hun beurt ook zelf weer eenzijdig.

Wat zou het een zegen zijn als we, telkens weer, daar tussen door de weg der Schrift weer mochten leren terugvinden.

* * *

Wanneer we beweren dat de Pinksterbeweging een reactie-verschijnsel is, dan is de eerste vraag: Welke is dan de eenzijdigheid waar de Pinkstergroepen zich tegen afzetten? We zijn van gedachte dat we die het beste en duidelijkste kunnen aanwijzen door na te gaan hoe de dingen op dit punt in de roomse kerk liggen. Het gaat namelijk over de Persoon en het werk van de H. Geest, zoals reeds blijkt uit de leer van de doop met de H. Geest en uit de naam 'Pinkstergroepen'.

Christus heeft het heil en de zaligheid verdiend en verworven door Zijn sterven en opstanding. Het is nu het ambt en het werk van de H. Geest om dit heil bij de mens en in het hart van de mens te brengen; de toepassing van het heil dus. De vraag is nu: Hoe gaat de H. Geest daarbij te werk en wat werkt Hij?

Bij de beantwoording van deze vraag staan de roomse kerk en de Pinkstergroepen als twee uitersten tegenover elkander.

We willen nu eerst de beide standpunten in grote hoofdlijnen trachten weer te geven.

De zienswijze van de roomse kerk komt hier op neer: Christus heeft de H. Geest gegeven aan de kerk. Deze kerk deelt de H. Geest uit via de (zeven) sacramenten aan de mensen. En die kerk is dan daar waar de bisschoppen zijn, die in een lijnrechte apostolische successie de opvolgers zijn van Petrus.

De mens heeft nu deel aan de H. Geest in dezelfde mate waarin hij deel heeft aan de ambtelijke, gewijde handelingen van de kerk.

De kerk is dus de 'opslagplaats' (Syn. Schrijven Geref. Kerken, blz. 38, 39) van de H. Geest, en de tot priester gewijde geestelijke deelt deze Geest, via de sacrament uit. De H. Geest zit dus opgesloten in de kerkelijke handelingen van de geestelijkheid.

De zienswijze van de Pinkstergroepen staat daar lijnrecht tegenover. De kerk en de ambten zijn slechts dode vormen, die niet zelden de H. Geest in de weg staan. In verschillende groeperingen staat men dan ook afwijzend, soms zelfs vijandig, tegenover de kerk als instituut en tegenover de geordende ambten. De Geest is immers vrij, niet gebonden, blaast waarheen Hij wil, en men weet niet vanwaar Hij komt en waar Hij heengaat.

Ieder mens, hoofd voor hoofd, moet de H. Geest ontvangen. Niet een ieder die maar tot de kerk behoort en aan haar handelingen deelneemt heeft automatisch, per conclusie, deel aan de Geest, zelfs zonder dat men er zelf iets van merkt. Daar komt de roomse visie wel min of meer op neer.

Ieder persoonlijk moet de Geest ontvangen en dat ontvangen van de Geest zal zich kenbaar maken in verscheidene, doorgaans opzienbarende, verschijnselen.

De mens wordt er door in zijn gehele bestaan vernieuwd.

Dit persoonlijk ontvangen van de H. Geest krijgt zijn beslag in de doop, of in het vervuld-worden met de H. Geest. De uitwerking er van zal zich openbaren in tongentaal, profetie, gaven der genezing enz. (Herderl. N.H. Kerk, blz. 26).

* * * 

De twee standpunten met elkaar vergelijkende kunnen we vaststellen, dat bij de roomse kerk alle nadruk valt op de gemeenschap, de kerk; en bij de Pinkstergroepen valt alle nadruk op de enkeling.

We menen hiermee tegelijkertijd ook de twee eenzijdigheden gesignaleerd te hebben. De klemtoon die men legt is namelijk wel zo exclusief, dat bij de één de enkeling zo goed als achter de horizon verdwijnt en bij de ander de gemeente, de kerk.

We willen nu eerst eens wat nader de laatstgenoemde, de Pinkstergroepen bezien. Zij zullen stellig beginnen met fel protest aan te tekenen tegen onze zojuist geponeerde bewering, dat namelijk de gemeente bij hen achter de horizon verdwijnt. Ze zullen meteen wijzen op het bestaan van de gemeente in de Pinksterbeweging. En terecht; er is bijv. een antwoord verschenen van de Pinkstergroepen op het Herderlijk Schrijven van de herv. kerk en deze brochure draagt de titel: De Pinkster-Gemeente en de kerk. En de ondertitel luidt: De Broederschap van Pinkstergemeente geeft antwoord op het Herderlijk Schrijven van de Gen. Synode der Ned. Herv. Kerk; uitgave: Stichting volle Evangelie lectuur, Rotterdam/Groningen, z.j.

Toch houden we onze bewering vol, juist op grond van hun eigen zelf-aanduiding, In de naam die zij zichzelf geven vinden we terug wat we bedoelden aan te geven. De 'christelijke' gemeente is achter de horizon verdwenen; de 'Pinkster'-gemeente is er voor in de plaats gekomen.

De klemtoon valt zozeer op de enkeling, het persoonlijke, dat men bij het lezen van hun getuigenissen en uiteenzettingen de angstwekkende indruk krijgt, dat er met Pinksteren dit gebeurde: Het 'tijdperk' van de tweede Persoon uit de goddelijke Drieëenheid is ten einde, en nu begint het 'tijdperk' van de derde Persoon. Het lidmaat-zijn van de (christelijke) gemeente, het Lichaam van Christus, verdwijnt naar de achtergrond, en nu volgt het (persoonlijk) gedoopt-zijn, vervuld-zijn, met de H. Geest.

We herinneren ons nu uitspraken die we al eerder noemden. 'De wedergeboorte is ook een werk van de H. Geest, maar de zaak is niet af als alleen maar de wedergeboorte plaats gehad heeft. De doop met de H. Geest moet er nog bij komen' (Torrey, a.w. blz. 81 e.v.). 'Het maakt nog wel enig verschil of de H. Geest in ons woont, wat bij elke gelovige het geval is, en dan in een verborgen hoekje van ons, waar wij ons Zijn tegenwoordigheid niet helder bewust zijn, of dat deze in ons wonende Geest de volledige heerschappij heeft overgenomen van het huis dat Hij bewoont, zoals het geval is bij iemand die gedoopt is met de H. Geest, of er mee is vervuld' (Torrey, a.w. blz. 130). En ook ds. Molenaar sprak van een 'plus' boven de wedergeboorte (Molenaar, a.w. blz. 34).

Vóór Pinksteren waren er wel wedergeborenen, geleid en onderwezen door de tempeldienst, de offers en de priesters. Maar met Pinksteren komen er pas volwaardige christenen. Dan gaan al die vormelijkheden voorbij en men ontvangt persoonlijk en rechtstreeks de volheid des Geestes.

Met Pinksteren is de christen pas tot volle wasdom gekomen en men laat dus allerlei opvoedingsvormen uit de tijd van het kind-zijn varen. De kerk schakelt terug naar een leefwijze die eigenlijk de Geest hindert en in de weg staat (Herderl. Schr. N.H. Kerk, blz. 29, 30).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De doop met de Heilige Geest en de Pinkstergroepen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's