Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

’Gemeentevormen en gemeenteopbouw’ II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

’Gemeentevormen en gemeenteopbouw’ II

Een nieuw synodestuk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de beoordeling van een stuk als dat over Gemeentevormen en Gemeenteopbouw is het een eerste vereiste dat men probeert zich zo concreet mogelijk voor te stellen hoe de kerk er zal gaan uitzien wanneer hetgeen hierin wordt voorgesteld tenvolle wordt verwezenlijkt.

Laat men dit na, dan is er het gevaar dat men door allerlei schoonklinkende woorden, waarin naar het schijnt tegemoet gekomen wordt aan diegenen die van meetaf zich verzet hebben tegen een herstructurering als waar het in dit stuk om gaat, op een dwaalspoor wordt gebracht. Dit of dat staat er toch óók in dit Rapport! zegt men dan misschien. En stellig is dat zo, maar niet vergeten mag worden de vraag of het ook functioneert.

Wanneer in een synodezitting veel critiek wordt uitgebracht op een of ander stuk dat ter tafel is gebracht, valt bijna altijd na de bespreking het besluit dat die critiek zal worden verwerkt. In vele gevallen is dat echter gewoon een onmogelijkheid, om de eenvoudige reden dat de critiek een heel ander inzicht vertegenwoordigt, dat zich niet zomaar laat inpassen in het bestaande stuk, maar een geheel nieuw geschreven stuk zou vereisen. Evenwel, om er toch wat van te maken wordt door de opstellers bij wijze van concessie het een en ander van de critici opgenomen. De structuur van het Rapport — of hoe het stuk ook heten mag — verandert daardoor natuurlijk niet; er vindt inzake de inhoud geen wezenlijke verandering plaats; hoogstens wordt er iets meer evenwicht in aangebracht. Buitenstaanders die de ontstaansgeschiedenis van het eindresultaat niet kennen, het stuk alleen maar in zijn eindredactie onder ogen krijgen, kunnen hierdoor gemakkelijk worden misleid. Degenen die achter de schermen hebben gekeken weten echter beter. De veranderingen in het oorspronkelijke ontwerp hebben voor hen niet veel om het lijf, zij doorzien dat het slechts concessies zijn of wat bijschavingen; zij houden meer het totaal in het oog, de structuur van het geschrift.

Ten aanzien van een stuk als dit, over Gemeentevormen en Gemeenteopbouw, geldt dit voor mij heel sterk. Wat er hier en daar in dit stuk wordt opgemerkt over het wezen van de kerk, haar roeping en haar opdracht — een enkele keer in bijbelse termen —, kan helaas onmogelijk indruk op mij maken. Het is 'maar' ingevoegd. In elk geval: het functioneert niet! Het is te herleiden tot de ontstaanswijze van dit geschrift, het is voor het geheel van het geschrift niet wézenlijk.

Dit wordt vooral duidelijk indien — zoals ik al voorstelde — de poging wordt ondernomen zich een concreet beeld te vormen van de kerk zoals zij er op grond van dit Rapport kan gaan uitzien.

Het geografisch kader

Practisch gezien ligt hier hèt knelpunt. Een eeuwenoud beginsel wordt doorbroken. Al in het N. Testament vinden wij de plaatselijke gemeente. De grenzen van elke gemeente vielen samen met het stadsof dorpsterritoir. Uitlopers hiervan zijn de wijkgemeenten in de steden. Op dit principe nu richt het Rapport zijn aanvallen. In het beeld van de kerk van de toekomst, zoals het oprijst in dit stuk, ontbreken, de eenmansgemeenten. Voorlopig zullen zij worden geduld maar in principe is met ze afgerekend. Voor het platteland gaat het onvermijdelijk in de richting van schaalvergroting. In de steden kan worden volstaan met opheffing van de wijkgemeenten. Natuurlijk zal men niet kunnen ontkomen aan een zekere geografische begrenzing van de gemeente maar de omvang der gemeente zal door zakelijke overwegingen worden vastgesteld.

En tóch ook weer niet louter zakelijk, er gaat wel degelijk een bepaald beginsel achter het hele voorstel schuil, het is het beginsel van het er-zijn-voor-de-wereld,

In de in vele gevallen sterk vergrote gemeenten zal men een tweevoudige structuur tegenkomen. De ene wordt bepaald door het oude beginsel van een kerkeraad die verantwoordelijk is voor het gemeentewerk. Alleen, die zal in zijn taak en verantwoordelijkheid sterk worden beperkt. Hij zal alleen gaan over kerkdiensten, huisbezoek, pastoraat bij doop, huwelijk en begrafenis. De kerkeraad zal niet meer gaan over alle werk dat binnen het territoir van de gemeente plaatsvindt. Hij zal niets te zeggen hebben over de groepen die er zijn, de diensten, die in die groepen worden gehouden, inclusief de viering van het avondmaal daarin. Hij zal niets te zeggen hebben over het vormingswerk. Hij zal niets te zeggen hebben over allerlei nieuwe vormen op pastoraal, diaconaal en apostolair werk. Met andere woorden: de oude structuur zal doorkruist worden door een nieuwe. Er ontstaat, gezien vanuit het standpunt van het oude, een nevenstructuur, die echter in feite gehouden wordt voor de eigenlijke structuur, de structuur van de toekomst. De vraag kan dan ook worden gesteld of de oude daarna nog lang zal kunnen blijven bestaan, of op de duur de kerkeraden niet geheel verdwijnen zullen, en dan vanzelf ook de classicale vergaderingen en de synoden. Er komen in ieder geval binnen een en hetzelfde territoir naast de kerkeraden nog andere beleidsorganen, samengesteld uit deskundigen(theoloog, socioloog, vormingsleider, enz.). De samenstelling van deze nieuwe beleidsorganen zal een oecumenische zijn, terwijl ook nietkerkelijk-gebonden christenen (zoals het heet) er in opgenomen zullen worden, met andere woorden: vertegenwoordigers van de kerk buiten de kerk. Pas zo — meent men — zal de kerk haar taak en opdracht in het heden kunnen vervullen; zal zij aansluiting hebben gevonden met de hedendaagse cultuur.

Het personeel

Onverbloemd wordt gesproken over een personeelsbeleid in de kerk (102). Dit woord alleen al typeert het hele Rapport. Elders lezen wij van bestuurskaders, werksoorten, basis-en grondstructuren. Je zou niet denken dat het gaat over de kerk, maar eerder over een of ander grootbedrijf. Dat de 'Heer' en 'zijn opdracht' enz., er dan steeds bijgehaald worden zegt me niets. Al het wezenlijke van het kerk-zijn is weg. Er kan ook niet meer gesproken worden van ambten. De taken zijn het een en al, de personen worden er aan toegevoegd. De goddelijke instelling van het ambt ligt volmaakt buiten het gezichtsveld. Voorzover er nog iets in dit rapport is, dat lijkt op goddelijk gezag' van de ambtsdragers is het door mensen gecreëerd — hier sluit het Rapport geheel aan bij het al eerder verschen Ambtsrapport. Zelf wordt er een pleidooi voor gevoerd dat er een centrale regeling komt van het personeelsbeleid. Daarin lees ik dat een of ander centraal orgaan de mensen gaat zetten op de plaatsen waar het dit orgaan goeddunkt, als zijnde deskundig of het meest geschikt. Zo voert de laagkerkeijkheid ons in de armen van de uiterste hoogkerkelijkheid, maar dan in geseculariseerde vorm.

De dominee-oude-stijl gaat verdwijnen, samen met de eenmansgemeente — het een is hier gevolg van het ander. Gewichtig wordt de theoloog die zich verdiept in de vragen van cultuur en maatschappij. Hij moet groepen instrueren of beter: de leiders en leidsters van die groepen. Het pastorale werk zal worden gedaan door pastores — maar vergis u niet, u krijgt ze waarschijnlijk nimmer persoonlijk op bezoek. Want er komt groepspastoraat; alleen als u deelneemt aan een of andere groep krijgt u de pastor te zien. Soms zal deze pastor niet veel verschillen van onze huidige maatschappelijke werker. U komt hem dan — in teamverband — alleen tegen als u psychisch of maatschappelijk bent vastgelopen.

Er zullen ook leraren zijn. Denkt nu niet dadelijk aan een predikant, u kunt net zo goed denken aan een vormingsleider of een catecheet. Van de catechisaties zal hij waarschijnlijk niet veel werk maken, hij is een man voor de vorming. En ook die is weer gericht op de wereld!

Een predikant zal zorg dragen voor de kerkdienst. Eén man voor eventueel 10 of 20 kerken. Maar de kerken staan immers te dicht op elkaar, kunnen voor een deel worden verkocht. En moet er niet een nog groter verruiming komen wat betreft de mensen die recht krijgen te gaan preken? Trouwens, de vraag is het of in de gemeente-nieuwe-stijl nog wel zoveel behoefte zal zijn aan prediking. Er komen samenkomsten-nieuwe-stijl en die zullen stellig veel interessanter zijn. Daarin zal iedereen zijn mond mogen opendoen. Zij zullen net zolang duren als de deelnemers zelf graag willen. Aan teksten zal men er niet gebonden zijn; de thema's vindt men in de dagbladen. Want eerste vereiste voor de kerk is dat zij bij de tijd is. Te lang heeft zij bevangen gezeten in de oude ambachtelijk-agrarische cultuur (een stokpaardje van ds. Kaptein). Hiermee zou zij ook de greep op de mensen verloren hebben. Het lijkt of nu pas, na eeuwen, de dageraad voor de kerk aanbreekt.

De opleiding

Ook die zal veranderen. Het staat er niet met zoveel woorden maar wij kunnen er zeker van zijn dat sociologie, psychologie en weet ik al wat nog meer ongeveer, de hoofdschotel zal worden in de studie van de aanstaande predikanten. Immers, zij zullen de nieuwe taken moeten aankunnen, en die zijn nu eenmaal gericht op de maatschappij, de samenleving, de wereld. Zo gedifferentieerd het werk zal zijn zo gespecialiseerd de werkers. Er is een klein troostje: zij zullen nog weleens een keer mogen veranderen. Reeds in hun opleiding zal ermee gerekend moeten worden dat zij nog weleens een andere taak kunnen krijgen.

Het geld

De potten zullen worden samengevoegd. Die van diaconie en kerkvoogdij, immers zij zullen staan voor een en hetzelfde werk. Nog is de rechtspersoonlijkheid van beide een struikelblok, maar de hoop is er dat het uit de weg zal worden geruimd. In naam van de solidariteit zullen de volle beurzen leeg geschud worden in de lege. De gemeente A die tot dusver nog het hoofd boven water hield zal met de gemeente B die allang er onder zit samen moeten verdrinken. Ik zie het niet anders: men stuurt alles naar de kelder.

Somber beeld

Een kerk die geen kerk meer zal zijn, maar een genootschap ten dienste van de wereld. Waarin de mensen wat ethisch bijgetankt worden. Waarin de arme zielen verkommeren. Waarin de rechte prediking zal worden uitgeblust. Waarin in groepen de laatste restjes bij elkaar worden geveegd, totdat ook die verdwijnen. Waarin wij bij wijze van voorrecht gezamenlijk als kerk ten onder mogen gaan. Terwille van de wereld, de hedendaagse cultuur, die daar echter ook niet mee gered zal zijn.

Laten de ogen toch open zijn. Het doel is een andere kerk! Het Rapport zelf kan dat niet verzwijgen, waar het af en toe onderstreept de betekenis van dit alles, en niets minder eist dan een algehele mentaliteitsverandering, die dan 'bekering' wordt genoemd maar daar evenveel gemeen mee heeft als de duisternis met het licht.

Dat de kerk een unieke gestalte is in deze wereld wordt in het Rapport met zoveel woorden gezegd, maar het krijgt nergens concrete gestalte, integendeel het wordt door al wat er verder in dit Rapport staat gelogenstraft. De kerk is geworden een stukje van de wereld. Daardoor is zij al haar beloften kwijt. Erger kan het niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

’Gemeentevormen en gemeenteopbouw’ II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's