Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik verheug me nochtans

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik verheug me nochtans

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

’Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal. .. zo zal ik nochtans in de HEERE van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils'. Habakuk 3 : 17—18

Die Habakuk toch. Wat een wonderlijke man is dat. Hij bidt en hij juicht in één hoofdstuk. Hij bidt in grote nood. Hij juicht van grote vreugde. U weet al hoe dat komt. Zijn gebed is natuurlijk inmiddels verhoord. De omstandigheden zijn zeker gewijzigd. God heeft Zijn rede ingetrokken. Dacht u dat? Kunt u net denken. Ik zou willen zeggen: Het kan niet nog erger worden. Leest u dat 17e vers maar eens. De vijgeboom zal niet bloeien. Er zal geen vrucht aan de wijnstok zijn. Het werk van de olijfboom zal liegen. De velden brengen geen spijze voort. De kudde is uit de kooi gescheurd. Er is geen rund meer op stal. Vijgeboom en wijnstok, de edelste planten in het heilige land, ze dragen geen vrucht. De olijfboom staat daar veelbelovend, maar hij geeft geen vrucht. De velden die er zijn om spijs voort te brengen, doen het niet. De kooien herbergen geen schapen. De stallen staan leeg. Het zijn de Chaldeeën die alles verwoesten en roven. Dat is het oordeel dat in Gods Naam voltrokken wordt.

Het valt ons direct op hoe Habakuk bij de schildering van het oordeel zich richt op het maatschappelijke en stoffelijke. Vijgeboom, wijnstok, olijfboom, velden, kudde, rund. Hij heeft het niet over de tempel en de dienst van God, hoewel ook daarover het oordeel zal komen. U moet bedenken: Habakuk is een echte Israëliet. Dat land waarop het volk woont en werkt, is niet zomaar een stuk grond. Dat land heeft het van de HEERE gekregen. Als Mozes Jozef zegent in de Naam van God, zegt hij: Zijn land zij gezegend van de HEERE. Welvaart in het maatschappelijk leven is een bewijs van Gods gunst. Zitten onder de wijnstok en onder de vijgeboom is het toppunt van welvaart en teken van de vrede met God en de naaste. De slotverzen van Psalm 144 bidden heel concreet om gezonde zonen en dochters; volle winkels, vruchtbare kudden, weigeladen ossen, geen oorlog noch oorlogsgekrijs. Immers: 'Welgelukzalig is het volk, die het alzo gaat'. De zegen van God uit zich heel concreet in het leven van elke dag. Sommigen zeggen zo makkelijk: dat is maar voor het lichaam, dat is maar voor de tijd. Ja, maar daarom is het wel belangrijk. Onze tijden zijn in Gods hand. De Israëliet beseft dat. En als het misloopt, is dat ook Gods hand. Zo oefent God Zijn verbondswraak uit. 'Als gij gewillig zijt en hoort, zo zult gij het goede van het land eten. Maar indien gij weigert en wederspannig zijt, zo zult gij van het zwaard gegeten worden'. Leeft u in voorspoed? Waar brengt het u? Of leeft u in tegenspoed? Waar brengt het u? U kunt met het laatste twee kanten uit. U wordt er hard en verhard onder. Of u springt nochtans van vreugde op in de Heere. Dat laatste lees ik van Habakuk. 'Alhoewel... zo zal ik nochtans van vreugde in de Heere opspringen'. Habakuk zegt niet: 'Stel, dat de vijgeboom niet bloeien zal, dan zal.ik nochtans blijde zijn'. Zo makkelijk praten sommige mensen. Ze hebben nooit iets rneegemaakt in hun leven. Ik las bij iemand: Leeuwerikken zingen overdag, als het licht is. Dat is geen kunst. Nachtegalen zingen 's nachts in het donker. Dat is de kunst van het geloof. Vers 18 wordt veel besproken, maar weinig beleefd. Habakuk geeft geen theorie, maar staat in de praktijk. Hij zegt niet: 'Al zou de vijgeboom niet bloeien'. Maar hij weet het zeker: 'De vijgeboom bloeit niet'. Dat heeft God hem laten zien. Komt hij nu in opstand? Nee, dat niet. Hij is wel moedeloos en zwaarmoedig geweest. 'Hoelang, Heere, schreeuw ik en Gij hoort niet'. Dat is hij nu te boven. Hij staat aan Gods kant. Nu ziet hij het ook van Gods kant. Dan is alles anders. Nee, nu zegt Habakuk niet, wat velen in moeilijke omstandigheden zeggen: 'Een mens moet er-maar in berusten. Het wordt je door geen vreemde aangedaan.' Dat is trouwens een afschuwelijk brok heidendom dat onder ons veelvuldig voorkomt. Maar het is beslist onbijbels. De dichters van de psalmen hebben het uitgeschreeuwd: 'O God, laat me leven, want de doden zullen u niet prijzen'. En Habakuk zegt niet: Nu ja, die vijgeboom zal niet bloeien. Daar is nu eenmaal niets aan te doen. Daar moet ik maar in berusten. Hij berust er niet in. Hij verheugt zich ondanks dat in zijn God. Springt van vreugde op in zijn HEE­ RE.

Die vreugde, dat is niet een beetje pret hebben en maken. Het is ook geen leedvermaak. Zo van: ik ben toch een kind van God. Laat het oordeel maar komen. Habakuk verheugt zich niet in het oordeel. Daar vreest hij voor. Hij verheugt zich in de HEERE. Dat is het geloof. Dat blijft niet staan bij het zichtbare. Maar klemt zich vast aan de beloften Gods. Als Ziklag platgebrand is, sterkt David zich in de Heere zijn God. Als Paulus en Silas in de kerker van Filippi liggen, zingen ze in de nacht Gode lofzangen. Zich verheugen in de HEERE. In Hem die door het oordeel heen Zijn werk in stand houdt. Zich verheugen, op hoop tegen hoop. Met God door een bende dringen. Met de Heere over een muur springen. En als een echte ziener van de oude dag, zegt Habakuk: Ik zal mij verheugen in de God van mijn heil. Hier schittert de Naam Jezus. In het hebreeuwse woord voor heil ligt de Naam Jezus verscholen. Dat woord heil, die Naam Jezus trilt door heel het Oude Testament. Op uw heil wacht ik, o HEE­RE, sprak Jacob op zijn sterfbed. In God is al mijn heil, zegt de dichter van Psalm 62. Straks staat Maria op en zingt: Mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker. Dat is de vreugde van de Kerk. Vreugde midden in het oordeel. Vreugde die uit droefheid geboren wordt. Vreugde die alle smart verbant. Alhoewel... nochtans. Dat is het geheim waar het geloof uit leeft.

Ds. Posthumus Meyes had in zijn studeerkamer dit éne woord hangen: Nochtans. De vijgeboom bloeit niet. Nochtans. De stal is leeg. Nochtans. Het is donker om me heen. Nochtans. Ik ben eenzaam. Nochtans niet alleen. Wie door alle leed en smart op aarde heen op God leert zien, springt nochtans van vreugde op. Wie in alle strijd en aanvechting zien mag op de Overste Leidsman, op de Rotssteen wiens werk volkomen is, in wiens rechterhand liefelijkheden zijn, eeuwig en altoos, die zegt: Nochtans. Want het lijden van deze tegenwoordige tijd is niet te waarderen tegen de heerlijkheid die aanstaande is.

Alle vreemdelingen verstrooid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Azië en Bithynië, krijgen van hun broeder in de strijd Petrus dit woord mee: Geloofd zij Jezus Christus 'Denwelke gij niet gezien hebt en nochtans liefhebt. In Denwelke gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde; verkrijgende het einde van uw geloof, namelijk de zaligheid der zielen'.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Ik verheug me nochtans

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's