Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om de religie van de belijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de religie van de belijdenis

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Een binding aan de belijdenis ontneemt mij de vrijheid, waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft (een vrijheid die bestaat in mijn gebondenheid aan Christus en Zijn Evangelie)' schreef mij onlangs een vooraanstaand man in onze kerk, met wie ik correspondeerde. En hij vervolgde: 'Ik zet mijn handtekening niet onder deze belijdenisgeschriften, wanneer dat betekent dat ik daaraan gebonden ben. Ik kan alleen in gemeenschap met heel de kerk belijden.'

Ik meen dat het zin heeft op deze kwestie van de binding aan de belijdenis nader in te gaan, temeer daar de binding aan de belijdenis momenteel een omstreden en daarom actuele kwestie is.

De formele kant

Wanneer de belijdenis in het geding is dan kun je je afvragen of niet in feite de Schrift in het geding is. We herkennen in de belijdenis immers het getuigenis van de Schrift en zolang niet is aangetoond dat de belijdenisgeschriften op een bepaald punt met het Schriftgetuigenis in strijd zijn, is het juist de uitdrukking Schrift en belijdenis te bezigen. Daarmee is ook de juiste plaats van de belijdenis aangegeven: na de Schrift maar in nauwe gebondenheid daaraan. De belijdenis is aan de Schrift gebonden en daarom is de kerk aan haar belijdenis gebonden. De Kerk heeft te leren in overeenstemming met die belijdenis. Let wel, de mogelijkheid van gravamina blijft onbetwist. De belijdenis is de Schrift niet. Ze wil alleen maar naar de Schrift verwijzen en in compacte zin de hoofdmomenten van het Schriftgetuigenis verwoorden. Het opstellen van een belijdenis is bovendien werk van mensen, al dient daarbij niet uit het oog te worden verloren de leiding van de Heilige Geest in de kerk der eeuwen, waardoor de Kerk in alle waarheid wordt geleid. Maar het betekent dat een belijdenis niet canoniek is in die zin, dat ze geïnspireerd is als eenmaal de Schrift zelf. De belijdenis geeft ook niet het hele Schriftgetuigenis weer. Hoe zou het kunnen? Er zijn vele zaken waarover de belijdenis niet spreekt, terwijl ze toch wel in de Schrift voorkomen. Er ligt in elke belijdenis altijd iets van een confrontatie met eigentijdse dwalingen. Dat geeft aan elk belijdenisgeschrift een bepaalde spits. Daarom, de mogelijkheid van uitbreiding van de belijdenis is er in principe, zoals ook de mogelijkheid tot gravamina er is. Maar, zoals de belijdenis zélf Schriftgebonden wil zijn, zo dient dat ook het geval te zijn met een uitbreiding van de belijdenis of een gravamen. Want één ding is duidelijk, onze gereformeerde belijdenisgeschriften bedoelen zeer nauwgezet de Schrift na te spreken. Begint de band aan de belijdenis dan ook te knellen, zoals dat momenteel in verschillende sectoren van het gereformeerd protestantisme het geval is, dan is er alle reden te veronderstellen dat toch wel eens het hele Schriftgetuigenis in het geding zou kunnen zijn. Er moge dan geen 'is-gelijk' teken staan tussen Schrift en belijdenis, de belijdenis wil wèl in alle opzichten Schriftgebonden zijn en de normen alléén aan de Schrift ontlenen. Te vrezen is dat in onze tijd de normen zozeer óók aan de tijd ontleend worden, dat de band aan de belijdenis wel móet gaan knellen.

De inhoudelijke kant

Wat ten diepste in het geding is in de huidige discussies, die over de belijdenis worden gevoerd, — te denken valt bij voorbeeld aan de discussies op de Geref. Synode die onlangs gehouden is — is de religie van de belijdenis. Prof. Severijn placht deze uitdrukking, 'religie van de belijdenis', graag te bezigen. Wanneer het gaat over de religie van de belijdenis wordt de zaak namelijk uit het formele vlak gehaald en bezien naar de diepere inhoud. Wanneer je over de religie van de belijdenis spreekt is dat als met het luisteren naar een muziekstuk. Je hoort de afzonderlijke tonen. Maar toch ook weer niet, of niet alléén die afzonderlijke tonen. De tonen samen zorgen voor een harmonisch geheel. Het stuk komt als geheel tot je en spreekt je als zodanig aan. Zo is het ook met de belijdenisgeschriften. In de belijdenisgeschriften klopt het geloof van de eeuwen. Het komt tot je als een harmonisch geheel. Je herkent er het grondpatroon van de Schrift in. Je herkent in elk stuk het wezenlijke van het geloof van de eeuwen. Het komt tot je als een harmonisch geheel. Je herkent er het grondpatroon van de Schrift in. Je herkent in elk stuk het wezenlijke van het geloof. Het spreekt aan. Het brengt onder woorden de kerk van de religie, van de bijbelse religie, onvermengd en onverdund. Daarom kun je de belijdenisgeschriften ook ondertekenen, omdat er geen tegenstelling is tussen wat hier beleden wordt en wat de gemeente, als het goed is, vanuit de Schrift gelooft met hoofd en hart.

Het eerste belangrijkste Lutherse belijdenisgeschrift. De Augsburgse Confessie werd door Calvijn ondertekend. Hij was niet bij de opstelling betrokken geweest. Een belijdenis, waaraan hij zelf meegewerkt zou hebben, zou misschien andere punten genoemd hebben en bepaalde punten niet genoemd hebben. Maar hij herkende in de Augsburgse Confessie de religie die erin verwoord werd. Daarom, je kunt je binden aan een belijdenis omdat je je verbonden weet met de religie ervan. Bij alle discussies, die momenteel over de binding aan de belijdenis gevoerd worden, kan ik me niet aan de indruk onttrekken, dat velen hun religie niet meer in de belijdenisgeschriften vertolkt weten. Ze hebben een andere religie. Wat in de belijdenis gezegd wordt zijn vreemde klanken geworden. Het zijn geen doorleefde zaken meer. De beslissingen rondom aanvaarding van de belijdenisgeschriften vallen dan ook meestal rondom de vraag of de belijdenis de mensen van onze tijd nog aanspreekt. Maar daarachter ligt het punt dat de belijdenis hen, die die vraag stellen, zélf niet meer aanspreekt. De jeugd wordt nogal eens ten tonele gevoerd om aan te geven dat je met de belijdenisgeschriften in onze tijd nergens meer behoeft te komen. Prof. dr. Augustijn merkte op de laatstgehouden synode van de Gereformeerde Kerken op dat hem in een grote straal rondom Amsterdam, waar hij 's zondags preekte, in geen kerkeraad ook maar enige belangstelling gebleken was voor de kwestie van de belijdenis. Daar vallen dan dus kennelijk de beslissingen, bij de vraag of er nog belangstelling voor is of niet. In de eerste plaats zou je je echter kunnen afvragen of prof. Augustijn zelf deze belangstelling aanwakkert, in zijn theologische geschriften met name, of dat hij zelf al lang op een ander spoor rijdt en daar door die belangstelling afremt. In de tweede plaats is er alle reden om te vragen of de belangstelling, die er voor is, dan de norm voor het kerkelijk handelen inzake de belijdenis mag zijn. En in de derde plaats is er nog altijd het Schriftwoord dat ook hier van toepassing is: het volk gaat verloren omdat het geen kennis heeft. Er voltrekt zich hier een cirkelredenering. Men weet zich niet door de belijdenis aangesproken, omdat men geen kennis meer heeft en aan de religie van de belijdenis ontgroeid is. Anderzijds, men neemt er geen kennis van, men vermeerdert de kennis niet, omdat men zich er niet meer door aangesproken weet. In een boekje van dr. J. Stellingwerff — de bibliothecaris van de V.U. — las ik onlangs dat aan de V.U. velen, ook van de wetenschappelijke staf, ten enenmale onbekend zijn met de inhoud van de belijdenisgeschriften. Zo is te vrezen dat velen in de reformatorische kerken steeds verder vervreemden van het geestelijk erfgoed, dat in de belijdenis ligt opgetast.

In dit verband nog één ding. Men wil zich vaak van de 'knellende band' van de belijdenis ontdoen, omdat men zich alleen gebonden wil weten aan het evangelie. Alsof dit tegenstellingen zijn. In de belijdenisgeschriften klopt het hart van het evangelie. Wanneer in de geloofsbelijdenis gesproken wordt over de erfzonde, de verkiezing, het werk van Christus, de rechtvaardiging, de heiliging, het laatste oordeel, dan is het Woord aan het woord. Als deze zaken echter in de prediking niet meer doorkomen, als van hieruit niet meer wordt getheologiseerd, dan zal de levende kennis hiervan verdwijnen. En dan wordt met de uitdrukking, dat men alleen aan het evangelie gebonden wil zijn, een valse tegenstelling geschapen. Misschien bedoelt men dan toch ten diepste een ander evangelie dan de belijdenis op het oog heeft. Daarom nogmaals, te vrezen is dat devaluatie van het Schriftgeloof de diepere ondergrond is van de huidige discussies over de belijdenis. De religie van de belijdenis is vervangen door een andere religie.

Gestold confessionalisme

Er is ook nog een andere kant, die in verband met de belijdenis de aandacht vraagt. Enerzijds kan men elke binding aan de belijdenis afwijzen omdat men vreemd is aan de religie ervan. Anderzijds kan de uitdrukking 'Schrift en belijdenis' ook stollen tot een idee, waarin de levende betrokkenheid op de religie van het belijden al evenzeer ontbreekt. De uitdrukking 'Schrift en belijdenis' kan ook een slogan worden om anderen te bestrijden, terwijl we zelf ook niet raken aan de diepere inhoud. Laten We die gevaren ook eerlijk onderkennen. Onder het vaandel van 'Schrift en belijdenis' kan ook veel onkunde huizen, om dan nog maar te zwijgen over het gebrek aan innerlijke doorleving van de geloofsschat, die in het belijden ligt opgetast. En wanneer de levende betrokkenheid eruit is dan zitten we midden in het confessionalisme. Dan is de tinteling van de religie eruit. Dat gevaar van confessionalisme is er naar twee kanten. Enerzijds naar de kant van de gemeente, waar 'Schrift en belijdenis' een uitdrukking kan worden zonder meer, terwijl de levende relatie ontbreekt. Anderzijds, naar de kant van de theologie, waar de dogmatische bezinning niet in evenwicht wordt gehouden door de doordenking van het werk van de Heilige Geest in alle verbanden, waarin deze Geest wil werken. Dan komt er de verkilling. Dan gaat het intellectualisme overheersen. Dat gevaar dient uitdrukkelijk te worden onderkend. De geschiedenis van de kerk leert het dat hier in niet geringe mate slachtoffers zijn gevallen. Wat ik hier dan ook maar zeggen wil is, dat we als Gereformeerde Gezindte ook onszelf in het blikveld moeten hebben als het gaat om de vraag of en hoe de belijdenis in de kerk functioneert, zowel in de gemeente als in de theologische doordenking. Wordt de uitdrukking 'Schrift en belijdenis' onder ons gebruikt in de religieuze zin van het Woord? Zit er muziek in? We hebben geen reden de situatie rooskleuriger voor te stellen dan ze is. Ik heb de laatste tijd nog eens een en ander doorgelezen van wat de laatste voorzitters van de Geref. Bond in dit opzicht hebben gezegd. Enkele zinsneden van hen wil ik hier doorgeven.

Prof. dr. J. Severijn schreef: 'Het gaat om de waarachtigheid van ons geloof. Om de vraag of wij met onze gereformeerde belijdenis verwerpelijk zullen worden bevonden en een overleefd dogma huldigen, dan wel, of wij de waarheid omhelzen. Zij het ook, dat wij dien schat in aarden vaten dragen. Leergeloof, zoo werpt men ons tegen. Dood confessionalisme. Laat ons dan toonen, dat het leven, waaruit de belijdenis is gesproten, door Gods genade nog niet verstorven is. Uit geloof tot geloof.' (In 'Bevestig dat', pag. 19.)

Ds. G. Boer schreef in een propagandaboekje van de Geref. Bond: 'Het is mogelijk dat men al maar roept: handhaving er belijdenis, maar innerlijlr vreemd is aan het leven van de belijdenis. Dat is erg. Daarover oordeelt in laatste instantie niet de Kerk, maar God. Het is ook mogelijk, dat men van de hemelse leer afwijkt, zonder gravamen gegrond op Gods Woord, en in leer en leven steeds verder afglijdt van het vaste fundament. Dat is de haeresie, dat is de secte, dat is de ketterij, waardoor zelfs een kerk in haar tegendeel verandert. God beware onze Herv. Kerk daarvoor.'

En ds. W. L. Tukker schreef: 'Al te lang werd de kerk onthouden de kennis van en het onderricht in deze geschriften, die dan toch uitdrukken, wat wij geloven en hoe wij geloven. Er is ook in onze gemeenten, zelfs in de beste, geen enkele oorzaak tot roem. Er is geen reden om onze gemeenten te verheffen boven andersgezinde gemeenten, al moet toegegeven, dat zo hier en daar wel meer kennis van de Confessie leeft dan bij anderen. Wat wij tot roem van Gods genade dankbaar kunnen constateren, dat is dit, dat over het geheel van de kerk de gemeenten direct positief reageren, zodra men de klanken van de belijdenis hoort, zelfs van die belijdenisgeschriften, die het minst bekend zijn. Daar leeft dan toch diep bij ons volk iets van dat Gereformeerde geloof, dat door de eeuwen heen in de. ziel van dit volk bezonken ligt. Dat geeft ons een kans en een roeping t.a.v. dit volk.' (In 'Geestelijk leven naar de belijdenis', p. 10).

Tenslotte nog dit. We staan als reformatorische kerken diep in de schuld als het gaat over de vraag of geleefd en geleerd wordt naar de belijdenis. Er is de openlijke afwijzing van de belijdenis, omdat men de religie ervan niet meer verstaat. Er is ook formele aanvaarding van de belijdenis, strijden vóór de belijdenis, terwijl al evenzeer de religie ervan uit het oog verloren wordt.

En dan, stel dat we als Gereformeerde Gezindte momenteel het gezicht van de kerk zouden bepalen. Zou dan de religie van de belijdenis het samenbindende element zijn? Of zouden we elkaar, ondanks dezelfde belijdenis, toch ten diepste niet verstaan en elkaar zelfs bestrijden?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Om de religie van de belijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's