Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De maaltijd des Heren, door dr. G. P. Hartveld en dr. P. A. van Leeuwen, Uitg. W. D. Meinema N.V. Delft. Prijs ƒ 6, 90.

Dit boekje is een weergave van gesprekken over eucharistie en avondmaal. De auteurs, resp. hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen en aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen, hebben in een aantal zondagavondlezingen voor de NCRV gesproken over het avondmaal des Heeren en alzo een bijdrage geboden tot de discussie over de vragen, die op dit terrein nog steeds leven. De tekst van deze lezingen vinden we hier gebundeld. Na de wederzijdse dooperkenning en de gemeenschappelijke verklaring van een aantal kerken over het gemengde huwelijk, bleef de vraag open naar de wederzijdse gemeenschap in eucharistie en avondmaal. Dit is een verderstrekkende en veel meer beslissende zaak. Het doel dat de schrijvers voor ogen hebben is voorlopig de toelating en uitnodiging van leden van andere kerken tot de eigen viering van avondmaal en eucharistie.

J. V.

Prof. Hartveld zegt: er kunnen vragen gesteld worden vanuit een waarachtige bekommernis over de toekomst van de kerk, gezien het functieverlies waar deze onder lijdt in onze moderne samenleving.. De vraag komt: kunnen wij het avondmaal nog wel operationeel maken, met het oog op deze wereld? Is het niet teveel verinnerlijkt? Prof. Van Leeuwen (constateert voor zijn kerk): dat waar de eucharistie ook duidelijk te maken heeft met het concrete leven en met de huidige wereld, er een ruime en bewuste deelname is. Ook daar, waar de maaltijd van de Heer gelovigen van verschillende kerken bijéén brengt en zo een waarachtig sacrament van verbondenheid wordt, een hoopvol teken van eenheid, gaat er een bijzondere aantrekkingskracht van uit' (blz. 22). Nu rijst de vraag: Vindt hier geen accentverlegging plaats van het theocentrische naar het anthropocentrische? Ligt het gevaar niet voor de hand de onderlinge gemeenschap veel belangrijker te achten, dan de gemeenschap met de (voor onze zonden) gekruisigde Christus? Prof. Van Leeuwen merkt op: wij, katholieken, hebben nu geleerd over de aanwezigheid van de Heer bij ons wat meer genuanceerd te denken en te spreken dan we vroeger veelal deden. Toch moet prof. Harteveld er op wijzen, dat er iets tweeslachtigs in de R.K. kerk is. Enerzijds de Nieuwe Katechismus, anderzijds de encycliek van paus Paulus VI over de leer en verering van de heilige eucharistie. In deze encycliek heeft de paus het onverkort opgenomen voor de transsubstantiatie, de wezensverandering in brood en wijn in het lichaam en bloed des Heeren. En over offer gesproken, er staat toch maar in de encycliek (Mysterium Fidei) 'dat de Heer Zich op onbloedige wijze in het offer van de mis offert enz. Er zitten grote spanningen tussen de Nieuwe Katechismus en de pauselijke uitspraken, die de officiële leer van de R.K. kerk handhaaft.

Verder wijst prof. Hartveld er op, dat één der zwaartepunten (in de discussie tussen Rome en de Reformatie) is komen te liggen in de beschouwingen over het ambt. Hij spreekt hier van éénrichtingsverkeer. De katholieke gelovigen mogen de sacramenten niet ontvangen van een bedienaar, die het sacrament van het priesterschap niet geldig heeft ontvangen. Van Leeuwen merkt op, dat er toch wel vernieuwingen hebben plaats gevonden: het invoeren van de landstaal, het altaar hier en daar omgedraaid naar het volk, meer in de vorm van een tafel enz. Toch wil hij blijven vasthouden aan het offerkarakter van de eucharistie en heeft hij het met de leer van de transsubstantiatie niet zo moeilijk. Hij zegt (blz. 48): 'In de vernieuwing van de eucharistieviering in de katholieke kerk mag geen tegenstelling gezien worden tussen het nu gegroeide of groeiende èn het vroeger bestaande. Het gaat veeleer om een practische vernieuwing en om theologische accentverschuivingen'. Als ik het goed zie handhaaft Van Leeuwen (theologisch) toch Trente.

Aan de andere kant ontdek ik, dat Hartvelt enige afstand neemt van Calvijn. Hij kan zich in diens opvattingen niet helemaal thuis gevoelen. Dat eten 'met de geest door het geloof' ligt hem zwaar op de maag. Hartvelt wil op een andere wijze over het avondmaal spreken. 'Brood en wijn zijn tekenen van iets. In de omgang met elkaar zijn tekenen een wijze van zelfmededeling. Een jongen, die aan zijn meisje bloemen geeft komt er zelf ook in mee, maar dan niet om van haar te profiteren, maar om hef te zeggen met... bloemen! Zo (zegt Hartvelt) geeft Jezus Christus mèt brood en wijn. Zichzelf aan ons.

Omdat men aanvoelde, dat men tot nog toe op twee sporen liep, komt dan vanaf hoofdstuk 8: 'Eten met elkaar en met de Heer'. Letten we op de volgorde! Gevaarlijk vind ik-de uitdrukking: wij eten met de Heer door met elkaar te eten. Je kunt pas aan de Heer toekomen als je aan elkaar bent toegekomen (blz. 59). Hartvelt is maar zo bang voor 'verinnerlijking'. En daarom is mijn vraag: waar gaat het in het avondmaal in de éérste plaats om? Ik krijg de indruk, dat Van Leeuwen een zwaarder accent op de verzoening met God legt dan Hartvelt. Hij zegt: Ik moet goed weten wat ik met verzoening bedoel. Daarom citeert hij 2 Kor. 5. Toch zijn er bij beide schrijvers duidelijke tendenzen naar algemene verzoening. Is het waar, dat in de kerk (exemplarisch) zichbaar wordt wat God bedoelt met héél de wereld? (blz. 62 en 88). Wor­den toch allen zalig? Gaat het in de avondmaalsviering om een afbeelding van de verbroedering van alle mensen? 'Heeft daarom Hartvelt zo'n bezwaar tegen het 'sursum corda' (de harten omhoog!) van het klassieke avondmaalsformulier? Moet daarom het 'opheffen van het hart naar de hemel' er uit? Moet alléén maar gezegd worden: 'het heil is handtastelijk geworden in het eten en drinken? ' Nu begrijp ik zijn bezwaar tegen Calvijns avondmaalsleer (eten en drinken met de mond des geloofs). Toch geloof ik, dat Calvijn het béter begrepen heeft, nl. dat het vóór alles gaat om een geestelijke gemeenschap met Christus.

In het slothoofdstuk 'Intercommunie en ambtserkenning' komt men tot een afronding van het gesprek. Dan komen tegelijk pas goed de moeilijkheden voor de dag. Men ziet de grote hinderpalen van een intercommunie. Ieder R.K. gelovige staat onder de paus, op z'n minst dan als teken van éénheid van het héle college van bisschoppen. Zó alleen kan hij de oecumene zien. Vandaar dat Van Leeuwen nu gaat zeggen, dat de plaatselijke kerken voor de opdracht staan om op eigen wijze vorm te geven aan wat dat is: kerk van Christus te zijn in een bepaald land, een bepaalde situatie. Toch ziet men van weerskanten de moeilijkheid van een intercommunie. Men geeft toe dat aan beide kanten daar weinig voor gevoeld zal worden. Wél (zegt Hartvelt) is het zaak om een klimaat te scheppen waarbinnen een ontwikkeling mogelijk wordt. Een ontwikkeling waarbij de kerken een vrij lange adem moeten hebben, ook de koplopers. Volgens beide schrijvers zal die adem toch opgebracht dienen te worden, omdat 'het leven der wereld' op het spel staat. Hartvelt: Het gaat om het geloofwaardig maken van de boodschap lan Jezus Christus, die uit is op verzoening ( blz. 89). Volgens Van Leeuwen moet de intercommunie wel een juiste inzet en motivatie krijgen. Het moet geen fusie worden, die we aan de lopende band in het bedrijfsleven zien.

Het hete hangijzer aan het slot is dan de ambtserkenning, want volgens het het Vaticaanse Concilie mogen protestanten wèl deelnemen aan eucharistievieringen maar omgekeerd niét. Dit omdat het ambt in de protestantse kerken niet is aanvaard. In Amerika zijn de Lutheranen bereid om het ambt in de R.K. Kerk te aanvaarden en dus ook de viering van de eucharistie. Daartegenover kunnen de katholieken alleen maar er op aandringen, dat het ambt in de Lutherse kerken erkend wordt. Ik zie het er nog niet van komen. Van Leeuwen hoopt toch, dat het gesprek over het ambt eens goed op gang komt, omdat volgens hem het N.T. geen vast patroon hiervoor geeft. Hartvelt zegt, 'dat dan nog een moeilijkheid blijft omdat het instituut van de paus buiten enige discussie staat'. Dan zou de R.K. kerk vanuit de H. Schrift zichzelf ter discussie moeten stellen, inclusief de rol van de paus. Concreet: welke bewegingsvrijheid heeft de Nederlandse Kerkprovincie? Over de ontwikkeling daarvan durft Van Leeuwen geen voorspelling te doen. De vraag blijft: wordt elke Rooms katholiek (in z'n vooruitstrevendheid) niet geblokkeerd door de theologie van zijn kerk? En moeten we, als protestanten, ook niet geducht oppassen voor een nivellering van de kern van het Evangelie, ook in de avondmaalsviering? De eenheid mag er nooit alleen terwille van de mensen komen. Sociologische ondergronden en achtergronden mogen nooit de doorslag geven. Het gaat primair om de gemeenschap met de Christus der Schriften, Die nu in de hemel woont en van daar ook verwacht wordt.

 

T. Mateboer: Willemien uit de Drechtsteeg; Uitgave J. P. van den Tol, Dordrecht; 236 pa­gina's; ƒ 9, 90.
Een boek waarin de bewogen levensloop wordt verteld van Willemien Bos, opgegroeid in Gellemuun, later geëmigreerd naar Gronau in Duitsland, teruggekomen naar Noord-Holland waar de oorlogsjaren werden doorgebracht en tenslotte geëmigreerd naar Canada. Uit het feit dat dit boek door Willemien is opgedragen aan haar kinderen mag worden geconcludeerd dat het hier een echt levensverhaal betreft in roman-vorm. Wel een indrukwekkend levensverhaal, met veel wederwaardigheden en doornen op de levensweg. Binnen enkele dagen maaide de dood vier kinderen uit het ouderlijk gezin weg. Maar door alles heen ligt in dit boek een draad van Godsvrucht, en een trek van 'door-lijdengelouterd-zijn'. Verder confronteert dit boek de lezer ook met een stuk pastoraat rondom het avondmaal dat in die vorm niet in elke kring zal voorkomen of bekend zal zijn, namelijk waar het een sterke geestelijke dictatuur van ambtsdragers betreft, die op een bepaald moment leidt tot zelfmoord van iemand die voor het eerst ten avondmaal ging. Dat is aangrijpend en ernstig genoeg. Een boek dat intussen gekenmerkt wordt door een diepe levensernst, waarin meespelen vragen rondom de toeëigening des heils, die in dit boek dan weliswaar niet uitputtend worden behandeld, maar die wel zeer wezenlijk zijn.

J. van der Graaf.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 januari 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's