Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De algemene genade (slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De algemene genade (slot)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorige artikel hebfeen wij gezien, dat wij het woord aanbod van genade kritisch dienen te beschouwen. Het is het beste, dat wij deze uitdrukking samenvoegen met het woord voorstellen. De genade wordt ons voorgesteld en aangeboden... en het is de eis des Heeren, dat wij het ons gepredikte heil aannemen. Heden dan indien gij Zijn stem hoort. In Deutronomium 30 komt het woord voorstellen voor. Mozes neemt afscheid van het volk Israël. Hij gaat de heerlijkheid binnen. En dan zegt hij in Deutronomium 30 vers 15: 'Ziet, ik heb u heden voorgesteld het leven, en het goede, en den dood, en het kwade.' Hij stelt hen voor, hij laat hen weten, hij maakt hen bekend dat er twee wegen zijn. Dit woord is echter geen voorwerpelijke proclamatie. Het mag niet buiten de mens blijven. Het moet doordringen diep in ons hart. Want in het begin van vers 16 staat: Want ik gebied u heden de Heere, uw God lief te hebben. Wat hen wordt bekend gemaakt is tevens een eis, een bevel van de Heere.

En in vers 19 dringt hij zeer sterk aan: 'Kiest dan het leven opdat gij leeft, gij en uw zaad.'

Mij dunkt, dat alleen al door deze woorden uit de Bijbel een bepaalde wijze van prediking veroordeeld is. In sommige kringen wordt gezegd: De dienaar des Woords mag het Evangelie alleen maar brengen aan de bekeerden.

Vaak ontbreekt zelfs dit. De prediking beperkt zich dan tot de beschrijving van de bevindingen van Gods volk. Zulk een louter beschrijvende prediking is in de grond der zaak zeer voorwerpelijk. Tot het volk des Heeren wordt gezegd: 'Wat bent u toch gelukkig.' En dan heel aan het slot worden een paar woorden gewijd aan degenen die buiten staan. U leeft nog, zo wordt gezegd tot de onbekeerden. Het kan nog.

De grote fout van deze prediking is dat zij cirkelt om de mens; om de mens die deelt in het heil. Om de mensen, die onbekend zijn met het goede van Gods kinderen. Ds. I. Kievit heeft ons steeds geleerd dat wij predikers Gods dienen te zijn. God is machtig, vol ontferming. Zo mogen wij dan aan hen, die het heil des Heeren niet kennen, prediken, dat de Heere machtig en gewillig is het hen te geven. En Gods kinderen worden opgewekt tot verwondering over de rijke gave in de Zoon van Zijn liefde geschonken.

Mozes heeft zich aan genoemde eenzijdigheid niet schuldig gemaakt. Hij heeft het er eerst over, dat hij hen het leven en het goede heeft voorgesteld, dan heeft hij het over de dood en het kwade. De besten van onze gereformeerde theologen hebben dit verstaan. Mag ik u nog eens een citaat geven uit het werk De kennis der zaligheid, dat al eerder is genoemd. In dit boek geven E. Erskine, R. Erskine en J. Fisher een toelichting op de Kleine Katechismus van Westminster. Op blz. 161 wordt de vraag gesteld: Aan wie werd deze belofte van het eeuwige leven gegeven? Dan wordt geantwoord: In de eerste plaats aan Christus en zo in de tweede plaats in en door Hem aan de uitverkorenen, zoals blijkt uit Tit. 1 : 2, vgl. met 1 Joh. 2 : 25.'

Aan wie worden de beloften van het verbond voorgesteld? (let op het woord voorgesteld? J. G. A.) Antwoord: Aan allen, die het Evangelie horen, met hun zaad. Hand. 2:39: komt de belofte toe en uw kinderen'.

Calvijn zegt bij de verklaring van Hebr. 2:3, waar de vraag wordt gesteld hoe wij zullen ontvlieden indien wij op zo'n grote zaligheid geen acht geven: God wil hebben dat wij zijne gaven achten zullen naar hunne grootheid. Hoe kostelijker zij dan zijn, zoveel te schandelijker is onze ondankbaarheid worden ze van ons op behoorlijke wijze niet geprezen.'

Het is wel zeer merkwaardig, dat Calvijn in dit verband spreekt van de aanbieding van het heil. Daarom is het gevaarlijk als wij iemand onmiddelijk als een dwaalleraar beschouwen omdat hij dit woord gebruikt. Het mag zeker van de Erskines niet worden gezegd dat zij remonstrants waren in hun prediking. Ook hier geldt het woord: Gij zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste.

Toch is het het beste om de uitdrukking voorstelling en aanbieding naast elkaar te zetten. In het tweede hoofdstuk van de Dordtse Leerregels, waarin gehandeld wordt over de dood van Christus en de verlossing der mensen door Hem, lezen wij in paragraaf 5: 'Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, welke belofte alle volken en mensen, tot welke God naar zijn welbehagen zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.'

In hoofdstuk 3 en 4, dat spreekt van des mensen verdorvenheid en bekering tot God luidt het begin van paragraaf 14 als volgt: 'Zo is dan het geloof een gave Gods, niet omdat het aan de vrije wil des mensen van God wordt aangeboden ...'

Hier hebben we dan de uitdrukking aanbieding weer, al is de betekenis dan ook anders dan wij in sommige delen van de belijdenis hebben gezien. Maar de hervormers en de belijdenis gebruikten deze uitdrukking niet vrijblijvend. God biedt het heil aan, stelt het heil voor en Hij beveelt de mens dat hij zich bekeert en leeft. Misschien kunnen wij de uitdrukking aanbieden en voorstellen het best samenvatten in het ene woord prediken.

Predikt het Evangelie alle creaturen. De prediker mag niet doen als de notaris, die een testament voorleest. De een hoort, dat hij er in staat. Hij heeft geluk. De ander, dat hij er buiten staat. Hij heeft pech gehad, maar kan er echt niets aan doen. De Heere eist dat we ons voor Hem verootmoedigen en ons diep in het stof bui­gen, zodat onze heerlijkheid te schande worde en wij alleen heerlijkheid zien in het Lam dat geslacht is en nu zit aan de rechterhand van zijn Vader.

Wij hebben in dit slotartikel enige kritische opmerkingen gemaakt over de algemeenheid van het aanbod. Die algemeenheid bestaat niet, hoewel het de wil des Heeren is dat wij het Evangelie overal prediken. Wij hebben gezegd, dat wij de term aanbod der genade zeer voorzichtig moeten gebruiken. Dit woord rekent te weinig met de majesteit des Heeren. Nu blijft er nog over dat we nog enkele opmerkingen maken over het bijvoeglijk naamwoord welmenend. Er wordt gesproken over het welmenend aanbod der genade. Dat is juist gezegd. God meent het als Hij tot ons komt met de prediking van Zijn heil. Het is serieus bedoeld als Hij zegt: Bekeert u en gelooft het Evangelie. In hoofdstuk 3 en 4 paragraaf 8 van de Dordtse Leerregels staat: 'Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Want God betoont ernstiglijk en waarachtiglijk in zijn Woord, wat Hem aangenaam is, namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven'. En in paragraaf 9 lezen wij dat de schuld dergenen, die niet komen en niet bekeerd worden, niet gelegen is in het Evangelie, noch in Christus, die door het Evangelie aangeboden wordt, noch in God die door het Evangelie roept, maar in degenen die geroepen worden. Het gaat niet aan te zeggen, dat de Heere bedrieglijk handelt.

De verwerving en de toepassing van de zaligheid is van het begin tot het einde Gods werk. Maar het is nodig, dat wij er op letten dat wij verantwoordelijk zijn voor de prediking zoals zij tot ons komt. Hoe weinig begrip hebben velen in de gemeente daarvan. Hoe vaak overkomt het de ouderling of de predikant niet, dat zij bij het bezoeken der leden van de gemeente de vraag stellen: Waarom komt u niet in de kerk? En dan komt het antwoord: Er is toch een uitverkiezing. Ben ik verkoren dan kom ik er toch wel. Wil de Heere mij niet, wat baat mij dan de kerkgang? Het is immers vrije genade. Als wij zo spreken hebben wij geen oog voor de verbanden waarin de Schrift het over de vrije genade heeft. We kunnen spreken over de vrije genade en ons aan de ergste ketterijen schuldig maken. Wie zo denkt en spreekt en preekt, leeft evenver van Schrift en belijdenis af als de remonstranten. Prof. Van Ruler heeft lang niet altijd ongelijk in zijn laatste pennevrucht. Wij kunnen ons gereformeerd noemen en er ernstige dwalingen op na houden.

In de hoop, dat deze en gene eens over deze dingen nadenkt, heb ik deze artikelen geschreven. Bedenk het wel: God roept ons. God meent het met ons. Hij werkt dat alles door Zijn Heilige Geest. De mens staat er buiten. Het is niet desgenen die wil noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods. Zovelen geloven er als er ten eeuwigen leven verordineerd zijn; en nochtans klinkt Gods stem: Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb in den dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels? ' Ezechiël 33 : 11.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De algemene genade (slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's