Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Problemen rond schepping en evolutie I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Problemen rond schepping en evolutie I

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al eerder hebben we in De Waarheidsyriend artikelen geplaatst over het onderwerp Schepping en Evolutie. Ons werd nu ter plaatsing aangeboden een studie over dit onderwerp van de hand van de heer J. Slot, die van 1964 tot 1971 leraar biologie was aan een Chr. Middelbare school in Rotterdam en thans als zodanig verbonden is aan de Chr. Paedagogische Akademie te Ede. Gezien de vele vragen die vooral bij vele jongeren telkens weer over dit thema rijzen vanuit de lessen die ze op de scholen krijgen, willen we aan deze studie, die zich uitsluitend op de bfologische aspecten richt graag ruimte vrijmaken. Voor diegenen die aan de heer Slot nog vragen willen richten over dit onderwerp geven we zijn adres: J. Slot, Rembrandtlaan 10, Doorn.De Redactie

Bij de huidige stand van de wetenschap lijkt het wel of het scheppingsverhaal uit Genesis 1—2 en de feiten, die de natuurwetenschappen ontdekt hebben, elkaar steeds meer gaan tegenspreken. De schepping van de mens door God is in strijd met de feiten, die ons door de biologie worden verstrekt. Alles wijst op evolutie, waarbij de mens niet meer kan worden uitgesloten. Is deze gedachtengang echter wel juist? Zijn de feiten wel in tegenspraak met Gods Woord?

Natuurlijk mogen wij de feiten omtrent gevonden fossielen niet loochenen, maar de hieruit getrokken conclusies willen wij wel discutabel stellen.

Het is niet te ontkennen, dat de natuurwetenschappen de laatste jaren veel nieuwe gegevens aan het licht hebben gebracht, waardoor onze horizon omtrent de geschiedenis van het leven aanmerkelijk is verruimd. We hebben daarbij speciaal het oog op de biochemie (scheikunde van het levende wezen), de genetica (erfelijkheidsleer) en de palaeaontologie (de wetenschap, die de fossielen bestudeert).

We mogen alleen maar dankbaar zijn, dat de mens al zover heeft mogen doordringen in de wonderen van Gods schepping. Maar dan komt het gevaar, dat we God alle macht willen gaan ontzeggen of Hem alleen nog de leiding in de evolutie willen toekennen in plaats van acht te geven op Zijn grote scheppingswerken.

Dit hangt ten nauwste samen met een veranderde exegese van Genesis 1—3, waarbij men twijfelt aan de historische juistheid van deze Bijbelgedeelten.

Nu ligt het niet op onze weg hiertegen argumenten aan te voeren vanuit de theologie, maar we zullen ons voornamelijk bezighouden met argumenten vanuit de biologie, om op deze wijze stelling te nemen tegen de evolutietheorie, zoals die ons heden ten dage door velen wordt voorgehouden.

Men betwijfelt de historiciteit van Genesis 1-2 en komt zo tot een aanvaarden van de evolutietheorie, zij het wel met enkele variaties op de gedachten van Darwin, omdat men deze theorie een christelijk tintje wil geven.

Om verschillende redenen is het van belang hierop dieper in te gaan, maar de belangrijkste reden voor mij is wel, dat de inzichten van de nieuwe theologie ook op vele Chr. Middelbare scholen geheel of gedeeltelijk worden gepropageerd. Ons Christelijk onderwijs wordt langzamerhand steeds meer ondermijnd door de schriftcritiek, de evolutietheorie en de nieuwe zeden.

Wanneer je als bioloog in de hogere klassen de problemen omtrent schepping of evolutie gaat behandelen, hebben vele leerlingen vanuit de godsdienstlessen zich al een bepaalde voorstelling gevormd, die m.i. volkomen in strijd is met Gods openbaring in Genesis 1.

De ’oude’ opvatting omtrent schepping door God van de mens buiten het dier om, wordt door velen van onze middelbare scholieren als 'onzin' gekwalificeerd. Genesis 1 moet anders worden gelezen, niet als een historische gebeurtenis, maar als een mythische inkleding van Gods scheppingsdaden.

Dit blijkt o.a. uit de toelichting op het rooster voor het dagelijks bijbellezen op een Chr. Middelbare school in Rotterdam. In deze toelichting op Genesis 1 : 14—25, staat het volgende te lezen: Het scheppingsverhaal is de belijdenis van het geloof in God als de Schepper van hemel en aarde, gegoten in de vorm van een mythische vertelling. Primair is de inhoud van het verhaal, het kerugma van de schepping, secundair is de vertelling zelf'. (kerugma = verkondiging).

De bedoeling van het scheppingsverhaal is om ons God als Schepper te doen kennen. In zoverre bestaat er geen verschil van mening. Maar dat het scheppingsverhaal is gegoten in de vorm van een mythische vertelling, moeten wij ten sterkste ontkennen.

Wij moeten Adam en Eva zonder meer als historische figuren beschouwen temeer daar blijkt, dat ook Christus hier niet aan getwijfeld heeft. Zie b.v. Mattheus 12 : 38—42 (Of is de geschiedenis van Jona ook geen historie meer? ). En Mattheus 19 : 4. Het zal wel duidelijk zijn, dat er 2 opvattingen zijn, die lijnrecht tegenover elkaar staan nl. Schepping en Evolutie.

Wel moet worden gezegd, dat er ook gezocht wordt naar een compromis tussen schepping en evolutie, maar m.i. moeten wij deze gedachte toch onder de noemer van het evolutionisme rangschikken.

We zullen in de eerste plaats nagaan, welke argumenten worden aangevoerd om de evolutie te bewijzen. We moeten hierbij wel één restrictie maken, want als we spreken over 'bewijzen' bedoelt ook de aanhanger van de evolutietheorie 'aannemelijk maken’.

Nog steeds geldt immers de evolutietheorie als een hypothese.

Volgens prof. Lever zou op het ogenblik 99, 5 pct. van de biologen zich op het standpunt der evolutie hebben gesteld. Zou dit percentage op waarheid berusten of is hier maar een slag naar geslagen? Zou nog maar 0, 5 pct. van de biologen onvoorwaardelijk willen vasthouden aan de directe schepping van Adam en Eva uit stof der aarde d.w.z. niet uit dierlijke voorouders maar wel opgebouwd uit dezelfde atomen als waaruit ook de aarde bestaat?

Zou deze evolutielijn dan lopen via eencellig dier — meercellig ongewerveld dier — vis — amfibie — reptiel — zoogdier — mens? Welke argumenten heeft men hiervoor?

Evolutie wil zeggen: ontwikkeling van het hogere uit het lagere. We zullen enkele argumenten naar voren brengen en eerst de gegevens noemen, die volgens velen voor evolutie pleiten. (Zie verslag van de conferentie over Evolutievraagstukken, gehouden op 5 en 6 oktober 1966, uitgaande van het Chr. Paedagogisch Studiecentrum) .

a. Het belangrijkste argument ten gunste van de evolutie-gedachte is gevonden bij het microscopisch onderzoek. Ieder levend wezen is opgebouwd uit cellen. In deze cellen komen bij alle planten en dieren dezelfde microstructuren voor.

Er bestaat dus een grote overeenkomst op vele belangrijke punten tussen alle levende wezens (zoals b.v. de bouw van de cel, de kern, bevruchting, overdrachtmechanisme van erfelijke eigenschappen enz.).

b. Een tweede argument vinden wij als we letten op de fossielen (resten van vroeger geleefd hebbende planten of dieren). In de aardlagen zien we succes sievelijk de vissen, amfibieën, (b.v. kikkers), reptielen (b.v. slangen en hagedissen), vogels en zoogdieren optreden.

Dit gaat gepaard met een hogere ontwikkeling van orgaanstelsels, (bloedvaatstelsels, geslachtsorganen enz.) en met een sterker op de voorgrond treden van de hersenen.

c. Veel soorten in de tegenwoordige flora en fauna zijn niet constant b.v. door het optreden van mutaties (sprongsgewijze erfelijke veranderingen). Deze mutaties zijn van belang in het selectie-proces.

Ook isolaties (soorten op eilanden b.v.) stimuleren sterk de soort-nieuwvorming.

d. Bij veel dieren zien we een overeenkomstige lichaamsbouw b.v. bij de poot van een walvis (functie: sturen), de voorpoot van een mol (functie: graven), de vleugel van een vogel en de voorpoot van een vleermuis (functie: vliegen).

Overeenkomsten vinden wij tevens in de ontwikkeling voor de geboorte bij vele dieren.

Men wil hierin liever niet een gemeenschappelijk scheppingsplan zien, maar eerder een verwantschap, hetgeen verklaard moet worden door evolutie.

Zodoende komt men tot de conclusie 'dat alle organismen eenzelfde levensmechanisme vertonen en dus fundamenteel veel meer identiek zijn dan men oppervlakkig bezien zou vermoeden; dat de fossielen ons een successievelijkheid laten zien met duidelijke afstammingsstukken, terwijl op zijn minst reeds verscheidene processen, die het evolutiegebeuren beheersen, bekend zijn.'

Het zal duidelijk zijn, dat velen van de middelbare scholieren bij de bespreking van deze gegevens tijdens de biologie-les voor deze argumenten ontvankelijk zijn. Zullen wij dan ook maar niet zwichten en ons gewonnen geven voor de evolutietheorie en de 'nieuwe' exegese van Genesis 1 door de moderne theologie?

Geen enkel argument, dat hierboven genoemd is kan echter de evolutie bewijzen. Maar we zullen dan wel iets dieper op deze gegevens moeten ingaan om gefundeerd uiting te kunnen geven aan onze afkeer t.a.v. de evolutietheorie.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Problemen rond schepping en evolutie I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's