Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De troost van een synodale brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De troost van een synodale brief

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

’En zij, die gelezen hebbende, verblijdden zich over de vertroosting.' Handelingen 15 : 31

Misschien kan men, metend met onze maatstaven, de kerkvergadering in Jeruzalem, geen 'synode' noemen. Men spreekt gewoonlijk over het 'Apostelconvent'. De vergadering had maar één agendapunt. Maar dat was dan ook van een enorm gewicht. Een delegatie uit de gemeente van Antiochië, waaronder Paulus en Barnabas, vroeg een apostolische uitspraak over de vraag, of een bekeerde heiden, een onbesnedene dus, zalig kon worden. In Antiochië was daarover een meningsverschil, dat de gemeente in tweeën dreigde te scheuren. Christenen van Farizese oorsprong achtten naast de doop ook de besnijdenis heilsnoodzakelijk.

Het gaat dus om het zendingswerk van Paulus en Barnabas. Zij hebben bekeerde heidenen gedoopt, maar niet besneden en zij houden de Joodse wetsregels van Mozes niet. Is dat juist? U moet bedenken, dat in het begin de gemeente van Christus volkomen Joods was. Alle twaalf apostelen waren Joden. De praktijk van de 'heidenchristelijke gemeenten' was hun geheel vreemd. Kon dat wel? Mocht zoiets?

Maar één agendapunt op die eerste 'synode' ... ja, maar er is heel wat in het geding: zal de Kerk Joods blijven, of een wereldkerk worden? Worden we zalig alleen door het geloof, zonder de werken der wet als tweede grond, of zijn de oude regels nog noodzakelijk? Zal de ene partij de eenheid zoeken met de andere partij, of komen er al meteen twee kerken: één van gelovigen uit de Joden, één van Christenen uit de heidenen?

Een belangrijke zaak: het gaat om de vrijheid in Christus, om de waarheid van het geloof alleen, om de eenheid der Kerk.

Met spanning werd in Antiochië op de uitspraak gewacht. En Gode zij dank, het slotcommuniqué van de vergadering is een troostrijke en herderlijke brief, die Paulus en Barnabas, versterkt met twee getuigen, Judas Barsabas en Silas, overbrengen naar Antiochië. De gemeente daar verblijdde zich over de vertroosting. Zij ondervonden de brief als een bemoedigend schrijven. Ik dacht om de volgende redenen.

Ten eerste: de apostelen handhaven onverkort de leer van de vrije genade. En het was Petrus, die daarvoor ter vergadering met kracht was opgekomen. Hij wees er op, dat God Zelf de kwestie al geregeld had en dat zij Hem slechts hadden te volgen! Hij, Petrus, was zelf, welbewust, door de Here Zelf naar de heiden Cornelius gezonden. Dat is geen mening van Petrus, maar een vaststaand feit. Petrus wijst krachtig van de hand de gedachte, opnieuw een 'juk' op de hals der (nieuwe) discipelen te leggen. 'Noch onze vaderen, noch wij hebben dat juk kunnen dragen!’

Petrus stelt vast het bankroet van het Jodendom. Geen wetsbetrachting, geen goede werken, kunnen het behoud bewerken. Wij hebben niets en kunnen bij God niets klaarmaken. Al doe je nog zo je best, zelfs met offers en besnijdenissen ... het heil is pure genade, gunst, vrijspraak om niet. 'Maar wij geloven door de genade van de Here Jezus Christus zalig te worden op zulke wijze als ook zij', de heidenen.

Zo kiest Petrus — historisch moment! — de zijde van Paulus. En allen stemmen toe en voelen de werking des Geestes, want Petrus gaf zijn mening niet, maar wees op de feiten, die worden aangevuld en gestaafd door Paulus en Barnabas met nieuwe feiten, met de 'magnalia dei': de grote daden Gods.

Antiochië verblijdt zich: geen wettisch juk. Hoe zou een mens dan immers ooit de Here kunnen behagen en vinden? Alleen genade, alleen geloof.

En toch: de 'synode' schrijft niettemin ook over 'enkele noodzakelijke dingen', die worden opgelegd. En die worden blijkbaar geen oorzaak voor een tempering van de vreugde in Antiochië.

Er wordt ook een appèl gedaan op de broederliefde van de tot geloof gekomen heiden. Hem wordt gevraagd, nee, niet zich te doen besnijden, maar wel enkele regels te onderhouden die het samenleven met de Joden mogelijk moeten maken: ze moeten zich onthouden van hetgeen de afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij’.

Dat is het tweede moment in het herderlijk schrijven, en dat is ter vergadering bepleit door Jakobus, de broeder van Christus, man van gezag in Jeruzalem. Jakobus tornt geen moment aan de leer der vrije genade, die Petrus zo krachtig had verdedigd. Hij haalt er zelf een Schriftbewijs voor aan, uit Amos, om Gods heil voor de heidenen te benadrukken. Ook Jakobus weet en zegt: wij mogen elkaar geen juk der wet meer opleggen. Het is volbracht. Christus heeft de wet vervuld.

Maar Jakobus is een wijze pastor, een herder der kudde van Christus. Hij wil de heidenen aanvaarden in hun geloof. Volledig. Maar toch: laten dezen op hun beurt geen onnodige ergernis geven aan de Joodse christenen. En daarvoor zijn een paar eenvoudige afspraken voldoende. Er zijn een paar gewoonten, waar een Jood van gruwt. Ach, laten de nieuwe Christenen uit andere volkeren daar dan in liefde mee rekenen. Het zijn maar een paar regels. Zij moeten zich onthouden van offervlees, bij de heidense tempels gekocht, in wezen aan de heidense goden gewijd. Daar gruwt een Jood van. Ook het eten van door verstikking omgebrachte dieren en het gebruik van bloed in het bereiden van maaltijden, acht een Jood, krachtens de wet van Mozes, ontoelaatbaar. Zij zouden dat zo moeilijk kunnen meemaken van hun broeders en zusters in het geloof. En dan ook: geen hoererij! Er staat: geen 'porneia'. De mannen in en om Griekenland onderhielden, naast hun huwelijksverhouding, gemakkelijk relaties met andere vrouwen. Dat was in zekere zin niets bijzonders. Nu, zegt Jakobus, daar moet men zich voortaan van onthouden. Dat kan en mag een Christen niet meer.

Over besnijdenis, over de wettische regels als heilsnoodzakelijk werk, spreekt deze apostel niet. Hij zoekt een liefdevol begrip van elkaar, een wil om elkaar te sparen, een ontzien van eikaars tradities, voor zover die het leven uft de vrije genade Gods niet bestrijden. Antiochië verblijdt zich over de 'synodale vertroosting'. Ze voelen het: zo wordt de vrijheid gehandhaafd, de waarheid gered, de eenheid bewaard.

’En zij, die (brief) gelezen hebbende, verblijdden zich over de vertroosting.' Vertroosting, want de boodschap van de vrije genade kwam helder door, en terecht: dit is het Evangelie Gods. Als wij behouden worden, is dat enkel gunst des Heren. Op een andere manier zal het nooit kunnen, maar zo wel. De neiging om zich door eigen werk en daad tot in de hemel op te werken zit er diep in. We treffen het al vroeg in de Kerk aan. Maar het apostolisch schrijven handhaaft Gods Waarheid.

Vertroosting, want er was een sterke afhankelijkheid van de Heilige Geest en de vaste overtuiging, in het spoor des Geestes te gaan. 'Het heeft de H. Geest en ons goedgedacht.’

Wij kunnen dat niet imiteren. Maar wij mogen het smeekgebed om de Heilige Geest wel verhevigen en verlevendigen! We letten veel te weinig op de Geest en bidden zo spaarzamelijk om Zijn leiding. Vertroosting, want de Heilige Schrift is het richtsnoer. De mening des Geestes is de taal van het Woord. Jakobus greep terug op Amos, op de Schriften. Velerlei kerkelijk vergaderen en spreken steekt hier bleek bij af. Het wemelt van meningen van prof. A. of ds. B. Maar het gaat om het geduldig naspeuren en nazeggen van wat het Wóórd ons predikt. De Bijbel onze gids, in huis en kerk.

Vertroosting, omdat de liefde wordt gezocht. De liefde spaart. 'Niet de kool en de geit, maar de broeder en de zuster in zijn of haar eigenaardigheden en zwakheden of tradities. Dat mogen jongeren en ouderen tegenover elkaar beoefenen. In de hoofdzaak, als het gaat om genade of zelf-doen, mogen we geen duimbreed wijken! Maar als het gaat om bijzaken, laten we elkaar dan aanvaarden en de ruimte geven. Laat ons iets leren van de herderlijke zorg van Jakobus.

Vertroosting, nogmaals, dat is toch de kern ervan, wat Petrus ter vergadering zei: 'Maar wij geloven door de genade van de Here Jezus Christus zalig te worden'. Telkens wordt hieraan afbreuk gedaan. Andere gronden worden erbij gezet, ervoor geschoven, wetten, regels, theologieën, bekeringsvoorschriften, programma's. Nee. Aan de genade hoeft een mens (hoe zou hij kunnen? !) niets toe te voegen. Daarvoor hoeft een mens alleen te buigen en te smeken, te krijgen en te vertrouwen. Twee kroongetuigen waren ter vergadering aanwezig: Petrus en Paulus.

Zij beiden weten het uit ondervinding, hoe verloren een mens in zichzelf is, hoe bang het is dat te ontdekken als schuld voor God, hoe heerlijk Gods genade redt en vrijspreekt.

Antiochië verblijdde zich over de vertroosting. Waar een synode (ook de onze!) de leer der vrije genade handhaaft, de onderlinge zorg en liefde beoefent in de eenheid van de Geest, daar verblijdt zich de gemeente. Daar komt God aan Zijn eer en wordt Zijn Kerk gebouwd.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1972

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De troost van een synodale brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1972

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's