Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus en de Geest VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus en de Geest VI

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een veelheid van opvattingen

In 2 Corinthe 3 : 17 lezen wij: De Here nu is de Geest, en waar de Geest des Heren is, is vrijheid.  Met name met betrekking tot de eerste helft van dit vers zijn er vele, zeer uiteenlopende verklaringen gegeven. Prof. Versteeg geeft van de verschillende visies op dit tekstwoord een uitvoerig overzicht, waarvan we in dit artikel slechts enkele punten kunnen aanstippen.

Zo zijn er geleerden geweest, die meenden dat de tekst niet goed overgeleverd was. Door een wijziging in de tekst, komt men dan tot een andere vertaling en verklaring. Echter de tekstgetuigen, het handschriftenmateriaal en de oude vertalingen geven hiertoe geen enkele aanleiding. Op deze wijze mag men de exegetische knoop dus niet doorhakken.

Rooms-katholieke geleerden hebben gemeend dat Paulus in dit vers bedoelde te zeggen: De Here Christus is de eigenlijke, geestelijke zin van de Schrift. Men beroept zich daartoe op vers 6: De letter doodt, maar de Geest maakt levend. Onder 'letter' zouden we de letterlijke of uitwendige betekenis van de Schrift hebben te verstaan, onder 'Geest' de geestelijke betekenis. Ook deze verklaring doet de tekst geen recht. Immers in vers 6 gaat het niet om tweeërlei Schriftzin, een letterlijke en een geestelijke, maar om de tegenstelling tussen oud en nieuw Verbond. Met 'Geest' is in vers 6 duidelijk bedoeld: De Geest van God. We mogen dus ook in vers 17a niet denken aan een of andere geestelijke betekenis. Paulus spreekt ook hier over Gods Geest. Bovendien wordt de aansluiting aan 17b dan toch wel bijzonder vreemd en gewrongen als het in 17a zou gaan om de geestelijke Schriftzin.

In de tijd van de kerkvaders was men van oordeel, dat Paulus in vers 17a een uitspraak doet over de godheid van de Heilige Geest. Het 'Here-zijn' van de Geest werd dan geïnterpreteerd als het bezitten van de goddelijkheid door de Geest. Maar wij gaan dan toch, tegen de tekst in, het onderwerp van de zin veranderen. Het onderwerp van de zin is: De Here. Wij mogen dus niet vertalen: De Geest is Here of God, maar wij moeten lezen: De Here nu is de Geest.

Daar komt nog bij dat we zowel in vers 16 als 17 het begrip Kurios, Here, christologisch moeten interpreteren.

Er zijn ook exegeten die van mening waren dat Paulus hier de Geest met Christus zou identificeren, in die zin dat de verhoogde Christus een soort Geest-substantie zou zijn, of dat de Geest een soort onpersoonlijke kracht zou zijn, eigen aan Christus. Echter men doet dan geen recht aan het lidwoord: Dé Geest. Paulus wil dus niet zeggen, dat Christus als Here 'geestelijk' is, maar dat Hij de Geest is.

Uit de laatste jaren noemen we de verklaring van Ingo Hermann. Deze is van oordeel, dat Paulus hier een ervaringsuitspraak doet. De apostel zou niet spreken over het wezen van Christus of de betrekking tussen Christus en de Geest, maar onder woorden willen brengen, hoe mensen Christus als Geest ervaren. De uitspraak zou dan een existentiële uitspraak zijn. Hermann gebruikt dan het beeld van de zon en haar stralen. Zoals de mens de warmste van de zonnestralen waarneemt en weet: Dat is de zon, zo ervaart hij de Here Christus in de stralingsmacht van de Geest. De levendmakende Geest wordt voor de ervaring van de gelovigen dus geïdentificeerd met Christus, de Here.

Ongetwijfeld is dit een boeiende verklaring. Zij heeft voor, dat Christus en de Geest hier zeer nauw verbonden worden. Toch is zij niet houdbaar. Terecht stelt Versteeg de vraag: 'Wordt hier niet meer van een denkstruktuur van onze eeuw dan een paulinische denkstruktuur gesproken? ' (blz. 310). Het gaat Paulus immers om de twee bedieningen, om de heilshistorische relatie tussen oud en nieuw verbond.

Daar komt nog bij dat Hermann in zijn verklaring er van uitgaat, dat Paulus niet zou weten van de Geest als persoon. Nu is het waar, dat de apostel inderdaad niet spreekt van een van God en Christus gescheiden Geest. Maar scheiding is wat anders dan onderscheiding. En er zijn allerlei teksten uit de brieven van Paulus die erop wijzen, dat de apostel wel degelijk weet van de Geest als persoon. Denkt u alleen maar aan Rom. 8 : 26, waar gezegd wordt dat de Geest de zwakheid van. de gelovigen te hulp komt door voor hen te pleiten. Of aan 1 Cor. 12 : 4—11 waar gesproken wordt over de gaven die de Geest toedeelt. In 1 Cor. 2 : 10 schrijft de apostel dat de Geest alle dingen doorzoekt, zelfs de diepten Gods. Te noemen valt ook de apostolische zegenbede, 2 Cor. 13 : 13. De gedachte van Hermann als zou Paulus niet weten van de Geest in persoonlijke zin — een gedachte die aan de uitleg van deze exegeet ten grondslag ligt — moeten we dus afwijzen.

Daarom kunnen we ook niet meegaan met Berkhof, die 2 Cor. 3 : 17a zo uitlegt dat Christus en de Geest identiek zijn, in deze zin dat de Geest de handelende Christus is. Wel erkent Berkhof, gezien de teksten als Joh. 14 : 16 en Openb. 22 : 17, dat de opgestane Here boven zijn eigen functie als levendmakende Geest uitgaat, maar ook aan zijn verklaring ligt de opvatting ten grondslag, dat van een persoonlijk bestaan en werken van de Geest, onderscheiden van dat van Christus, niet gesproken kan worden. De Geest moet z.i. gezien worden als functie van de verheerlijkte Christus. Versteeg wijst dit af. Hij schrijft op blz. 320: Wanneer met name in Op. 22 : 17 de Geest met de kerk tot de verheerlijkte Christus bidt: Kom! is toch niet over de Geest als een 'functie' van Christus te spreken. Het is toch niet denkbaar, dat een 'functie' van Christus bidt tot Christus.’

Een eenheid met betrekking tot het nieuwe verbond

Op blz. 322vv. geeft de auteur dan zijn eigen exegese van 2 Cor. 3 : 17. We kunnen, zo schrijft hij, in elk geval het volgende concluderen: vers 17a is een nadere verklaring van de uitspraak in vers 16, het wegnemen van de bedekking, wanneer iemand zich tot Christus bekeert. Het woord 'Here' is onderwerp van de zin, en is christologisch te verstaan. Het woord 'Geest' heeft in vers 17 dezelfde betekenis als in de verzen 3, 6 en 8, nl. als aanduiding van de Geest van God. Voorts moeten we bij de verklaring van vers 17a inderdaad letten op de betekenis van vers 6. Daar spreekt Paulus over het nieuwe verbond, dat bepaald wordt door de Geest. In tegenstelling tot het oude verbond, dat bepaald wordt door de letter, en door Mozes.

Tegelijk laat vers 16 zien, dat het nieuwe verbond gerealiseerd is in de opgestane en verhoogde Christus. We kunnen nooit van het nieuwe verbond spreken buiten Hem om. Alleen, wie zich tot Hem keert, deelt in Gods heil. Nu verstaan we waarom Paulus kan zeggen: De Here nu is de Geest. Ook hier gaat het om een eschatologische eenheid, dat wil zeggen een eenheid met betrekking tot het door de profeten aangekondigde en in de volheid des tijds gerealiseerde nieuwe verbond. Het ligt verankerd in de Here Christus, en in dat verbond is slechts te delen door het levendmakend werk van de Geest. 'Wie in het nieuwe verbond te maken krijgt met de Kurios als degene, in wie het nieuwe verbond gerealiseerd is, krijgt tegelijk te maken met de Geest die door zijn levendmakend werk in het nieuwe verbond doet delen. Omgekeerd, wie in het nieuwe verbond te maken krijgt met de Geest, als degene, die door zijn levendmakend werk in het nieuwe verbond doet delen, krijgt tegelijk te maken met de Kurios, in wie het nieuwe verbond gerealiseerd is' (blz. 324). Terwijl Mozes en de letter karakteristiek zijn voor het oude verbond, zijn de Here en de Geest dat voor het nieuwe verbond. Paulus denkt dus allerminst aan een versmelting van Christus en de Geest, aan een identificatie van beiden, maar aan eenheid met betrekking tot Gods heilshandelen binnen het kader van het nieuwe verbond. Terwijl de tegenstanders van Paulus een regelrecht verband legden tussen de wet en de Geest, en daardoor tekort deden aan de betekenis van Christus, als de verhoogde Here, wijst Paulus dit wetticisme af, door de Geest te binden aan Christus als de Here. Er loopt geen lijn naar de Geest via de wet. De Geest die leven schept, is nergens anders te vinden als bij de Kurios Christus, schrijft Versteeg in navolging van Matth. Rissi (blz. 326). Want de Geest is de gave van het nieuwe verbond, dat verankerd ligt in Christus' kruis en opstanding. Nu begrijpen we ook, waarom Paulus er in een adem aan toe kan voegen, dat waar de Geest des Heren is, vrijheid is. De Geest bevrijdt immers van de wet als dodende letter, door de wet in het hart te schrijven. Daarom kan Paulus optreden met volle vrijmoedigheid (vs. 12) en daarom hebben de gelovigen in het nieuwe verbond uitzicht: Wij veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Here, die Geest is. Evenals in 1 Cor. 15 : 45 treffen we in 2 Cor. 3 : 18 een zinspeling aan op Genesis 1. De nieuwtestamentische gemeente wordt veranderd naar het beeld van Hem, Die de laatste Adam is. De Geest doet hen steeds rijker delen in de in Christus, gerealiseerde eindtijd. Dat is het uitzicht: Van heerlijkheid tot heerlijkheid.

Enkele vragen

Wij breken hier de bespreking van deze diepborende studie af, Veel moest onbesproken blijven. Maar wat aan de orde kwam, moge u een indruk geven van het grote belang van dit proefschrift. Het is geen gemakkelijke stof. En stellig is over de uitleg van allerlei teksten die op de verhouding tussen Christus en de Geest slaan, niet het laatste woord gezegd. Maar wat duidelijk naar voren komt is dit: De Geest als de Geest van God is onderscheiden van Christus en tegelijk met Hem verbonden. Hij realiseert het werk van Christus. De verlossing is geheel Gods werk.

Er blijven uiteraard vragen over. Zo meen ik, dat de auteur wat al te stellig spreekt over de aard van Paulus' tegenstanders. Met name de verbinding van 2 Cor. en Hand. 7, hoe boeiend ook, roept toch nog wel vragen op. De door Versteeg voorgestane verklaring is een wellicht zeer aannemelijke veronderstelling, maar verder kunnen we niet gaan.

Terecht is ook gezegd, dat het trinitarisch karakter te weinig tot zijn recht komt. De auteur zal wellicht zeggen: Dat was de bedoeling niet. Het ging om het specifieke verband tussen de opgestane Christus en de Geest. Echter, ik meen dat we juist Christus' opstanding niet kunnen isoleren van het werk van de Vader. In Rom. 8:11, een van de teksten die uitvoerig besproken worden, is immers sprake van de Geest van Hem, Die Jezus uit de doden heeft opgewekt. En in de verzen 14—17, waar Paulus de lijnen doortrekt naar de eschatologische heerlijkheid, is met nadruk sprake van het Vaderschap Gods.

In dit verband is er nog iets waar we even op willen wijzen. Prof. Versteeg beziet de relatie tussen Christus en de Geest eschatologisch bepaald. Dat betekent dat de heilshistorie alle accent krijgt. Versteeg sluit hier nauw aan bij H. N. Ridderbos.

Maar juist een heilshistorische benadering roept de vraag naar de heilsorde op. Het ene eschaton, zegt Versteeg is in de opstanding van Christus gerealiseerd en wordt door de Geest gerealiseerd. Er is dus een spanning tussen 'zijn' en 'worden'. De heilsordelijke vraag, hoe de Geest het eschaton realiseert in de harten der gelovigen, is m.i. ook vanuit de brieven van Paulus legitiem. Maar deze vraag krijgt te weinig aandacht in deze dissertatie. De lezer blijft aan het eind van dit boek toch met de vraag zitten: Heeft naast de eschatologisch-heilshistorische benadering een meer existentieel-gerichte benadering waarin de heilsordelijke vragen van de persoonlijke toeëigening aandacht krijgen, niet mede recht van bestaan? Loopt een eenzijdig heilshistorische benadering, niet gevaar te vervallen in een objectivisme, dat aan de diepte en de warmte van het paulinisch getuigenis geen recht doet? Juist de gereformeerde theologie is er m.i. bij gebaat wanneer de verhouding heilshistorie-heilsorde op een evenwichtige wijze behandeld wordt, zodat het een niet geaccentueerd wordt ten koste van het ander.

Maar met deze vragen te stellen, besef ik tegelijk dat ik de auteur wellicht overvraag. De breed-opgezette studie is toch al omvangrijk genoeg. En de exegeet heeft naast de dogmaticus een eigen aanpak. De dissertatie van prof. Versteeg is primair een uitlegkundige studie. Dat geeft ook een zekere beperking. De auteur verdient onze grote dank voor de wijze waarop hij de rijkdom van de Schrift heeft opengelegd. Het is mij een vreugde geweest dit boek te lezen en te bestuderen. Het is me een evengrote vreugde geweest het in deze artikelen bij u in te leiden.

De prediking is immers gebaat bij een goede exegese. Dat geldt elke tijd. Maar met name de onze, nu de theologische markt overstroomd wordt door allerlei, zeer spitsvondige en zeer geleerde publicaties, waarin vaak ternauwernood meer gevraagd wordt: Wat zegt de Schrift zelf. Wie zich aan de hand van dit boek de weg laat wijzen in het geheel van de Schrift en met name de brieven van Paulus, ontdekt allerlei vergezichten. Vergezichten die ons de grootheid en de schoonheid van Gods verlossingswerk tonen. De exegeet mag zo de prediker helpen in het verstaan van de Schriften. En de prediking uit en naar de Schriften moge de gemeente leiden tot aanbidding om het grote werk der verlossing van de Drieënige God: Ere zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1972

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Christus en de Geest VI

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1972

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's