Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk en het Schriftgezag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk en het Schriftgezag

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door onze opmerkingen van de vorige keer zijn we nog maar een enkele stap verder gekomen in ons onderzoek van artikel 5 der Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar wel een beslissende stap. We zijn nl. weer opnieuw met alle kracht teruggeworpen op de Schrift zelf. De Bijbel bewijst haar geloofwaardigheid zelf. Er is geen instantie buiten de Schrift om, die de Bijbel gezag en aanzien geeft en daarmee betrouwbaar maakt. Maar nu komt toch ook onmiddellijk de vraag op, hoe het dan komt, dat sommigen zich wel onvoorwaardelijk voor de Schrift buigen, terwijl anderen dat te enenmale niet wensen te doen! Als het waar is, wat prof. Haitjema zegt, dat er slechts het objectief getuigenis des Geestes in de Schrift zelf is, dat op de mens afkomt en hem doet vallen, dan blijft toch de vraag, waarom dat kennelijk niet bij ieder het geval is. Hangt het dan toch uitsluitend van onze beslissing af, of wij in de Schrift geloven en of het gezag van de Schrift in ons doorstraalt, ja dan nee? Of is er toch ook nog iets of iemand anders buiten de Schrift en het getuigenis van de Schrift, dat ons zonder reserves voor de waarheid van Gods Woord doet vallen? Met andere woorden; zit er tussen het Getuigenis des Geestes in de Schrift en het gelovig buigen voor de Schrift door de gelovige, niet ook het wederbarend werk van de heilige Geest? Het Getuigenis des Geestes in ons.

Geloven op gezag van de kerk?

Met die vraag gaan we ons nu bezighouden. Maar niet dan nadat wij ons eerst hebben afgevraagd, of het misschien ook de kerk kan zijn, die tussen het getuigenis des Geestes in de Schrift en de gelovige overgave aan de Schrift in staat. Waarom gelooft Gods kind 'zonder enige twijfeling' al wat in de canonieke boeken van de Bijbel begrepen is (artikel 5 N.G.B.). Ons eerste antwoord moet zijn: Omdat de Schrift geloofwaardig is in zichzelf. Ons tweede antwoord is: Omdat de heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat ze van God zijn. Daarover in ons volgend artikel. Maar kan er nu ook inplaats van het tweede of misschien daarnaast (als derde antwoord) gezegd worden: omdat de Kerk het zegt. Wij geloven in de Schrift, omdat de Kerk zegt, dat ze het onfeilbare Woord van God is. En is dat getuigenis van de Kerk genoeg? Dan hebben we dus het getuigenis van de Bijbel plus de onderstreping daarvan door de Kerk en dat zou dan op zichzelf meer dan voldoende zijn om ons te doen buigen onder het gezag van de Schriften. Augustinus heeft eens gezegd: 'Ik zou hef Evangelie niet geloven, wanneer het gezag der Kerk mij daartoe niet bewoog.' Bavinck (Gereform. Dogmatiek, I, 534v.) schrijft: 'Volgens de Rooms-katholieke kerk toch is de Schrift gegeven aan de kerk en wel aan de kerk als instituut en eerst door deze heen aan de gelovigen. De kerk ontvangt, bewaart, autoriseert, verklaart de H. Schrift... Altijd staat de Kerk tussen God en de gelovigen in ...' Het Getuigenis des heiligen •• Geestes, waardoor de Schrift geautoriseerd wordt, is dus volgens Rome blijkbaar alleen aan de Kerk geschonken, aan de 'ecclesia docens' (de geestelijkheid, de paus bovenaan). Wanneer dan ook de 'gelovige' met een 'fides implicita' (een voor waar houden van wat de kerk hem leert), gelooft, dan is het genoeg.

Met het oog daarop en in con/rontatie daarmee belijdt onze geloofsbelijdenis, dat wij zonder enige twijfeling geloven alles, wat God ons in Zijn Woord zegt, niet zozeer omdat de Kerk zegt, dat wij het zo moeten doen.

De K& rk heeft niet het laatste woord

Het laatste woord is niet aan de Kerk. Het gezag van de Schrift kan door de Kerk alleen niet veilig worden gesteld. Geloven op gezag van de Kerk (geestelijke leidslieden) is trouwens op zichzelf nog geen waar geloof. Het is bovendien niet zo (dat zagen we al eerder), dat de Kerk eertijds heeft uitgemaakt, welke boeken in de Bijbel moesten komen en welke niet. De Kerk heeft slechts ontvangen en als canoniek erkend, wat God de heilige Geest al eerder beslag had doen krijgen in de harten der gelovigen.
De Kerk rust dus zelf op de Bijbel. En de Bijbel rust niet op (het gezag van) de Kerk. Dat de Bijbelboeken binnen de kerk gezag hebben, kan nooit een laatste grond zijn voor mijn geloof in de waarheid en betrouwbaarheid van de Schriften. Dan zou dat geloof immers alsnog op mensenmeningen gegrond zijn. En terecht zou men dan het verwijt kunnen laten horen, dat de Bijbel toch maar door mensen is gemaakt en door mensen voor onfeilbaar is verklaard. ledere oprechte gelovige heeft trouwens ook geleerd, wat de Samaritanen (Joh. 4) leerden, die het gerucht over Jezus hoorden van een vrouw, met wie Jezus gesproken had bij de Jakobsbron, maar die straks zeiden: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld' (Joh. 4 : 42).

Met hoeveel overtuigingskracht dan ook het Woord wordt uitgedragen van zondag tot zondag, het geloof der gemeente moet ten laatste niet geworteld zijn in die overtuigingskracht. Wij moeten het niet geloven, omdat deze of gene het met zoveel gezag uitspreekt, maar omdat de levende God Zelf ons daarin tegentreedt.

Het getuigenis des Geestes in de kerk

Het laatste woord is hier niet aan de kerk. Maar dat betekent anderzijds toch ook niet, dat we de kerk rustig kunnen uitschakelen inzake het Schriftgeloof. Dat zou betekenen, dat het ons niets interesseert, wat er ooit door mensen over de Bijbel is gezegd. Het zou betekenen, dat wij het ambtelijk spreken van de Kerk vooral in de prediking, waarin de volmacht van Christus en het gezag der Schriften doorklinkt, voor nul en generlei betekenis houden. Het zou er immers maar op aankomen, dat wij op een allerpersoonlijkste wijze door de heilige Geest onder het gezag van de Schriften gebracht worden.

Maar dan vergeten we toch enkele wezenlijke dingen. Ten eerste, dat vroegere geslachten (de synagoge, de kerk in de loop der eeuwen) door God gebruikt zijn als de bewaarders van de Schrift. Ten tweede, dat inderdaad ook in een schriftuurlijke prediking het gezag van, de heilige Schrift onder de leiding des Geestes en met aandrang des Geestes tot ons komt. Ten derde, dat een ware gelovige zich er altijd over zal verheugen, dat hij niet op zijn eentje voor de Bijbel is gevallen, maar dat hij zich daarin verbonden weet met 'al de heiligen', met de Kerk aller eeuwen. En tenslotte, dat wij het geloof in de Christus der Schriften in het algemeen en naar de orde van Godzelf in de gemeenschap van Gods volk, in de gemeente ontvangen. Wie kan zonder nadeel voor zijn geestelijk leven een regelmatige kerkgang en een 'naarstig horen' van de prediking des Woords veronachtzamen? ! Calvijn herinnert eraan (Institutie, I, 7, 2), dat degenen, die nog niet door de Geest Gods verlicht zijn, eerst door ontzag voor de Kerk ertoe gebracht worden om zich uit de Schrift te laten onderwijzen, teneinde zij uit het Evangelie kunnen leren in Christus te geloven'. In die zin wordt door hem ook de uitspraak van Augustinus verklaard, die zei, dat hij het Evangelie niet zou geloven, wanneer het gezag der kerk hem daartoe niet bewogen had. Zo mag dus ook de kerk dienen in het tot onderwerping brengen van al onze gedachten aan de gehoorzaamheid van Christus in Zijn Woord. De Samaritanen werden ook nog een keer via de vrouw, met wie Jezus gesproken had, in contact gebracht met Jezus.

Niet zozeer ...!

Daarom lezen we in artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: 'En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is; en dat niet zozeer, omdat ze de Kerk aanneemt en voor zodanig houdt, maar inzonderheid ...' Niet zozeer, maar inzonderheid. De Kerk is er niet buiten. Er is het getuigenis des Geestes in de Schrift Zelf. Er is ook het Getuigenis des Geestes in de kerk en in het bijzonder in de ambtelijke bediening van het Woord. Daardoor straalt het gezag van de Schrift uit met een hemelse aandrang op de harten. Maar tenslotte blijft er toch nog één ding over, dat de doorslag geeft en waardoor op een door en door bevindelijke wijze in onze geloofsbelijdenis wordt duidelijk gemaakt, hoe een mens ertoe komt om zich onder het gezag der Schriften te buigen. Dat is het testimonium Spiritui Sancti — het getuigenis van de heilige Geest in onze harten. Een Rooms-katholiek als Hermann mag dan beweren, dat, los van het getuigenis der kerk de Schrift voor hem niet meer gezag heeft dan de fabels van Aesopus, voor ons ligt dat anders. Voor ons is het zo, dat, als op een gegeven ogenblik alle geestelijke leidslieden de Schrift vermoord hadden (zo mogelijk), zij toch nog blijft het onfeilbaar Getuigenis van de genade van een drieënig God, het grootste wonder in de wereld. En dat zij dat dwars tegen alle aanvechting in blijft, dat kan, omdat de heilige Geest in onze harten getuigenis geeft, dat de Schriften van God zijn.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De Kerk en het Schriftgezag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's