Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe lerarenopleiding: een trieste ontwikkeling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe lerarenopleiding: een trieste ontwikkeling

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reeds in diverse artikelen die de afgelopen maanden in dit blad gepubliceerd zijn, is er gesproken over de crisis in het christelijk onderwijs, vooral ook in het christelijk voortgezet onderwijs. Er is gewezen op de noodzaak waakzaam te zijn, want de reformatorische visie — bondig uitgedrukt in de omschrijving 'in de wereld, niet van de wereld' — dreigt in ons voortgezet onderwijs steeds meer verloren te gaan. De secularisatie slaat hard toe, met name ook van binnenuit. Naast vele andere factoren speelt in dit alles het lerarencorps op een school een uiterst belangrijke rol.

Het is mijn bedoeling in dit artikel de aandacht te vestigen op de leraar, en wel in het bijzonder de leraar van de toekomst. Allen die positief christelijk onderwijs wensen, zullen overtuigd zijn van dé belangrijke plaats die de leraar in het schoolleven inneemt. De leraar draagt niet louter kennis over, maar is, ook bezig met vormen en opvoeden van zijn leerlingen, en hier komt nadrukkelijk de levensbeschouwing van de leraar naar voren. Daarbij gaat het om de vraag: Is deze levensvisie gebaseerd op de grondlijnen van de bijbel, op het belijden van de kerk, of niet?

Als we overtuigd zijn van de noodzaak dat in ons voortgezet onderwijs positief christelijke docenten werkzaam zijn, dan zal ook hun opleiding onze aandacht dienen te hebben. Wanneer wij van mening zijn dat de leraren behalve het doorgeven van kennis ook een belangrijke vormende en opvoedende taak hebben in christelijke zin, dan zal het voor ons van grote betekenis zijn dat de aspirant-leraren tijdens hun opleiding op positieve wijze worden voorbereid op dit aspect. Een positief christelijke lerarenopleiding is van eminente betekenis, ja is minstens zo belangrijk als een dito onderwijzersopleiding. Maar ... in dit opzicht ziet de toekomst er weinig rooskleurig uit.

De nieuwe lerarenopleiding

In 1970 is er een nieuw tijdperk ingeluid t.a.v. de opleiding van leraren. In dat jaar zijn enige geheel nieuwe lerarenopleidingen van start gegaan, instituten die opleiden voor bevoegdheden van de derde en de tweede graad, in de toekomst ook voor bevoegdheden van de eerste graad. (Voor niet-onderwijsmensen een korte toelichting. Een bevoegdheid van de 3e graad is enigszins vergelijkbaar met een akte L.O., die noodzakelijk is om thans bijv. op een MAVO-school in een bepaald vak bevoegd les te geven. Een 2e graads bevoegdheid is te vergelijken met een akte M.O.-A, die vereist is voor het lesgeven in brugklassen en de klassen 2 en 3 van HAVO-scholen. Een Ie graads bevoegdheid is vergelijkbaar met een akte M.O.-B, die o.a. vereist is voor het lesgeven in de klassen 4 en 5 van het HAVO en de klassen 2 t.m. 6 van Atheneum en Gymnasium. Een kandidaatsexamen en een doctoraal examen aan een universiteit afgelegd gelden ook respectievelijk als een 2e en Ie graads bevoegdheid.)

Deze nieuwe lerarenopleidingen werden in aug. 1971 met enige instituten uitgebreid, zodat momenteel opleidingen gevestigd zijn in: Groningen, Amsterdam (twee opleidingen: één verbonden aan de Vrije Universiteit en één aan de Gemeentelijke Universiteit), Utrecht en Tilburg. Op 1 aug. '72 komt Arnhem daar nog bij. Verder wordt nog gedacht aan instituten in het westen — Den Haag of Rotterdam — en misschien in het oosten, bijvoorbeeld Zwolle. In totaal dus 7 a 8 instituten, die in de zeer nabije toekomst de enige opleidingsmogelijkheid zullen vormen voor bevoegdheden van de 3e, 2e en Ie graad. Let wel: de enige mogelijkheid, naast de universitaire opleiding voor het kandidaats en het doctoraal! Het is de bedoeling aan deze instituten per 1 aug. '73 of '74 ook met avondopleidingen te beginnen en daardoor gaan allerlei bestaande avondopleidingen voor L.O.-akten — thans veelal als C-cursus aan een Ped. Akademie verbonden — en M.O.-akten onverbiddelijk een snelle dood tegemoet.

Als we de nieuwe lerarenopleidingen, die nu nog het predikaat 'experimenteel' dragen, nader bekijken, vallen vier dingen op.

1. De instituten verzorgen in de eerste plaats dagopleidingen, al komen er in de toekomst avondopleidingen bij. Dit betekent dat de meest voorkomende wijze van studeren voor een 3e, 2e of Ie graads bevoegdheid zal worden: vanaf je 17e of 18e jaar, na het behalen van een Havo-, Atheneum-of Gymnasiumdiploma, een dagopleiding volgen, iets wat voorheen nagenoeg alleen voorkwam bij een universitaire opleiding. Het houdt een grote verandering in: voorheen ging je, als je niet de weg van de universiteit koos, meestal eerst naar een Pedagogische-Akademie tot je 21e of 22e jaar en daarna ging je 's avonds studeren voor een L.O.-of M.O.-akte.

Een, dagstudie voor het leraarsberoep is op zichzelf een verbetering, want nu kan meer aandacht besteed worden aan een bredere vakkennis en didactische scholing.

2. De instituten besteden veel meer aandacht aan de onderwijstaak van de leraar dan vroeger. De aspirant-leraar wordt beter didactisch geschoold. We zullen dit zonder meer positief moeten waarderen en het als een grote verbetering moeten beschouwen. Wèl ben ik overigens van mening dat we in een tijd leven waarin de didactiek in het onderwijs zó centraal komt te staan, dat het levensbeschouwelijk, het opvoedkundige aspect sterk naar de achtergrond geschoven wordt. De didactiek dreigt een Ba-al te worden waarvoor de knie van iedere leerkracht zich moet buigen.

3. De minister van Onderwijs en Wetenschappen heeft de strenge eis gesteld van affiliatie (= nauwe verbinding) tussen lerarenopleiding en universiteit. De universiteit oefent toezicht uit op het te geven onderwijs, de af te nemen examens, enz. Op deze wijze wil de regering niveauverbetering bereiken en garantie verkrijgen voor de kwaliteit van de opleiding.

Op zichzelf staande instituten zijn hierdoor pertinent onmogelijk. De stichtingsmogelijkheden zijn door de genoemde affiliatie uiterst beperkt geworden. We kunnen dit als een soort doodsteek beschouwen voor de pogingen van allen die op principiële gronden een eigen lerarenopleiding willen stichten. Ik vraag me af of hier niet sprake is van een doodsteek voor de vrijheid van onderwijs, een doodsteek die vernuftig was gecamoufleerd.

4. De instituten zijn alle neutraal, met uitzondering van de lerarenopleiding verbonden aan de Vrije Universiteit. De lerenopleiding te Tilburg, aanvankelijk als R.-K. instituut opgezet, heeft het predikaat 'rooms-katholiek' geschrapt of is bezig de laatste stappen daartoe te ondernemen. In totaal dus slechts één christelijke opleiding voor leraren!

Een trieste ontwikkeling

Hoeveel waardering ik ook op kan brengen voor de betere beroepsvorming die in de nieuwe lerarenopleiding plaatsvindt, toch beschouw ik de gehele opzet zoals hierboven omschreven als een grote verarming in confessioneel opzicht. Er is m.i. sprake van een aanzienlijk terreinverlies. De nieuwe lerarenopleiding is een nieuw symptoom van de deconfessionalisering die op zoveel terreinen in de Nederlandse samenleving te bespeuren is. Het christendom is op zijn retour: daarom maar één christelijk opleidingsinstituut naast 6 a 7 neutrale! Als je onderwijzer (es) wilt worden zijn er diverse mogelijkheden om een christelijke Ped. Akademie te kiezen, maar als je de nieuwe lerarenopleiding wilt gaan volgen is er maar één mogelijkheid: Amsterdam. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de koers die dat ene christelijke instituut te Amsterdam denkt te gaan varen. Komt de gereformeerde gezindte daar aan bod?

Vroeger, zoals ik al heb gezegd, volgden velen eerst de onderwijzersopleiding op een christelijke Ped. Akademie tot het 21e a 22e jaar en dan pas begon de studie voor een akte. In de nieuwe situatie zal in de meeste gevallen ook voor ónze jongens en meisjes het onderwijs in christelijke zin ophouden als ze 17 a 18 jaar zijn. Als ze een Havo-, Atheneum-of Gymnasiumdiploma hebben en ze willen leraar worden, moeten ze rechtstreeks naar een neutraal instituut om opgeleid te worden voor het beroep van leraar bij het . .. christelijk onderwijs! Juist op een leeftijd dat ze zo sterk beïnvloedbaar zijn — van 17 tot plm. 22 jaar — krijgen ze een neutrale opleiding voor een beroep waarbij een positief christelijke instelling zo belangrijk is. Wat houdt dit 'neutraal' trouwens in?

Natuurlijk is er de mogelijkheid om de lerarenopleiding verbonden aan de VU te gaan volgen. Hier plaats ik echter twee kanttekeningen bij.

Ten eerste: ik zie niet direct veel aspirant-leraren uit het noorden, oosten en zuiden van ons land helemaal naar Amsterdam gaan. Je wilt als ouders, als het enigszins mogelijk is, je kinderen toch in de buurt houden? Bovendien zouden lang niet alle studenten van christelijken huize in Amsterdam terecht kunnen.

Ten tweede: welke inhoud gaat het woord 'christelijk' krijgen in deze opleiding? We kennen allen — en betreuren — de ontwikkeling die de VU heeft meegemaakt, een ontwikkeling steeds meer verwijderd van de calvinistische beginselen. Dat geeft niet zoveel hoop voor het christelijk gehalte van de lerarenopleiding die aan de VU verbonden is.

Ik heb een artikel voor mij liggen, geschreven door G. H. Voortman in 'Inkom', het blad van de Besturenraad Protestants Christelijk Onderwijs. Voortman pleit hierin met veel gloed en verve voor een prot.-chr. lerarenopleiding, die inmiddels gerealiseerd is aan de VU. In ditzelfde artikel komt deze zin voor die ik letterlijk overneem: 'Wel houdt dit in, dat in de opleiding, veel meer dan voorheen, verschillen in opvatting tot uiting zullen komen.' Wat houden deze 'verschillen in opvatting’ in? Een marge van links-radicaal tot goed orthodox?

Het is dacht ik duidelijk dat het prot. chr. onderwijs in zijn geheel er m.b.t. de nieuwe lerarenopleiding bekaaid is afgekomen. Het is een betreurenswaardige zaak dat met name de opleiding voor de 3e graads bevoegdheid niet als dagopleiding aan de Ped. Akademies is gekoppeld. De avondopleidingen, die reeds aan deze akademies verbonden zijn, hadden omgezet kunnen worden in geheel nieuw opgezette dagcursussen, waarin niet alleen rekening gehouden zou worden met de nieuwe didactische eisen, maar waarin ook het levensbeschouwelijk bestanddeel een plaats gekregen zou hebben. Nu is er in confessioneel opzicht sprake van terreinverlies.

De nieuwe lerarenopleiding past geheel in de strategie van de regering: grote, liefst neutrale instituten, die goed bestuurbaar zijn en in financieel opzicht relatief goedkoop. De levensbeschouwing past niet in die opzet, want deze heeft financiële konsekwenties.

In onderwijskringen begint men wel wakker te worden. Zo heeft G. Bramer, voorzitter van de Bond voor Chr. Beroepsonderwijs, onlangs op de jaarvergadering van deze bond gewezen op het groot belang van voldoende christelijke instituten voor de lerarenopleiding. Het hebben van maar één van de 7 a 8 instituten achtte hij te weinig en hij pleitte voor minstens een tweede prot .-chr. instituut. Ook sommige kamerleden zien de noodzaak daarvan in en er zal, zo heeft een kamerlid mij meegedeeld, van deze zijde bij de regering gepleit worden voor een tweede prot.-chr. instituut. Dit tweede prot.-chr. instituut zal dan wel weer gelieerd (= verbonden) moeten worden aan de VU. Zal dit pleiten succesvol zijn?

De gereformeerde gezindte

Het prot.-chr. onderwijs in zijn geheel is er bekaaid afgekomen, schreef ik hierbo­ven. Dit geldt in nog veel sterkere mate voor de gereformeerde gezindte. Waar moeten de a.s. leraren uit deze groep opgeleid worden?

Het is uiterst moeilijk een oplossing te creëren. Het ideaal zou zijn een eigen instituut, waar gedoceerd wordt door docenten uit onze eigen kringen en waar een sfeer, een leefklimaat heerst dat aansluit bij onze levensovertuiging. Maar ... dat is praktisch onmogelijk. Onverbiddelijk is de eis van de minister: affiliatie tussen instituut en een universiteit. In het bovenstaande heb ik deze eis een doodsteek genoemd. We zouden eerst een eigen universiteit moeten stichten, en dat is een onmogelijkheid.

Persoonlijk zou ik ervoor willen pleiten om het tweede prot.-chr. instituut, dat misschien niet tot de onmogelijkheden behoort, een signatuur te geven die — althans voor een groot deel — aansluit bij de opvattingen van de geref. gezindte, ook al zal er een band moeten zijn met een universiteit. Ik geloof dat we het in deze richting moeten zoeken; een andere mogelijkheid zie ik niet.

Het wordt hoog tijd dat we als geref. gezindte onderlinge verschillen van secundaire aard terzijde schuiven en de strijdbijl begraven. We moeten thans bijzonder op onze hoede zijn en ons kruit niet verschieten tijdens onderlinge schermutselingen. Er zijn momenteel gewichtiger zaken die de aandacht van ons allen vragen; één daarvan is de nieuwe lerarenopleiding. Om een vuist te kunnen maken is een aaneengesloten front nodig.

De bedoeling van dit artikel is de lezersonderwijsmensen, maar vooral ook niet-onderwijsmensen — een beeld te geven van de huidige gevaarlijke situatie èn degenen die slapende zijn wakker te schudden. Misschien is er nog wat te redden.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De nieuwe lerarenopleiding: een trieste ontwikkeling

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's