Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brandende harten II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brandende harten II

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Harten branden van oneindige liefde tot de Heere God, die hen uit louter genade door het bloed van Jezus Christus heeft gekocht en voor goed heeft verlost.

Harten branden van eindeloze liefde voor medemensen, die zonder de reddende kracht van het bloed voor eeuwig zullen verloren gaan. Het smeekt in woord en daad — zoals het ons tegenklinkt in een van de duizend verzen van Charles Wesley:

Jezus, groot in mededogen,
kom gij in ons bevend hart!
Red ons door gena bewogen
uit de bitterheid en smart.

Onvermoeid preken de beide broeders Wesley, die verlossing, die zij zelf hebben gevonden in hun Heiland en Koning. Niets kan hen daarbij meer weerhouden. Zelfs het ongelukkig huwelijk van John Wesley, wiens vrouw wegloopt, terugkomt en na vier jaar weer verdwijnt om nooit meer terug te keren, remt zijn ijver niet. Hij vat dit op als een kastijding van God, die hem daardoor nog minder huiselijk geluk bezig gehouden geheel opeist voor Zijn dienst.

Vooral naar ongelukkigen, de uitgeworpenen van de aarde, gaat zijn liefde uit. Gevangenen en gevallenen horen de blijde boodschap van redding, als zij zich zullen bekeren. Een man, wiens hart in uur en vlam staat voor God, laat het licht ervan schijnen naar alle kanten en de warme gloed er van verwarmt de ongeukkigen, die kleumen van koude en ellende.

Woord en daad gaan hand in hand, leer n leven verkondigen de barmhartigheid an God.

Ook zijn vriend Whitefield zet zich in tot et uiterste.

Het is onvoorstelbaar, wat ook deze gezant van Christus heeft kunnen doen. Heeft mogen doen, zou hij zelf hebben gezegd.

God had hem een stem gegeven, waarmee hij in de open lucht — en dat in een tijd, waarin luidsprekers onbekend waren — een schare tot 30.000 mensen toe wist te ereiken. Zijn wijze van spreken was zo meeslepend, dat er vele verhalen in omoop zijn, hoe hij zijn hoorders mee wist te nemen.

Voor matrozen sprak hij over het gevaar van om te komen zonder de Heere. Hij geruikte het beeld van een dreigende schipbreuk. In korte trekken tekent hij aangrijpend de radeloosheid van de bemanning, die de dood voor ogen ziet. Dan vraagt hij indringend: 'Wat nu, wat nu? ' en weer: 'Wat nu? ' De matrozen, die zich deze toestand maar al te wel kunen indenken en geheel door het verhaal zijn meegesleept, gillen: De grote redingsboot, denk aan de reddingsboot! Dan wijst Whitefield hen op de enige reding, die er is in Christus Jezus. Nooit zal hij in zijn verhaal blijven steken, maar het voert regelrecht naar de Verlosser en zijn verlossende kracht en genade.

Velen, zeer velen komen tot inkeer, tot bekering.

Stromen van zegen vloeien, waar deze mannen Gods boodschap brengen. Dorheid maakt plaats voor warm geloofsleven.

Vorm en dienst verdwijnt en maakt plaats vor bekering, waarin de levende Heere wordt gediend en verheerlijkt. Schijngeleerdheid, die meende het oude boek, dat Bijbel heet, wel te kunnen missen, wordt vervangen door een eerbiedig en heilbegerig lezen van de Schrift, speurend naar woorden, die van heil, van de Heiland spreken.

Voor ontelbaar velen zijn de gebroeders Wesley en Whitefield tot een eeuwige zegen geworden.

God heeft door hen grote dingen gedaan in het Engeland van hun tijd. Hun harten stonden in vlam voor God en het licht straalde naar alle kanten. En velen hebben het gezien en de Heere gedankt.

Het licht schijnt overal

Aanvankelijk hebben zij hun vurige prediking van verlorenheid, verlossing en vernieuwing doen klinken in de kerk. Maar al te spoedig — zoals dit helaas zo vaak is gebeurd — werd dit moeilijker en zelfs onmogelijk gemaakt. Want enerzijds vonden hun woorden warme weerklank, anderzijds wekten zij weerzin, weerstand en vijandschap.

Op de vraag, waaruit dit Voortkwam kunnen wij niet met één antwoord volstaan. Het valt niet te ontkennen, dat jaloersheid een geduchte rol speelde. Afgunstig zag men de overvolle kerken bij de opwekkingspredikers en daartegenover de traagheid en lauwheid van de eigen hoorders. Velen hebben dit niet kunnen verdragen. Voor sommigen kan daarbij gekomen zijn het besef, dat deze mensen verkondigden, wat zij zelf hadden moeten brengen. De aandacht voor de opwekkingsprediking was een aanklacht tegen de andere predikers.

Maar ook de verschijnselen, die zich in sommige diensten voordeden, wekten onrust en afkeer. Evenals we dit in alle tijden vinden, gingen deze opwekkingsdiensten wel eens gepaard met onbeheerste taferelen. Luide jammerkreten, ongeremde huilbuien klonken onder de statige gewelven van de kerk. Door diepe ontroering aangegrepen kregen mensen soms toevallen en anderen vielen als dood voor de voeten van de prediker neer. Wesley zelf vertelt, dat het eens voorkwam, dat de roep van de hoorders om rechtvaardiging zo luid werd, dat zijn eigen stem bijna niet meer gehoord kon worden. Zelf stond Wesley daar wel nuchter tegenover, al wordt ook verteld, dat hij kinderen eens zo bang maakte voor het oordeel, dat de kleinen erbarmelijk begonnen te huilen. Al te gemakkelijk werd dit dan meteen gehouden voor een werking van de Geest van God.

Het lijkt mij ook niet onmogelijk en zelfs waarschijnlijk, dat er vrees ontstond voor déze prediking, die heilzaam was, maar — zoals we later zullen zien —sterk eenzijdig. Voorzichtige predikanten zullen gevreesd hebben voor een verschraling van de bijbelse boodschap. Al had hen dit nooit mogen verleiden tot de maatregelen, die genomen zijn.

Whitefield werd uitgemaakt voor een geestelijke zakkenroller.

Waar zij gepredikt hadden werden hun zo snel mogelijk de kerken ontzegd. Maar de vurige gezangen van Christus laten zich niet weerhouden.

Whitefield begint in de open lucht te preken. Zijn vriend Wesley heeft nog wel bezwaren, hij denkt meer kerkelijk dan de ander. Maar ten slotte bezwijkt hij voor het argument, dat de Heere hen heeft gezonden om aan armen het evangelie te verkondigen. Zo kan hij later zeggen, dat hij de hele wereld als zijn parochie ziet. Zo ontstaat een nieuwe kerk, nieuwe kerken, de kerk van de methodisten. Naast onderlinge verschillen vertonen zij een grote overeenkomst in hun manier van prediking, hun wijze van werken.

In het buitenland vinden we grote en bloeiende methodisten kerken. Vooral in Engeland en Amerika.

In ons land bestaat schijnbaar geen methodistenkerk, althans niet van deze naam, maar in het Leger des Heils, de vrije evangelische gemeenten vinden we er veel van terug. Evenals in allerlei opwekkingsbewegingen van onze tijd.

Professor Bavinck sr. spreekt ervan dat de invloed van het methodisme bijna voor geen overschatting vatbaar is. Het heeft zijn stempel gedrukt op de nieuwere tijd. Hoewel hij ernstige bezwaren heeft erkent hij toch in zijn grote eerlijkheid: Wij hebben veel bezwaren tegen de methodisten, maar toen ik hun gebedssamenkomsten bijwoonde, dacht ik, toch: Wij kunnen nog veel goeds van hen overnemen.

En wat zij gedaan hebben aan evangelisatie, lektuurverspreiding, zorg voor misdeelden en ontspoorden is zonder meer, geweldig. Vaak waren zij de stoottroepen van de Christenheid in de strijd tegen zonde, ongeloof en vervlakking. Het 'gaat dan uit in de heggen en steggen', hebben zij gehoord en gedaan.

En doen zij nog. Ons ten voorbeeld.

Ook mag ik zeggen: een voorbeeld, dat nu nagevolgd wordt ook onder ons. Het licht schijne overal.

Alleen maar licht?

Wil dit nu zeggen, dat wij hier alleen maar licht zien en geen schaduw? Is er slechts instemming, bewondering en zijn er geen bezwaren? Ik meen, dat de eerlijkheid gebiedt, dat wij ook onze ernstige en gegronde bezwaren naar voren brengen. Ik doe dit echter op één voorwaarde. Namelijk, dat we onszelf eerst voor Gods aangezicht eerlijk en ernstig onderzoeken, wat ons beweegt om die te noemen. Dus niet uit een zekere jaloersheid, dat zij mensen bereiken, die wij niet eens kunnen benaderen.

Evenmin uit nauwelijks verkapte ergernis, dat zij hebben gedaan, wat wij hebben nagelaten.

Laten we ook waken, dat de gevaren, die wij — ik meen terecht — zien en de bezwaren, die er werkelijk zijn, niet gaan gebruiken om de roep van de Heere tot evangelisatie in onze kerk of in ons hart het zwijgen op te leggen. Als de kerk, als wij zwijgen, zullen de stenen spreken! Dat houdt in, dat onze kritiek zeer ootmoedig zal zijn en tegelijk ook vastberaden, want wij dienen èn de methodisten èn de kerk alleen maar door de triomf van het volle Woord van God in alle Kerken en geloofsgemeenschappen.
Wij noemen hen methodisten.

Deze naam was hun evenals die van 'heilige klub' niet door vrienden gegeven. Door hun bidden, vasten, bijbellezen aan vaste vormen te binden en die regelmaat van werken zich in heel hun leven openbaarde, kregen zij deze naam, mensen van een bepaalde methode. Mensen, die slaafs van alles een methode maakten! Maar Wesley en de zijnen namen deze scheldnaam over: Zij wilden niets liever en niets anders dan naar de methode van de Schrift leven.

Een naam, die later te meer bij hen paste, als wij zien naar de methode van hun bekeringswerk.

Aangedrongen wordt op een kort hevig berouw, diep berouw en een krachtdadige bekering. Zoals Wesley zijn bekeringsuur en de plaats van zijn bekering kon noemen, meende men en meent men nog vaak, dat ieder mens dit moet kunnen doen.

Zonder twijfel zijn er mensen, die dit gegeven is. U denkt met mij aan de bekering van Saulus op de weg naar Damascus. Een bekering, die hij vertellen kan en ook meermalen verteld heeft. Er zijn mensen, die als Johannes — Johannes 1 : 40 — hun 'tiende ure' kennen. Maar mag men dit van allen eisen en is men alleen maar bekeerd als men zijn weg met dag en uur kan vertellen. De Bijbel spreekt een andere taal en noemt naast Paulus ook Timotheüs, zijn geliefd kind in het geloof. Naast Jacob, die Bethel en Pniël kent, ook Izaak. De Heere heeft niet één weg, waarlangs hij zijn kinderen leidt om tot het heil te komen, maar vele. Al leiden al de verschillende wegen van de Heilige Geest tot Hem, die de Weg is, de enige Weg.

Maar wij doen aan de rijke verscheidenheid van het heilswerk te kort door te stellen, dat alle mensen op dezelfde wijze betrokken worden.

Het tweede bezwaar is, dat men bij de methodisten van alle tijden meestal uitgaat van de vrije wil, althans van de mogelijkheid, dat een mens zelf ten goede kan kiezen. Hier lag tenslotte het breekpunt tussen Wesley en Whitefield. De laatste geloofde en leerde de uitverkiezing, die Wesley bepaald verwierp. Diens verlangen om de mens voor de volle verantwoordelijkheid te plaatsen deed hem hier ontsporen. En zijn meeste volgelingen tot nu toe gaan in dit zelfde onschriftuurlijke spoor. De zondaar blijft verantwoordelijk, dat is zonder meer waar.

Maar ook is het waar, dat wij uit onszelf dood zijn in de misdaden en zonden. Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.

Misschien hangt dit ook wel samen met hun vrees om door al te diepzinnige dingen de aandacht af te leiden van Gods roep tot bekering. Een gevaar, dat niemand van ons zal ontkennen. Vandaar dat uit deze kring het woord stamt, dat we het hele evangelie op een stuiver kunnen schrijven.

Meteen geven wij toe, dat we bij een stervende geen verhandeling kunnen houden, maar de kern van Gods Woord in enkele woorden trachten te zeggen. Maar wij hebben een rijke en milde God, die ons in Zijn Woord veel heeft willen openbaren. En ootmoedig en dankbaar mag het geloof zich daarin verdiepen met iets van de vreugde van de dichter van psalm 119, die niet uitgedacht komt over alles wat de heilige onderwijzing hem leert.

Doen wij dit niet, dan krijgen we een verschraling van het evangelie.

En om nog één ding te noemen: bij Wesley en bij sommige van zijn volgelingen van iedere tijd vinden wij de leer van de mogelijkheid van zondeloosheid van Gods kinderen. Hun nadruk op de heiligmaking mag ons uit het hart zijn gegrepen, maar dat een mens nu al zondeloos kan zijn, berust op misverstand van de Schrift en toont een gebrek aan zelfkennis. Zonder de roep tot heiliging ook maar één ogenblik te verwaarlozen is de rijkdom van ons, ook na ontvangen genade, dat God de goddeloze rechtvaardigt en dat de Heere Jezus Christus ons is gegeven tot rechtvaardiging, en tot heiliging en zo tot een volkomen verlossing.

Rijk is, dat Wesley daar ten slotte toch eindigt. Als hij als man van 88 jaar op zijn sterfbed ligt, zegt hij meermalen, dat hij de grootste der zondaren is èn dat wij vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Christus. Daar vindt een arme zondaar een rijke Christus.

Voor die Christus hadden hun harten gebrand met een hoge en heerlijke vlam. Zoals de dichter Charles Wesley biddend heeft beleden:

Roep in heerlijkheid de zielen, steeds tot hoger heerlijkheid, stijgende tot waar zij knielen in aanbidding, gans bereid.

 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Brandende harten II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's