Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het huwelijk in bijbels licht 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het huwelijk in bijbels licht 1

In gesprek met het gezin

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Viervoudige staat'

De bekende Schotse predikant Thomas Boston (1676—1732) schreef indertijd een werk getiteld: 'Des mensen natuur in deszelfs viervoudigen staat', verdeeld in vier afdelingen:

1. De staat van onschuld of eerste oprechtheid;

2. De staat der natuur of de staat der algehele bederving;

3. De staat van genade of begonnen herstelling;

4. De eeuwige staat of staat van volkomen gelukzaligheid of (volkomen) ellende.

Zoals u zult begrijpen behandelde hij daarin achtereenvolgens de mens, zoals hij door de zonde verworden is; de mens zoals hij in Christus wordt hersteld en tenslotte de mens in het eeuwige leven of in het eeuwige verderf.

Door Nederlandse theologen is deze viervoudige staat van de mens wel eens beknopt en aanschouwelijk weergegeven als:

1. De mens geschapen;

2. De mens wanschapen;

3. De mens herschapen;

4. De mens volschapen.

Zo kunnen wij ook het huwelijk zien en zo willen wij ook trachten de verschillende kanten van het huwelijk te bezien. Ik erken, dat het geen mooi Nederlands is, maar het is zo scherp en duidelijk geformuleerd, dat ik deze onderscheiding hier overneem. We gaan dus ook het huwelijk bezien in 'deszelfs viervoudige staat'. Dus:

1. Het huwelijk geschapen;
2. Het huwelijk wanschapen;
3. Het huwelijk herschapen;
4. Het huwelijk voischapen.

I Het huwelijk geschapen

'Het is niet goed'

De zuivere grondlijnen van het huwelijk worden ons gegeven in Genesis 1 en 2.

U weet het, in Genesis 1 wordt ons meegedeeld het scheppend handelen van God in de beginne. Als een refrein loopt door dat hoofdstuk heen de mededeling, dat God al het geschapene zag, dat het goed was. Maar dan lezen wij in hoofdstuk 2 ineens, dat God toch ook een keer heeft gesproken: 'Het is niet goed'. In Genesis 1 is ons de schepping in grote lijnen verteld, in Genesis 2 worden ons verschillende onderdelen der schepping wat nauwkeuriger meegedeeld. Terwijl God de vissen door het woord Zijner almacht uit het water te voorschijn riep en de dieren des velds uit de aarde, heeft God Adam geformeerd uit het stof der aarde en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; zo werd hij tot een levende ziel.

Waarom heeft God niet onmiddellijk ook de vrouw naast de man geschapen, maar daarna afzonderlijk uit de man? Blijkbaar is dat vanwege Gods goedheid over ons. De mens, als geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, mag medeweter en medewerker met God zijn. Hij mag bewust de daden van God kennen en doorleven. God heeft blijkbaar gewild, dat Adam Eva zeer bewust als een gave van God zou ontvangen.

Aan de schepping van Eva laat God voorafgaan, dat alle dieren des velds en al het gevogelte des hemels tot Adam gebracht Werden, om te zien hoe hij deze noemen zou. God heeft dat niet gedaan om eens te kijken of Adam dat wel zou kunnen, neen God heeft het hem toevertrouwd. want zoals Adam de dieren noemen zou, dat zou hun naam zijn. God laat het aan Adam over, want hij is daartoe bekwaam. Hieruit blijkt de diepe gaafheid van de mens in de staat der rechtheid. Scheppen kan hij niet, dat is Gods werk, maar Gods schepping kennen en doorzien, dat kan hij wel. Adam zag, doorzag, kende de dieren elk naar hun aard; hij zag de rijkdom van dat geschapen zijn, ook in de onderlinge verbondenheid van mannetje en wijfje.

Maar tijdens dit schone, koninklijke werk wordt Adam zich bewust, dat hij alleen is, want juist in dit verband deelt het Woord ons mede 'maar voor de mens — dus voor zichzelf — vond hij geen hulp, die als tegen hem over was'. Blijkbaar speelt hier het 'Eén alleen is maar verdrietig' al een rol. Wij mogen wel aannemen, dat dit juist Gods bedoeling was. God wilde, dat de mens zich zijn alleenzijn zou bewust worden, om hem zo des te bewuster te verrijken met haar, die een hulp tegenover hem zou zijn.

Dat Adam geen levensgezel, geen hulp tegenover zich kon vinden onder de dieren, is-begrijpelijk, maar dat God ook niet gezegd heeft: 'Adam, gij hebt Mij en daaraan hebt gij genoeg' is wel opmerkelijk. God heeft de mens zo geschapen, dat hij eerst in de twee-eenheid van man en vrouw zijn voltooiing zou vinden. God schonk hem niet alleen in Zichzelf een hulp boven hem, ook niet alleen in de dieren een hulp onder hem, neen hij had nodig en kreeg ook een hulp tegenover zich, een hulp naast zich op gelijk niveau. Zo worden wij mannen op onze plaats gebracht. Van tijd tot tijd willen wij ons erop laten voorstaan, dat wij het hoofd der vrouw zijn enz., maar God leert ons eerst eens dieper kijken. De man is met al zijn kracht zo zwak, dat hij een hulp nodig heeft. Als kind heeft hij zijn moeder nodig; als opgroeiende jongen kan hij zijn moeder nog niet missen; als man kan hij de vrouw niet missen; als vrijgezel heeft hij toch telkens vrouwelijke hulp nodig; als weduwnaar zit hij weer verlegen om een vrouwelijke hulp in de huishouding. Eén alleen is maar arm en daarom heeft God ons geschapen als mannen èn vrouwen; daarom heeft God bovendien het huwelijk ingesteld opdat wij met 'on.? e hulp' tot één wezen, tot één leven zouden worden. In die éénheid vinden wij een rijke levensvervulling. Het is niet goed dat de mens alleen is.

'Uit een rib'

Die tweeëenheid van man en vrouw wordt nog extra beklemtoond doordat God Eva niet evenals Adam vormde uit het stof der aarde, maar hem bouwde uit een rib, die Hij van Adam genomen had.

Over dat woord 'rib' is al heel wat te doen geweest. Men heeft er wel van gemaakt, dat Adam eerst een man-vrouw geweest zou zijn, een tweeslachtig wezen en dat God toen de vrouwelijke geslachtsdelen bij hem zou hebben weggenomen en die delen tot een vrouw gemaakt zou hebben. Rib zou dus eigenlijk betekenen 'de vrouwelijke delen'; die nam God weg!

Andere uitleggers wijzen ons erop, dat het woord, hier weer, gegeven met 'ribbe' elders in de Bijbel steeds betekent 'zijde', b.v. zijde van de ark, Exodus 25 : 12, 14; of: zijde van het altaar, Exodus 27 : 7; of: zijde van de tabernakel. Exodus 26 : 20 enz. en vertalen het woord dan ook liever met 'zijde', dus God nam één van zijn zijden weg en bouwde die tot een vrouw. Maar al is deze vertaling inderdaad mogelijk, niets dwingt ons om de meest gevolgde vertaling te verwerpen en daarom houden wij het maar op 'God nam een van zijn ribben'.

In elk geval is duidelijk, dat Eva genomen is uit de man. Daardoor heeft God ons heel eenvoudig en duidelijk getoond, de diepe eenheid die er is tussen man en vrouw. In het eerste huwelijk werd uit één wezen een tweeheid gemaakt; in ieder volgend huwelijk worden twee mensen weer samengevoegd, weer tot één. Zó is de mens volledig.

Niet uit het hoofd

Luther was niet altijd even nauwkeurig in zijn Schriftuitleg. Luther wist wel eens geestige zijsprongen te maken. Wat hij over dat geschapen zijn uit de rib vertelt wil ik u niet onthouden. Luther wijst de mannen erop, dat zij hun vrouwen moeten liefhebben en niet als een voetveeg gebruiken, want zij is niet uit de voeten geschapen en de vrouwen geeft hij de vermaning, dat zij niet over de man mogen heersen, want zij zijn niet uit het hoofd geschapen! Matthew Henry werkt dit nog verder uit en schrijft: 'De vrouw is gebouwd uit een ribbe uit Adams zijde: niet uit zijn hoofd om hem te overtreffen; niet uit zijn voeten om door hem vertreden te worden; maar uit zijn zijde om zijn gelijke te wezen; onder zijn arm om door hem beschermd te worden en nabij zijn hart om door hem te worden bemind'.

Uitlegkundig is dit natuurlijk gezocht, maar deze 'uitleg' geeft een goed recept van de ware verhouding tussen man en vrouw: elkaar liefhebben als gave Gods, elkaar gegeven om tot één wezen, tot één vlees te worden.

'Tot één vlees'

Dit lezen wij in Genesis 2 : 24: Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen en zij zullen tot één vlees zijn'. Wat betekent dat 'tot één vlees zijn'?

Van Joodse zijde is wel eens de verklaring gegeven, dat dit ziet op de kinderen, die geboren worden. In hun kind worden man en vrouw tot één vlees. Anderen beperken' de uitdrukking 'één vlees zijn' tot de sexuele eenwording van man en vrouw. In deze eenwording worden zij tot één vlees.

De meeste uitleggers zeggen ons, dat wij het daartoe niet mogen beperken. Met 'vlees' wordt in de Heilige Schrift niet de mens bedoeld als sexueel wezen, maar meermalen de mens zonder meer. De mens is vlees. In het gehele huwelijk worden man en vrouw tot een twee-eenheid.

Van deze verklaring moeten wij uitgaan: man en vrouw worden in het huwelijk tot een tweeëenheid; éen van de uitingen van die tweeëenheid is de sexuele eenwording binnen het huwelijk. Alleen binnen die band is die eenwording wettig en in alle opzichten verrijkend.

Uit alles wat de Schrift ons in de eerste hoofdstukken leert is zoveel wel duidelijk: het huwelijk is door God ingesteld in het paradijs, dus in de 'staat der rechtheid'. Het huwelijk is niet om der zonde wil ingesteld, om het kwaad te beteugelen; het huwelijk is niet allereerst ingesteld opdat langs deze weg het nageslacht geboren zou worden, maar opdat Gods schepping voltooid zou worden, anders gezegd: opdat de mens zijn volledigheid zou bereiken. De mens is op gemeenschap aangelegd, op gemeenschap met God en op gemeenschap met medemensen; die gemeenschap met mensen bereikt zijn hoogste vorm in de huwelijksvereniging. Vele rechtzinnige theologen menen, dat dit ook nog onderdeel is van het 'beeld Gods', waarnaar de mens geschapen is. God is geen starre, koele eenheid; God is drieënig. Tot het wezen Gods behoort de liefdes-eenheid tussen Vader, Zoon en Heilige Geest. Deze liefdes-eenheid in God is zo wezenlijk voor God, dat God deze gave, deze afdruk van Zijn wezen, ook in de mens gelegd heeft. Daarom kon Adam zijn beeld-Gods-zijn niet uitleven alleen in de heerschappij over al het geschapene. God is niet alleen Koning, God is ook liefde; daarom schiep God hen naar Zijn beeld als man en vrouw in liefdesgemeenschap. Dit alles staat niet nadrukkelijk in de Bijbel maar het kan ons wel helpen de volheid af te tasten, die in de schepping van man èn vrouw, bedoeld als tweeëenheid in liefde, ons geschonken is.

Het huwelijk behoort dus naar zijn wezen tot de staat der rechtheid; zelfs de opdracht 'vruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigen' behoort tot de paradijsopdracht, zuiver en zondeloos.

Daarom zegt men wel eens, dat het huwelijk met de sabbat behoren tot de paradijsgeschenken, die de mens uit het paradijs heeft meegekregen, of om het dichterlijker te zeggen: 'Toen God de mens uit het paradijs verdreef, heeft hij twee paradijsbloemen meegekregen, de sabbat en het huwelijk.'

Maar de mens werd verdreven als gevallen zondaar. De natuur des mensen, door recht geschapen, was door de zonde 'wanschapen' geworden. Diezelfde verwording bracht de mens helaas ook over op zijn huwelijksleven. Ook het huwelijk is 'wanschapen' geworden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Het huwelijk in bijbels licht 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's